Luisterend ontvangen

De ander en de publieke roeping van christenen
‘Als je luistert, moet je degene vóór je serieus nemen en oog hebben voor de context in plaats van op voorhand te weten wat je volgens een of andere agenda, ideologie of politiek program zou moeten doen. Anders dan belangen- en groepspolitiek, handelt een politiek die uit luisteren geboren wordt in het vertrouwen dat de ander je iets zou kunnen leren.’ [1]

Op uitnodiging van Rowan Williams, de aartsbisschop van Canterbury en geestelijk leider van de Anglicaanse Kerk, vinden elk jaar de Lambeth Interfaith Lectures plaats in zijn woning in Londen. Doel van deze lezingen is een gesprek tussen de verschillende geloofsgemeenschappen in het Verenigd Koninkrijk. Een keur aan lectoren komt daarbij aan het woord, van hindoes tot christenen en van moslims tot joden. Wie zich enigszins verdiept in de gehouden lezingen, ontdekt dat het allerminst gaat om het nivelleren van verschillen en het zoeken naar een gemene deler. Het gaat de aartsbisschop erom de verschillende stemmen zo helder en authentiek mogelijk te laten klinken, gevormd door ieders eigen identiteit en traditie, en de toehoorders zich open te laten stellen voor wat de ander te zeggen heeft. In dit artikel wil ik een dergelijke open houding van luisterend ontvangen bepleiten als een belangrijke notie in het denken over de publieke roeping van christenen.

Uitgangspunt daarvoor zijn twee ideeën die ik overneem uit een recente publicatie van de Kroatisch-Amerikaanse theoloog Miroslav Volf, A Public Faith. How Followers of Christ Should Serve the Common Good. Volf is voornamelijk bekend vanwege zijn indringende boeken over herinnering en vergeving. In zijn leven, dat zich deels afspeelde op de Balkan, ontwikkelde hij diepe inzichten over wat het voor gebroken intermenselijke verhoudingen betekent om christen te zijn. Zijn betrokkenheid op mens en samenleving geeft hij sinds 2003 vorm als directeur van het Center for Faith and Culture aan Yale University. Het door hemzelf opgerichte centrum heeft als missie ‘het kritisch onderzoeken en bevorderen van geloofspraktijken die mensen tot bloei brengen en op wereldniveau bijdragen aan het common good’.

In 2007 was Volf initiatiefnemer van een open brief in The New York Times als antwoord op een tot verzoening oproepend schrijven van moslimleiders.[2] In die open brief stonden nogal controversiële formuleringen over de verhouding tussen christendom en islam, die Volf vanuit christelijke hoek op kritiek kwamen te staan.[2] Recentelijk verscheen over hetzelfde onderwerp zijn boek Allah. A Christian Response, dat eveneens in christelijke media nogal kritisch werd ontvangen, vanwege de verwaterde versie van christelijk geloof die erin te vinden zou zijn. Daarmee wekt Volf de indruk niet direct hetzelfde pad als Williams te gaan, namelijk het aanvaarden en bevestigen van elkaars ‘anders zijn’. Toch heeft Volf in de afgelopen jaren ook meer constructief christelijke bijdragen aan het debat over de publieke roeping van christenen geleverd, in lezingen en artikelen. Een aanzienlijk deel daarvan is vorig jaar gebundeld in A Public Faith.

In het boek gaat Volf allereerst in op verkeerde manieren waarop je het geloof in het publieke domein kunt inzetten. Hij schetst twee tegengestelden: je doet helemaal niets met je geloof in je dagelijks leven dan wel je probeert alles in het werk te stellen om anderen je geloof op te dringen. Voor mensen die enigszins vertrouwd zijn met de Europese tradities rond de verhouding tussen geloof en politiek bevatten die eerste hoofdstukken weinig nieuwe inzichten. Volf is tevens kritisch op de in de Verenigde Staten meer gangbare categorieën van Richard Niebuhr (1951): Christus tegen de cultuur, Christus van de cultuur, Christus boven de cultuur, Christus en cultuur in paradox en Christus transformeert de cultuur. Volgens Volf moet een christen veeleer inzetten op pluraliteit en pluriformiteit, Een christen moet inzetten op pluriformiteit waarbij in specifieke contexten elk van de categorieën een antwoord kan vormen. Voor een Amerikaans publiek is dat een tamelijk nieuw geluid, gewend als het is om christelijke identiteit in het publieke domein in vaste en voor de hand liggende vormen te zoeken. Volfs opstelling sluit echter aan bij een bredere ontwikkeling, zo lijkt het. In een artikel in The New York Times (2011) wees de New Yorkse hoogleraar  Marcia Pally op een nieuwe, veelal jongere groep evangelicals, de New Evangelicals, voor wie thema’s als milieubescherming en sociale gerechtigheid veel belangrijker zijn dan abortus, euthanasie en patriottisme.[3] (Het is overigens een interessante vraag in welke mate deze groep kiezers – Pally schat hun omvang op zo’n negentien procent – de presidentsverkiezingen van dit jaar kan beïnvloeden.)

