Is religieus (on)geloof verantwoord?

In hoeverre zijn we zelf verantwals je open-minded bent, eerlijk luistert naar niet-gelovigen en probeert hen te begrijpen, tegelijkertijd blijft doorgaan met het zoeken van God in gebed, Bijbel lezen, deelnemen aan de liturgie en de christelijke gemeenschap, en in dit alles bij de overtuiging boordelijk voor het feit dat we wel of niet in God geloven? De auteur betoogt dat we er niet voor hebben gekozen een geloofsovertuiging te hebben, maar dat we wel degelijk invloed hebben op onze geloofsovertuiging.

Het belang van verantwoorde overtuigingen
We houden elkaar verantwoordelijk voor onze overtuigingen. Toen Anders Breivik in Noorwegen tientallen jongeren vermoordde en dat niet in een opwelling, maar uit overtuiging deed, hielden we hem verantwoordelijk voor die overtuiging. We vinden dat hij beter had moeten weten. En toen Francesco Schettino zijn schip, de Costa Concordia, aan de grond liet lopen, omdat hij niet wist dat zich daar een rots onder water bevond, werd hij verantwoordelijk gehouden: hij had beter kunnen en moeten weten. Dit zijn voorbeelden van internationale allure, maar iets soortgelijks gebeurt in de huiskamer, op school en op ons werk. We houden mensen verantwoordelijk voor hun overtuigingen of juist de afwezigheid daarvan.
            Waarom doen we dit? Omdat we weten dat onze overtuigingen in sterke mate bepalen wat we doen en laten. We doen het ook omdat in heel wat situaties iemand alleen schuldig is voor een handeling als hij schuldig is voor de overtuiging op basis waarvan hij handelde. Stel je voor dat Breivik niet schuldig was voor zijn overtuiging dat het goed was om tientallen jongeren te vermoorden, bijvoorbeeld omdat die overtuiging het gevolg was van een zeldzame hersenafwijking. Hoe zouden we hem dan schuldig kunnen houden voor zijn daad? Natuurlijk, het was een afschuwelijke daad en hij moet hoe dan ook opgesloten worden om dit soort tragedies verder te voorkomen. Maar dat is nog iets anders dan hem verantwoordelijk houden voor wat hij heeft gedaan. Hij is alleen schuldig als hij beter had kunnen en moeten weten.
            Het is dus van cruciaal belang dat we onze overtuigingen op een verantwoorde en niet op een onverantwoorde manier vormen. Maar wat is dat dan, een verantwoorde overtuiging? Wanneer is een overtuiging verantwoord en wanneer niet? In dit artikel wil ik een antwoord geven op deze vraag. Ik zal de vraag toespitsen op religieus geloof. Daarmee bedoel ik geloof dat God bestaat. Natuurlijk is in God geloven meer dan alleen geloven dat God bestaat. Het is ook God liefhebben, je aan Hem toevertrouwen, Hem navolgen. Maar dat alles kan alleen als je gelooft dat God bestaat.[1] En juist van dit geloof wordt vaak gezegd dat het irrationeel, achterlijk, onredelijk of onverantwoord is. Reden genoeg dus om de vraag naar verantwoord geloof op religieus geloof toe te passen.

