Wilde schoonheid [3]

Geloven, vertrouwen, vertalen
Enige eeuwen geleden werd uit kerken inspirerende kunst gegooid die leken en andere gelovigen bijzonder kon inspireren. In Wilde schoonheid gebeurt precies het tegenovergestelde. Er wordt nog steeds veel kunst gemaakt met door God gegeven talent, die zeer wel leken en kerkgangers kan inspireren in hun dagelijkse zoektocht. Deze kunst bereikt de kerken of de individuele christen meestal niet. Ook is er voldoende kunst die door christenen niet als inspirerend voor hun geloof gezien wordt. Iedere aflevering van Wilde schoonheid zoomt in op een werk (van film tot beeldende kunst tot poëzie) dat te mooi is om links te laten liggen. Ieder nummer bespreken we werk dat – gemaakt door een niet-christen of christen, gelovige of ongelovige – herkenning op kan roepen, en instemming bij de christen die van harte Jezus wil zoeken en vinden.

Dat geloven vooral ook iets is van ‘taal’, dat is me inmiddels wel duidelijk. En het is zo jammer dat het vaak wat sleetse taal is waar je je doorheen moet worstelen. Er is echter een term die me om de zoveel tijd weer als het ware ‘om de hals valt’ en me weer even doet opveren.

Hét woord waar ik, denk ik, nog het meest mee kan, als het op geloven aankomt is: vertrouwen.

Maar het woord vertrouwen is voor je het weet ook maar zo weer afgevlakt tot een inhoudsloze term, die vooral lief is, en zacht en machteloos. Maar gelukkig is er de poëzie, de gezongen poëzie, de ‘vertaalde’ poëzie van Leonard Cohens Susanna:

En Jezus was een visser, 
die het water zo vertrouwde, 
dat Hij zomaar over zee liep, 
omdat Hij had leren houden 
van de golven en de branding, 
waarin niemand kan verdrinken, 
Hij zei: 'Als men blijft geloven, 
kan de zwaarste steen niet zinken'. 
Maar de hemel ging pas open, 
toen Zijn lichaam was gebroken 
en hoe Hij heeft geleden, 
dat weet alleen die Visser aan 't kruis 
en je wilt wel met Hem meegaan, 
samen naar de overkant 
en je moet Hem wel vertrouwen, 
want Hij houdt al jouw gedachten in Zijn hand. 

In deze drie zinnen staat zo’n korte en kernachtige samenvatting van het geloof dat Jezus heeft voorgedaan dat het me wat waard is om te zoeken naar de herkomst ervan.

Herman van Veen heeft jarenlang furore gemaakt met deze ‘vertaling’ van Cohens lied. Het is niet voor niets dat ik vertaling tussen aanhalingstekens zet. Het is namelijk geen vertaling, het is een interpretatie, maar wel een heel goede, als ik zo vrij mag zijn.

Want, waar gaat het oorspronkelijke lied van Cohen over? Over de halfgekke Susanna, die naast je komt zitten op het bankje in het park. Tot zover loopt het gelijk met wat Van Veen zingt. Maar al snel vallen de verschillen op: Cohens Susanna geeft geen pepermuntjes, is een zwerfster in kleding van het Leger des Heils en… dat is belangrijkste verschil: ‘ze heeft jouw perfecte lichaam geraakt met haar gedachten’. (Wat dat ook moge betekenen.)

Bij Van Veen is die laatste regel leidend voor zijn lied. Bij hem geen lichaam dat geraakt moet worden, maar ‘zij houdt al jouw gedachten in haar hand’. Het lijkt iets totaal anders, maar ik denk dat de vertaler (Rob Chrispijn) iets fantastisch heeft gedaan.

Chrispijn heeft – veel meer dan Cohen – gekozen om een lied te maken dat gaat over vertrouwen. En dan wordt de strofe over Jezus opeens zo veelzeggender. Cohen schrijft eigenlijk over een Jezus die toch de dupe is van de situatie, en die je ‘misschien’ kunt vertrouwen. Maar in de geciteerde vertaling wordt het beeld geschetst dat ik me in de loop der jaren eigen heb gemaakt: Jezus die niet zozeer een ‘machtspersoon’ is die de golven ‘eronder’ houdt (ik weet eigenlijk niet of ik mij gemakkelijk over zou geven aan zo’n ‘machtspersoon’), maar ‘die heeft leren houden van de golven en de branding’, die ‘het water zo vertrouwde dat hij zomaar over zee liep’. En aan die Jezus vertrouw ik mezelf ook eerder toe, zeker ‘als hij mijn gedachten in zijn hand houdt’.

Dat is voor mij toch een stuk helderder, maar ook inhoudsvoller dan dat ‘mijn perfecte lichaam door zijn gedachten geraakt’ wordt, zoals Cohen dicht.

De zoektocht naar Susanna van Cohen levert kortom een aantal interessante gedachten op, die voor mij allemaal met (de taal van) geloven te maken hebben.

Allereerst dat zowel Cohen als Chrispijn kiest voor vertrouwen als ultieme uiting van geloof (of dat nu in de medemens is of in Jezus). Maar nog interessanter is voor mij de vondst dat het vervolgens altijd aankomt op een persoonlijke vertaling. Want vertaal je het gedicht van Cohen letterlijk, dan lijkt het kant noch wal te raken, en spreekt het lied me veel minder aan. Maar door de thematische, niet letterlijke vertaling die Herman van Veen zingt, komt het lied opeens tot bloei en krijgt het zinnen die Cohens intentie nog steeds laten zien, maar zo goed zijn dat ze mijn hoofd nooit meer zullen verlaten.
Misschien omdat Hij mijn gedachten in zijn hand houdt.
Is geloven naast vertrouwen, niet vooral ook ‘vertalen’?

Cohen zei zelf over dit lied dat hij geen volgeling van Jezus is, maar dat hij hem wel vertrouwt, en dat hij hier iets van in dit lied heeft willen uitdrukken. Welaan, dan is mijn vraag: wat is er meer nodig om volgeling te zijn?

Wekelijks naar sleetse taal luisteren?