                Volf beschrijft vervolgens hoe christenen zich volgens hem wél ten dienste van het common good kunnen inzetten. Ook veel van deze overwegingen zullen bekend klinken in de oren van Nederlandse, christelijke lezers: doe recht aan de veelkleurigheid van onze samenleving, wees eerlijk over je bronnen, maar houd kerk en staat uit elkaar en pas je als christen niet rücksichtslos aan aan de heersende waardentaal van een samenleving. Twee van de accenten die Volf aanbrengt zijn mijns inziens echter een verfrissende en wellicht ook noodzakelijke aanvulling op het bestaande debat over geloof en politiek in (in ieder geval) de Nederlandse context. Hij stelt dat christenen zich meer moeten laten leiden door de kern van hun identiteit dan door het bewaken van de grenzen daarvan. Hierop aansluitend bepleit Volf een open houding naar andere groepen en identiteiten, zichtbaar in het delen en uitwisselen van wijsheid: sharing wisdom.

Doorlaatbare grenzen
Een christen die actief is in het publieke domein, krijgt op enig moment de vraag voor zijn kiezen: in hoeverre ben ik anders dan de anderen? Is mijn identiteit zichtbaar aan mij? Zou dat zo moeten zijn? Sommige christenen zoeken daarom de uiting van hun identiteit deels in uiterlijke kenmerken: gewaad, gelaat, gepraat. Anderen gaan nog verder en proberen het publieke domein te vermijden. Nog weer anderen zoeken juist de heersende cultuur op, willen erbij aansluiten om als Paulus ‘de Grieken’ voor zich te winnen. En velen zitten daar ergens tussenin. Maar welke keus ook wordt gemaakt, overwegend is vaak de vraag naar de ‘grens’: wat is binnen en wat is buiten? Volgens Volf moeten we de vraag echter andersom stellen: bekommer je niet om de grens, maar om de kern van je identiteit. Bekommer je om de kern van je identiteit Wie zijn identiteit laat bepalen door de kern, hoeft zich minder zorgen te maken om de grenzen. Die kan ermee leven, dat grenzen ‘doorlaatbaar’ zijn, waar anderen doorheen mogen komen om in de ontmoeting af te wegen wat ze toevoegen dan wel afdoen aan je identiteit.

Dit standpunt van Volf is niet nieuw. In 1994 schreef hij op basis van 1 Petrus een artikel over Soft Difference. [4] In dit artikel analyseert hij de houding van de eerste Petrusbrief ten opzichte van de omringende cultuur. En hij komt tot de conclusie dat een christen zich vooral onderscheidt door een compleet nieuwe identiteit die van binnenuit naar buiten breekt, in plaats van door van buitenaf iets nieuws aan de oude identiteit toe te voegen.  Mensen die nieuw geboren zijn in Christus, leven een ander leven binnen de politieke, religieuze en culturele instituties van de samenleving. En hun identiteit bestaat niet zozeer in het verwerpen van de overtuigingen en praktijken van anderen, maar in loyaliteit aan een levende hoop, die hun identiteit bepaalt. Dat voorkomt een agressief verdedigen van de eigen kwetsbaarheid jegens anderen en geeft juist de krachtige rust van iemand die weet wie hij is, mag zijn, in Christus. Het leidt tot soft difference: in zachtheid en vriendelijkheid je onderscheiden van anderen.

Als publieke toepassing verwoordt Volf dit standpunt in A Public Faith als een principieel openstaan voor de ander. De identiteit van christenen, ook van christelijke gemeenschappen, is gevormd door de kern: Jezus Christus, het vleesgeworden Woord, die als Lam van God de zonden van de wereld droeg. Het gaat niet om de angst voor hen die anders zijn, ook niet als ze bedreigend dichtbij komen of agressief zijn, maar om de zekerheid wie je zelf mag zijn. Dat betekent ook een liefdevolle houding naar buiten toe en gespitst zijn op wat anderen te zeggen hebben. Geen bastions van eigenheid, maar een wirwar aan grensverkeer. ‘Verschil is een verworvenheid, een bewuste oefening in het definiëren van je eigen identiteit rond de kern van je geloof. Dat gebeurt in een dynamisch geven en nemen met omringende culturen, door liefde te betonen aan God en aan de naaste’ (p. 96).