Geen controle over onze overtuigingen
Vóórdat we een antwoord kunnen geven op de vraag wat een verantwoorde overtuiging is, moeten we echter eerst een belangrijk filosofisch probleem oplossen.[2] Je kunt mij verantwoordelijk houden voor wat ik tegen je zeg en hoe ik het tegen je zeg, want daar heb ik controle over: ik kan ervoor kiezen om te spreken of te zwijgen, ik kan ervoor kiezen om iets op een geïrriteerde manier te zeggen of me in te houden en rustig mijn punt te maken.[3] Ik kan ervoor kiezen om mijn huishoudelijke taken waar te nemen of het huis te laten verslonzen en ik kan ervoor kiezen om in relaties met familie of vrienden te investeren of aan de oppervlakte te blijven. Vanwege de keuzevrijheid die ik hier heb kan ik verantwoordelijk gehouden worden voor deze dingen. Ik heb geen controle over de omloop van de planeet Jupiter of over het verloop van het Midden-Oostenconflict en dat zijn dan ook geen dingen waarvoor ik verantwoordelijk gehouden kan worden. Zodra we een zekere mate van controle hebben, komt verantwoordelijkheid om de hoek kijken en zodra controle afwezig is, verdwijnt onze verantwoordelijkheid. Zodra controle afwezig is, verdwijnt onze verantwoordelijkheid
            Nu is het cruciale punt dat we volgens mij geen controle over onze overtuigingen hebben. Of, met een filosofische vakterm, we hebben geen doxastische controle.[4] Dit strijdt met hoe sommige mensen erover praten, dus enige uitleg is noodzakelijk. Ik heb geen controle over mijn overtuigingen in die zin dat ik er zelden voor kan kiezen om een specifieke overtuiging te hebben. Het gebeurt nooit dat ik ’s ochtends opsta en denk: nou, vandaag ga ik eens dit geloven of vanmiddag ga ik eens die overtuiging vormen. En desgevraagd kan ik ook niet zomaar een specifieke overtuiging vormen. Probeer maar eens tot de overtuiging te komen dat het Romeinse rijk nooit bestaan heeft, of dat Nederland een groter landoppervlak heeft dan Canada, of dat het moreel toelaatbaar is om mensen voor je plezier te martelen. Natuurlijk kun je je in een bepaald onderwerp verdiepen, erover nadenken en zo in de loop van de tijd je een mening ergens over vormen of van mening veranderen. Maar als je eenmaal een mening hebt, dan kun je er niet zomaar voor kiezen een andere opvatting aan te hangen. Natuurlijk zeggen we wel eens dat we ervoor gekozen hebben om dit of dat te geloven, maar wat we dan bedoelen is dat we erover nagedacht hebben en dat de ene optie ons gewoon overtuigender leek dan de andere.
Ik zei echter net dat zodra controle afwezig is, onze verantwoordelijkheid verdwijnt. Moeten we daarom niet concluderen dat we toch niet verantwoordelijk zijn voor onze overtuigingen? Dat zou een groot probleem zijn, want zoals ik door middel van de voorbeelden van Breivik en de Costa Concordia duidelijk maakte, houden we elkaar vaak verantwoordelijk voor onze overtuigingen en is er goede reden om te denken dat we dat terecht doen.

Invloed op overtuigingen
We hebben geen doxastische controle en dus ook geen doxastische verplichtingen. Daarmee bedoel ik dat we geen verplichtingen hebben om een specifieke overtuiging te hebben. Toch kunnen we mijns inziens terecht verantwoordelijk gehouden worden voor onze overtuigingen en wel omdat we er invloed op hebben. We kunnen er niet voor kiezen om dit of dat te geloven, maar we kunnen er wel voor kiezen om dit of dat te doen of te laten, wat vervolgens verschil maakt voor onze overtuigingen, ook al weten we van tevoren niet welk verschil het precies gaat maken.[5] Er zijn volgens mij drie dingen waar we controle over hebben en waarmee we invloed kunnen uitoefenen op onze overtuigingen.
            Ten eerste hebben we controle over de mechanismen die onze overtuigingen produceren. Als ik slecht zie, kan ik het mechanisme dat mijn perceptuele overtuigingen produceert verbeteren door bijvoorbeeld een bril of lenzen aan te schaffen (en te dragen). Als ik die bril vervolgens niet draag, zoals de kapitein van de Costa Concordia, dan kan dat een belangrijk verschil maken voor mijn overtuigingen. Of neem het vermogen om de juistheid van een argument in te schatten. Een cursus argumentatieleer kan het functioneren van zo’n mechanisme verbeteren. Dan produceert het vaker juiste (ware) overtuigingen.
            Ten tweede hebben we controle over onze evidence. Voor zover ik weet hebben we hier helaas geen goed Nederlands woord voor, maar wat ik bedoel is zoiets als: redenen, bewijs, informatie, of input. Dit zijn allemaal dingen die resulteren in overtuigingen. Een minister kan zich bijvoorbeeld verdiepen in een slepende rechtszaak die nationaal aandacht gekregen heeft. Als hij dat doet of laat, zal dat verschil maken voor de overtuigingen van die minister. Of als je met de trein gaat reizen, kun je eerst op www.ns.nl checken of er geen vertraging is. Dat zal in bepaalde gevallen verschil maken voor je overtuigingen.
