Oecumene in de schaduw van Dordt

In het vorige nummer van Wapenveld kondigden we aan dat wij een ongevraagde bijdrage zouden leveren aan het beraad hoe verder na de Nationale Synode van 11 december jl. Bert de Leede gaf in dat nummer de aftrap, in dit nummer dragen Bart Wallet en Wim Dekker een steentje bij aan de gedachtenvorming rond een vervolg.

De zondag na de Nationale Synode keek ik in de kerk eens om mij heen. Wie van de aanwezigen wist wat er de afgelopen dagen in Dordrecht had plaatsgevonden? Als ze geen christelijke krant of landelijk kerkelijk orgaan hadden gelezen, was die kans niet bijster groot. Maar wat hadden ze daar precies aan gemist? Ging het in Dordrecht wel over de doorsnee kerkganger?

Inmiddels zijn we een aantal maanden verder en kunnen we de balans voorzichtig gaan opmaken. Wat heeft ‘Dordt’ nu eigenlijk opgeleverd? Wat is er terechtgekomen van de nogal hooggestemde toon aan de vooravond van de landelijke ontmoeting van kerken?
Op het eerste gezicht lijkt de Nationale Synode veel weg te hebben van het soort event dat de prominente Duitse theoloog Friedrich Wilhelm Graf onlangs typeerde als een van de belangrijkste trends in het huidige kerkelijke leven. Een steeds grotere rol krijgen massale gebeurtenissen waarbij christenen hun geloof kunnen delen en een ervaring van gezamenlijkheid ondergaan. Spanningen en kritische geluiden worden daarbij uit de weg gegaan. Graf wijst in dat verband op de Duitse Kirchentage en pausbezoeken, en de Nationale Synode lijkt moeiteloos in dit rijtje te passen. Wat er van de gesprekken in Dordt naar buiten kwam was dat er sprake was van herkenning en diep ervaren verbondenheid – wat nu juist een van de doelen was van het hele event.
Grafs kritiek op wat hij met een Duits anglicisme de ‘Eventisierung’ van het kerkelijk leven noemt, lijkt ook op te gaan voor de Nationale Synode. Eenheidsbeleving stond voorop, debat en discussie waren afwezig én – wellicht het belangrijkste – de band met het gewone, alledaagse kerkelijke leven ontbrak. De kloof tussen de Dordtse ervaring van de deelnemers en de kerken waar ze op zondag weer terechtkwamen, was aanzienlijk. Enige vorm van een concreet effect lijkt nu – enkele maanden na ‘Dordt’ – ook niet aan te wijzen. Aanwezigheid op de Nationale Synode verplichtte tot niets. Het was vooral een Erlebnis die men opdeed.

Dordtse schaduwen

Toch is daarmee niet alles gezegd. De Nationale Synode was namelijk met nadruk gepresenteerd als ‘opvolger’ van de befaamde Nationale Synode van Dordrecht, 1618-1619. Hiermee werd de huidige ervaring ingeweven in de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme. Een verwijzing naar de Synode van Dordrecht heeft vaak een gelaagd karakter. Dordrecht staat symbool voor de eenheid in leer die in de ‘Dordtse Leerregels’ werd vastgelegd. Die eenheid werd ook bezegeld in de ordening van het kerkelijke leven via de ‘Dordtse Kerkorde’. Ten slotte resulteerde ‘Dordt’ ook in een nieuwe standaardvertaling van de Bijbel, de Statenvertaling. Met een variatie op Bruce Kayes these voor het Anglicanisme, kan de Synode van Dordrecht beschouwd worden als de lokalisering van het christelijk geloof in de Nederlandse context. ‘Dordrecht’ staat voor de typerende, eigen gestalte die het geloof in Nederland heeft aangenomen.
Tegelijkertijd was het Nederland waarbinnen dat ‘Dordrecht’ gestalte kreeg, in allerlei opzichten een ander land dan het huidige Nederland. Niet voor niets werd de herinnering aan ‘Dordrecht’ in de negentiende eeuw, na het verdwijnen van de Republiek en de scheiding van kerk en staat, een van de meest omstreden lieux de mémoire binnen het Nederlandse protestantisme. Zij die zich verzamelden rond de banier van ‘Dordt’ werden vaak ook gedreven door een verlangen naar een samenleving waarin kerk en staat niet gescheiden waren, maar hand in hand de samenleving onder het beslag van Gods Woord zouden brengen. Zoals de Dordtse synode onder patronaat van de overheid tot stand kwam en de Bijbelvertaling in opdracht van de Staten-Generaal werd uitgevoerd. Achter ‘Dordrecht’ speelde immer het verlangen naar een belangrijke, nationale kerk als partner van de overheid.
Precies die connotatie heeft ook de Nationale Synode 2010 parten gespeeld. Een van de belangrijke doelstellingen van het event was om met één mond richting overheid en samenleving te spreken. Die samenleving, zo werd het voorgesteld, zat te wachten op het geluid van de kerk. Daarom werd een ‘signaaltekst’ opgesteld, die ook qua taal herinnerde aan vroeger tijden, en aan een vertegenwoordiger van de overheid, minister Donner, overhandigd werd. In plaats van nieuw elan leek het eerder een stuiptrekking van de oude ‘Dordtse’ droom van een kerk waarnaar overheid en samenleving luisteren.
De keuze van de organisatoren om naar de Synode van Dordrecht te verwijzen, is binnen de verbrokkelde context van het gereformeerde protestantisme te begrijpen. Voor hen is het een symbool van eenheid, een al lang vervlogen eenheid bovendien. Tegelijkertijd was het echter ook een keuze die meer naar achteren keek, naar het verleden, dan naar de toekomst. De veranderde maatschappelijke context, met een gemarginaliseerde plaats voor christelijke kerken, de opkomst van nieuwe religies en een plurale samenleving, leek nauwelijks verwerkt. Tot een nieuwe lokalisering van het christelijk geloof in de huidige Nederlandse samenleving kwam het daardoor niet.