            Ten derde en ten slotte hebben we invloed op onze overtuigingen door onze controle over onze intellectuele deugden en ondeugden. Hiermee bedoel ik dat je open-minded bent, nauwkeurig, intellectueel flexibel, fair in het evalueren van de overtuigingen van anderen, of juist narrow-minded, slordig, intellectueel star, of dogmatisch in het evalueren van de overtuigingen van anderen.[6] De controle die we hebben over onze intellectuele deugden en ondeugden is er een van de lange termijn. Je kunt niet van de ene op de andere dag open-minded worden. Open-minded word je niet van de ene op de andere dag Toch kun je er wel controle over uitoefenen en wel door keer op keer bij specifieke gelegenheden een bepaalde keuze te maken. Als ik in de krant iets lees wat me niet aanstaat, kan ik stoppen met lezen en het artikel overslaan, of ik kan het uitlezen en proberen de schrijver te begrijpen. Als ik met iemand praat, kan ik meteen met allerlei tegenwerpingen komen, maar ik kan ook luisteren en doorvragen. Als we dat maar vaak genoeg doen, worden we vanzelf steeds meer open-minded. Hiermee wil ik overigens niet zeggen dat het goed is altijd en overal open-minded te zijn; soms is het verstandiger je juist voor iets af te sluiten. Maar dat lijkt me alleen van toepassing in extreme situaties.
            We kunnen dus op ten minste drie manieren invloed uitoefenen op onze overtuigingen. Omdat we controle hebben over onze doxastische mechanismen, onze evidence en onze intellectuele deugden en ondeugden, hebben we invloed op onze overtuigingen en zijn we er verantwoordelijk voor. Laten we verplichtingen om een dergelijke invloed uit te oefenen intellectuele verplichtingen noemen. Dan geloven we op een verantwoorde manier als we in het komen tot een overtuiging geen intellectuele verplichtingen geschonden hebben.

Wat zijn dan onze intellectuele verplichtingen?
Een logische vervolgvraag is wat dan onze intellectuele verplichtingen zijn. We kunnen toch niet meer evidence vergaren over elk van onze overtuigingen? Elke dag vorm ik duizenden overtuigingen en in het verzamelen van evidence zouden er allerlei nieuwe overtuigingen bij komen, waar ik dan ook weer evidence over zou moeten verzamelen. Het is dus onmogelijk meer evidence omtrent elke overtuiging te vergaren. En iets soortgelijks is van toepassing op doxastische mechanismen en intellectuele deugden en ondeugden. Ik kan dag en nacht gaan proberen om meer open-minded te worden, maar er moet ook brood op de plank komen.
            Een paar onderscheidingen zijn hier volgens mij behulpzaam. De eerste is die tussen professionele en niet-professionele verplichtingen. Een rechter heeft een professionele verplichting om zich in een dossier te verdiepen. Deze verplichting heeft hij alleen omdat hij een rechter is die een oordeel dient te vellen in een specifieke zaak. Andere mensen hebben die verplichting niet. Elk beroep en elke gekozen taak komt met bepaalde intellectuele verplichtingen: verplichtingen om dingen te doen of te laten die beïnvloeden wat onze overtuigingen zijn. De kapitein van de Costa Concordia had bijvoorbeeld de verplichting zich grondig in de betreffende zeekaarten te verdiepen, een verplichting die hij geschonden heeft en waardoor zijn onwetendheid schuldig was.
            Interessanter nog is de vraag of er niet-professionele intellectuele verplichtingen zijn, verplichtingen die vrijwel iedereen heeft, ongeacht zijn of haar beroep. Vrijwel iedereen heeft intellectuele verplichtingen Ik denk dat dit inderdaad het geval is; alleen kleine kinderen, psychopaten, alzheimerpatiënten en ernstig gehandicapten zijn een uitzondering. Volgens mij zijn er ten minste twee soorten intellectuele verplichtingen die we allemaal hebben: morele en epistemische intellectuele verplichtingen.
            Laten we eerst kijken naar onze morele intellectuele verplichtingen. Soms is het moreel slecht om bepaalde overtuigingen te hebben en daarom ook moreel slecht om handelingen te verrichten die in die overtuigingen resulteren. Denk bijvoorbeeld eens aan iemand die zijn buurvrouw bespioneert en een dagboek bijhoudt over wie ze wanneer ziet. Het is moreel slecht om al dit soort overtuigingen over je buurvrouw te verwerven (allerlei dingen over haar te weten te komen), want daarmee schend je haar privacy. En omdat het moreel slecht is dit soort overtuigingen te verwerven is het moreel slecht om dingen te doen, zoals haar heimelijk bespieden, die daarin resulteren. Als je je buurvrouw bespiedt, dan schend je dus een morele intellectuele verplichting.
            Epistemische intellectuele verplichtingen hebben niet, zoals morele intellectuele verplichtingen, met goed en kwaad te maken, maar met waarheid of onwaarheid. Maar wanneer hebben we dan precies een epistemische intellectuele verplichting? Het zou zeker te veeleisend zijn om te zeggen dat we zo’n verplichting hebben elke keer wanneer we een onware overtuiging hebben. Want ieder mens heeft wel een paar onware overtuigingen en heel vaak heb je geen enkele reden om te denken dat je overtuigingen onwaar zijn. Je zou dan dus alsnog al je overtuigingen moeten gaan controleren en er meer evidence over moeten vergaren en dat is, zoals ik zei, onmogelijk. Wat we daarom volgens mij moeten zeggen is dat iemand een epistemische intellectuele verplichting heeft wanneer hij meent dat een overtuiging die hij erop nahoudt onwaar of waarschijnlijk onwaar is, of als hij merkt dat hij narrow-minded is, omdat dat de kans op onware overtuigingen aanzienlijk vergroot. Iemand die denkt dat een redenering ongeldig is, maar weet dat hij bijzonder slecht is in argumentatieleer, zal zich meer in dat argument moeten verdiepen of met anderen praten. Als hij dat niet doet en toch bij zijn overtuiging blijft, dan is die overtuiging epistemisch onverantwoord.

Verantwoord (on)geloof
Als we dit alles nu op religieus geloof toepassen, wat is dan het resultaat? Graag wil ik hier vier dingen noemen.
            Ten eerste lijkt voor religieuze overtuigingen te gelden wat voor al onze overtuigingen geldt: we hebben er niet voor gekozen om ze te hebben. Op een gegeven moment ontstaat geloof in God, geloof dat Hij er is, dat Hij ons liefheeft, dat Hij genadig is. Dat is geen keuze. Net zo goed ontstaat bij anderen op een gegeven moment ongeloof of: ze zien God niet langer in de dingen, ervaren Gods aanwezigheid niet en zien geen goede redenen meer om te denken dat Hij er is. Ook dat is geen keuze: het gebeurt op een gegeven moment. Volgens de christelijke traditie is geloof in God een genadegave en dit strookt goed met wat ik betoogd heb: op een bepaalde manier is geloof iets passiefs, iets wat je overkomt. Je hebt er niet voor gekozen.
            Ten tweede hebben mensen echter wel degelijk invloed op hun geloofsovertuigingen. Wat doe je als je, door een bepaalde redenering of een existentiële ervaring, aan het bestaan van God bent gaan twijfelen, dat wil zeggen, er niet langer zeker van bent dat Hij er is of er niet langer zeker van bent dat Hij er niet is? Je kunt dan atheïsten gaan lezen, kerken mijden, gebed mijden, enzovoort. Maar je kunt er ook voor kiezen beide kanten een eerlijke kans te geven. Je neemt argumenten en ervaringen serieus, maar tevens deel je je gedachten en gevoelens met anderen, christenen en niet-christenen, je neemt deel aan de liturgie, je zoekt God in je gebed. In deze dingen hebben we volop keuzevrijheid en of we deze dingen doen of laten zal beïnvloeden wat we geloven. Christenen kunnen dus in normale omstandigheden verantwoordelijk worden gehouden voor hun geloof in God [7] en seculiere mensen kunnen normaal gesproken verantwoordelijk gehouden worden voor het feit dat ze niet in God geloven. (Ik zeg ‘normaal gesproken’, want er zijn uitzonderingsgevallen, zoals gevallen van indoctrinatie en psychiatrische stoornissen.) Geloof is een genadegave, maar dat sluit verantwoordelijkheid niet uit, vanwege de invloed die we er zelf op hebben. [9] Geloof is een genadegave, maar dat sluit eigen verantwoordelijkheid niet uit
            Ten derde, zijn er gelovigen die onverantwoord geloven? We moeten bij het beantwoorden van deze vraag, net als boven, onderscheiden tussen moreel en epistemisch (on)verantwoord geloof. Het lijkt me dat geloof in God vrijwel altijd moreel verantwoord is. Het is niet moreel schadelijk om dingen over God te geloven of te weten te komen. Uit onderzoek blijkt zelfs dat geloof in God veelal gelukkiger maakt en dat mensen die in God geloven meer aan goede doelen geven.[9] Is geloof in God dan in sommige gevallen epistemisch onverantwoord? Ik denk het wel. Er zijn mensen die geloven dat God bestaat, omdat ze zich daar prettig bij voelen of omdat het deel is van hun traditie en die alles wat op het tegendeel wijst mijden. Voor sommigen van hen geldt dat ze hun geloof zouden kwijtraken als ze eerlijk naar niet-gelovigen zouden luisteren en hun eigen opvattingen kritisch zouden bevragen.