Groei in de schaduw

En toch ben ik niet pessimistisch over de Hollandse oecumene. Want in de schaduw van de vaak stroeve institutionele landelijke oecumene, of nationale events waarop eenheid wordt gevierd zonder dat het iets hoeft te kosten, gaat het eigenlijk heel goed met de oecumene. Op plaatselijk niveau knispert en zindert het van de oecumenische initiatieven, van herkenning tussen kerken en christenen en wordt er volop gepionierd en geëxperimenteerd met samenwerkingsverbanden.
Een kleine, willekeurige greep uit de lokale praktijk. In Amersfoort is in de nieuwe wijk Vathorst een gezamenlijke PKN/CGK/NGK-gemeente gesticht, in Deventer zijn CGK/GKV/NGK samengegaan, in Amsterdam is een vrijgemaakte predikant voorganger van een christelijke gereformeerde kerk geworden en in Schiedam houden HHK en CGK regelmatig gezamenlijke diensten. In Amsterdam en Den Haag werken inmiddels PKN-, CGK-, NGK- en GKV-gemeenten nauw samen in missionaire verbanden. Zo’n tien jaar geleden waren dat ontwikkelingen waar nog slechts van gedroomd werd.
De groei van de lokale oecumene komt vooral voort uit een toenemende gerichtheid van plaatselijke kerken op de eigen wijk, plaats of stad. Het lijkt in veel gevallen alsof kerken na een lange tijd, waarbij men vooral was gericht op conformiteit aan landelijke denominationele kenmerken, plotseling zich de ogen uitwrijven en zien dat bij veel medeburgers de kerk inmiddels volledig uit beeld is verdwenen. In die heroriëntatie op de lokale context komt men dan al gauw andere kerken tegen, die eenzelfde beweging doormaken. Het resultaat is niet alleen groeiende oecumenische betrokkenheid – die overigens op heel verschillende manieren tot uiting kan komen, niet alleen in gezamenlijke diensten of fusies – maar daardoor ook groeiende diversificatie van stijlen en culturen binnen kerkgenootschappen.
Het is op dit punt dat de spankracht van landelijke kerkgenootschappen wordt getest. Het gevaar is niet denkbeeldig dat de lokale oecumene ten koste gaat van de oecumene met kerken in andere plaatsen, waarmee men in een verband is verenigd. Kerken staan voor de opgave om een gelovig antwoorden op de lokale context en noden tegelijkertijd te blijven verbinden met een wederzijdse trouw en verbondenheid aan elkaar in het gehele lichaam van Christus. Dat is wat katholiciteit betekent. De aartsbisschop van Canterbury, Rowan Williams, drukte het tijdens de Lambeth Conferentie van 2008 kernachtig uit: ‘The entire Church is present in every local church assembled around the Lord’s Table. Yet the local church alone is never the entire Church. We are called to see this not as a circle to be squared but as an invitation to be more and more lovingly engaged with one another.’
Wat voor de lokale kerk valt te zeggen, geldt echter evenzeer voor de verschillende kerkgenootschappen. Zij zijn voluit kerk van Christus, maar ieder op zich is zonder de ander niet de volledige kerk. Evenzo is de kerk niet beperkt tot de nationale grenzen van het Koninkrijk der Nederlanden, maar overal waar God mensen roept uit de duisternis tot zijn wonderbaarlijke licht.