Is het geen probleem voor christenen om te erkennen dat er gelovigen zijn wier geloof in God onverantwoord is? Dat lijkt me niet. Ten eerste zijn er evengoed veel niet-gelovigen die niet in God geloven omdat ze narrow-minded zijn en ervoor kiezen zich niet serieus te verdiepen in het christelijk geloof. Dat er mensen zijn die onverantwoord geloven of onverantwoord niet geloven zegt nog niet zoveel over de waarheid of onwaarheid van geloof of ongeloof. Ten tweede, als christen zou ik kanttekeningen plaatsen bij geloof, ook christelijk geloof, dat zo in elkaar zit dat het verdwijnt zodra men open-minded wordt en ook naar het verhaal van niet-gelovigen luistert. Gezond geloof in God is gebaseerd op een persoonlijke relatie met God, op historische getuigenissen die we bijvoorbeeld in de Bijbel aantreffen, op het gemeenschappelijk geloof van de kerk en de deelname aan de liturgie, op het feit dat de dingen op hun plek vallen als we God erkennen als schepper en onderhouder van deze wereld. Zulk geloof heeft een zekere basis en verdwijnt niet zomaar als men open-minded wordt en met niet-gelovigen van gedachten wisselt over geloof in God. Natuurlijk kunnen er persoonlijke ervaringen zijn of argumenten die geloof in God problematiseren, maar als daar niets tegenover staat, dan is het geloof niet veel waard en heb ik geen enkele moeite om in zulke gevallen over onverantwoord geloof te spreken.
            Ten vierde, dit betekent dat algemene beweringen als ‘Geloof in God is onverantwoord’ of ‘Als je niet in God gelooft ben je daar schuldig aan’ onzinnig zijn. We kunnen alleen spreken over het (on)geloof van een specifieke persoon en we kunnen daar alleen zinnige dingen over zeggen als we goed op de hoogte zijn van de keuzes die deze persoon in de loop van zijn of haar leven gemaakt heeft, keuzes waarmee hij of zij invloed uitoefende op zijn of haar geloofsovertuigingen. Als in het publieke debat gezegd wordt dat religieus geloof, of specifiek: christelijk geloof, achterlijk, achterhaald, onredelijk of irrationeel is, en daarmee wordt onverantwoord bedoeld, dan lijkt me dat dus een onzinnige bewering: hierover kunnen geen algemene uitspraken gedaan worden.[10] Wel kunnen we dit zeggen: als je open-minded bent, eerlijk luistert naar niet-gelovigen en probeert hen te begrijpen, tegelijkertijd blijft doorgaan met het zoeken van God in gebed, Bijbel lezen, deelnemen aan de liturgie en de christelijke gemeenschap, en in dit alles bij de overtuiging blijft dat God er is, dan is er niets onverantwoord aan dat geloof – moreel noch epistemisch. Een filosofische analyse van verantwoord geloof, zoals ik die in dit artikel geboden heb, maakt dat duidelijk.

  1. Cf. Hebr. 11:6: ‘Zonder geloof is het onmogelijk God vreugde te geven; wie hem wil naderen moet immers geloven dat hij bestaat, en wie hem zoekt zal door hem worden beloond.’ Voor een verdediging van de these dat geloof in God bepaalde overtuigingen impliceert, zoals de overtuiging dat God bestaat, zie Rik Peels, ‘The Ethics of Belief and Christian Faith as Commitment to Assumptions,’ Religious Studies 46.1 (2010), 97-107.
  2. Dit probleem is helder verwoord en geanalyseerd in het bekende artikel van William P. Alston, ‘The Deontological Conception of Epistemic Justification’, in Epistemic Justification: Essays in the Theory of Knowledge (Ithaca: Cornell University Press, 1989), 115-52.
  3. Ik laat hier de resultaten van neuro-wetenschappelijk onderzoek links liggen; volgens mij zeggen die namelijk niets over vrije wil of keuzevrijheid.
  4. Het woord ‘doxastisch’ is afgeleid van het Griekse woord doxa, hetwelk ‘mening’ of ‘overtuiging’ betekent.
  5. Voor een soortgelijke visie, zie Nikolaj Nottelmann, Blameworthy Belief: A Study in Epistemic Deontologism (Dordrecht: Springer, 2007).
  6. Voor deze intellectuele (on)deugden is juist de laatste twee decennia meer aandacht in de epistemologie. Zie bijvoorbeeld Linda Zagzebski, Virtues of the Mind (Cambridge: Cambridge University Press, 1996). Vreemd genoeg worden deze deugden vooral verbonden aan de kwestie van epistemische rechtvaardiging (als noodzakelijke conditie voor kennis) en niet zozeer aan verantwoord geloof.
  7. Voor meer hierover, zie Louis P. Pojman, Religious Belief and the Will (London: Routledge, 1986).
  8. Is dit wat theologen synergisme noemen? Misschien wel; het is me nooit helemaal duidelijk geworden wat synergisme nu precies is. Als dit synergisme is, dan ben ik in ieder geval een synergist.
  9. Zie respectievelijk Harold G. Koenig en Harvey Jay Cohen (red.), The Link between Religion and Health: Psychoneuroimmunology and the Faith Factor (New York: Oxford University Press, 2002), en Th.N.M. Schuyt (red.), Geven in Nederland 2003: Giften, legaten, sponsoring en vrijwilligerswerk (Houten: Bohn Stafleu Van Loghum, 2003).
  10. Dit sluit overigens niet uit dat je zinnige beweringen kunt doen over de kracht van argumenten vóór en tegen het bestaan van God en over de vraag of je wel of niet argumenten voor het bestaan van God nodig hebt om redelijk in Hem te kunnen geloven. Maar die kwesties moeten helder onderscheiden worden van het onderhavige onderwerp. Deze andere kwesties heb ik gedeeltelijk behandeld in Rik Peels en René van Woudenberg, ‘Het disjunctieve atheïsme van Herman Philipse’, Nederlands Theologisch Tijdschrift 62.1 (2008), 24-44, Rik Peels en René van Woudenberg, ‘Een falend atheïstisch argument. Respons aan Herman Philipse’, Nederlands Theologisch Tijdschrift 62.3 (2008), 196-202, Rik Peels, ‘Is kennis van God mogelijk? De apologetische waarde van Alvin Plantinga’s Reformed Epistemology II’, Beweging 74.2 (2010), 30-33, Rik Peels, ‘Kunnen religieuze overtuigingen rationeel zijn? De apologetische waarde van Alvin Plantinga’s Reformed Epistemology’, Beweging 73.4 (2009), 34-8, en Rik Peels, ‘Rationeel religieus geloof zonder argumenten’, Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte 104, wat later dit jaar zal verschijnen. Over de onderhavige kwesties heb ik al eerder een en ander gezegd in Rik Peels, ‘De scheepseigenaar en de gelovige. William Clifford over God, bewijs en doxastische verantwoordelijkheid’, Nederlands Theologisch Tijdschrift 61.2 (2007), 89-108, en Rik Peels, ‘Bewijs, rationaliteit en geloof in God. Enkele kanttekeningen bij deontologisch evidentialisme’, Radix 33.2 (2007), 126-40.