Mixed economy

Het is spannend hoe kerkgenootschappen zullen reageren op de versterkte tendens van plaatselijke kerken om een lokaler profiel aan te nemen en daartoe in oecumene te treden met andere kerken ter plaatse. Het verlies aan landelijke conformiteit kan als uiterst pijnlijk worden ervaren, zoals we momenteel zien binnen de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt. Dat vraagt om wijsheid, geduld en liefde met elkaar.
Het antwoord hierop is niet een independentisme, waarbij plaatselijke kerken het landelijk verband volledig loslaten. Beter is een gezonde dosis ‘denominationalisme’, een accepteren van het bestaan van meerdere verbanden, met zoveel mogelijk open grenzen daartussen. In grote delen van de wereld, Azië, Afrika maar ook de Angelsaksische wereld, is het een gebruikelijk verschijnsel dat predikanten uit een andere denominatie in jouw kerk voorgaan of zelfs beroepen worden. Vaak is er ook sprake van gezamenlijke seminaria en theologiebeoefening. Het lijkt erop dat we in Nederland de eerste aanzetten daartoe ook meemaken.
Landelijke verbanden kunnen om de interne diversiteit te reguleren, terugvallen op wat in de Angelsaksische wereld het model van de mixed economy wordt genoemd. Het is een beleid waarbij meerdere vormen en stijlen naast elkaar worden geaccepteerd binnen de ene kerk. Die zijn geen concurrenten van elkaar, maar vullen elkaar juist op een Bijbelse manier aan. De Church of England heeft de mixed economy theologisch gefundeerd in de klassieke leer van de triniteit (God is een en tegelijkertijd drie personen), de eucharistie (in verscheidenheid ontvangen allen dezelfde tekenen) en de nieuwtestamentische realiteit (naast de ‘oude’ kerk van Jeruzalem werd de nieuwe van Antiochië ontvangen, die eigen vormen mocht hebben).
Het omarmen van de mixed economy zou in de Nederlandse situatie veel kerken (zowel denominaties als plaatselijke gemeenten, overigens) kunnen verlossen van een krampachtig zoeken naar een eenheid in vormen. Zowel de klassieke, traditionele vorm van kerk-zijn als de nieuwe, missionaire en eigentijdse heeft onder het ene kerkelijke dak bestaansrecht en sámen laten ze de katholieke gestalte van de kerk tot uiting komen.

Nationale Synode uit de schaduw

Wat zou een eventueel vervolg op de Nationale Synode tegen deze achtergrond kunnen betekenen? Ik zie daartoe een aantal mogelijkheden.
In de eerste plaats kan de Nationale Synode gaan fungeren als een landelijke katalysator voor lokale samenwerkingsverbanden. Laat het een doorgeefluik zijn van plaatselijke best practices, die anderen kunnen inspireren voor de eigen situatie. Wellicht ligt het ook in het vermogen van zo’n Nationale Synode om mogelijke praktische barrières die er liggen vanuit landelijke kerkstructuren voor plaatselijke toenadering uit de weg te ruimen. Te denken valt daarbij aan regelingen om het gemakkelijker te maken voor predikanten om in andere kerkverbanden te dienen, om gezamenlijk tot het stichten van nieuwe gemeenten te komen of om delen van het gemeenteleven van bestaande gemeenten te bundelen.
In de tweede plaats, en dat lijkt mij de belangrijkste functie, laat de Nationale Synode een platform worden voor fundamentele theologische bezinning om tot een nieuwe lokalisering van het eeuwenoude christelijke geloof in de huidige Nederlandse samenleving te komen. Dat is een bezinning die alle christenen in Nederland gezamenlijk aangaat en waar vervolgens ook gezamenlijk passende besluitvorming kan plaatsvinden. Het hoeft daarbij niet te komen tot nieuwe ‘Dordtse Leerregels’, maar het kan wel leiden tot breed gedragen en gedeelde praktische vertalingen van het Credo die het kerkelijk leven werkelijk kunnen inspireren. Een inspirerend voorbeeld van een soortgelijke gezamenlijke bezinning en beleidsvorming is de nota Fresh expressions of church van de Church of England en de Methodist Church (waarin onder meer de mixed economy verder wordt uitgewerkt). Bij de uitwerking daarvan zijn inmiddels ook de United Reformed Church en de federatie van congregationalistische kerken betrokken.
In de derde plaats, gezag is iets wat je niet afdwingt, maar moet verdienen. Het falen van de ‘signaaltekst’ heeft wel aangetoond dat overheid en samenleving niet zitten te wachten op een Nationale Synode die het – in meerderheid seculiere – volk wel even zal vertellen hoe het allemaal zit. Vanuit een bescheiden positie, in de marge van de samenleving, zal het echter zomaar kunnen gebeuren dat er omgekeerd gevraagd zal worden: waar staan de Nederlandse kerken voor? Dat zal het moment zijn om de woorden van het Evangelie opnieuw te spreken. Ik verwacht dat zo’n vervolg op de Nationale Synode misschien niet alle kerkgangers op een directe manier zal meenemen in de ervaring van eenheid, maar wel uiteindelijk hen zal dienen en zo zal helpen om – hoe gebrekkig ook – met al de heiligen de breedte, lengte, diepte en hoogte te begrijpen van de liefde van Christus die alle kennis te boven gaat (Efeziërs 3:18-19).

Cv

Drs. Bart Wallet is historicus en hebraïcus en hoofdredacteur van Wapenveld.