Wijsheid delen
Openstaan voor de ander is volgens Volf ervan overtuigd zijn, dat de ander je iets kan leren – over jezelf, over het grotere geheel waarin je staat. Doorlaatbare grenzen zijn bij Volf dan ook direct verbonden aan het uitwisselen en delen van wijsheid. Je kern bepaalt je identiteit, jawel. Maar wat die identiteit precies betekent, dat leren jou ook anderen die jij binnen je grenzen toelaat. Of beter nog: uitnodigt. En tegelijkertijd deelt God zijn wijsheid door jou aan de ander. God deelt zijn wijsheid door jou aan de ander Die wijsheid uit zich in losse brokjes (denk aan inzichten rond een bepaald onderwerp), in een getuigende manier van leven, en bovenal in Christus, vleesgeworden Wijsheid. Weinig christenen zullen waarschijnlijk ontkennen dat we geroepen zijn om te getuigen van de liefde en wijsheid die God ons geeft. Wat Volf ons vraagt is even grif te erkennen dat onze ontvangers ons ook van wijsheid kunnen voorzien. Natuurlijk moet die wijsheid altijd getoetst worden aan het Woord, zodat duidelijk is wat wel en niet bijdraagt aan het christelijke getuigenis. Christenen moeten echter ook oor hebben voor een profetisch woord van buiten, dat hen kan leren hun praktijken en overtuigingen zodanig te veranderen dat ze een dieper inzicht krijgen in de wijsheid die ze zelf omarmen.

Zonder dat Volf dit expliciet benoemt, doet zijn oproep sterk denken aan het project van Scriptural Reasoning (vanaf hier: SR). In dit project, ontstaan in de Verenigde Staten door toedoen van judaïcus Peter Ochs, komen toegewijde gelovigen uit de abrahamitische godsdiensten bij elkaar om elkaars teksten te lezen. Vaak kiest men uit de Thora, Koran en Bijbel gedeelten uit die over dezelfde thema’s gaan. In een gezamenlijke sessie worden de tradities uitgenodigd om hun manier van lezen toe te passen op de ‘gasttekst’ en om vragen te stellen over de gangbare leeswijze in de traditie waartoe de tekst behoort. De doelen van zo’n ontmoeting kunnen heel uiteenlopend zijn. Sommigen zoeken naar gemene delers en een gedeelde taal. Een flinke groep staat er echter met heel andere verwachtingen in en wil voor alles de eigenheid van elkaars teksten en overtuigingen recht doen en intact laten. Vertegenwoordiger van die laatste groep is bijvoorbeeld de Britse theoloog Ben Quash.[5] In zijn artikel Deep calls to deep gaat hij in op de vraag hoe je trouw kunt blijven aan je eigen traditie én van andere tradities kunt leren. In Quash’ ogen kan het uitnodigen van een ‘ander’ bij het lezen van jouw heilige tekst radicale effecten hebben op je leeservaring en het inzicht in de Schrift verdiepen. Hij heeft de ervaring dat zo’n gezamenlijke studie waardevolle diepten in de eigen traditie naar boven kan halen, zonder tot syncretisme of iets dergelijks te leiden. De lezer krijgt niet zozeer een dogmatische bril aangereikt, maar een houding die eigen zekerheden en stelligheden durft te bevragen. Door de lezingen en argumenten van buitenstaanders kan hij zich op een andere manier tot zijn eigen tekst verhouden, zonder zijn traditie te hoeven verloochenen. Het is de onuitputtelijke rijkdom van de tekst, die zich in een gemeenschappelijk gesprek laat openbreken tot nieuwe inzichten en toepassingen. Quash stelt voorop dat bij SR ieder zijn eigen traditie en geheiligde Woord van God voluit moet kunnen laten horen en dat de inzichten slechts verrijkend zijn als ze in de eigen traditie passen. De praktijk van SR veronderstelt echter, evenals Volf, dat de ander ons wellicht meer over onszelf kan leren, dan wij gewoonlijk beseffen en erkennen.

Luisteren als basishouding
De twee elementen die Volf ons aanreikt, denken vanuit de kern en het delen van wijsheid, hebben een concrete impact op het denken over de publieke roeping van christenen. Die impact ligt in de luisterende en ontvangende houding die ze bepleiten. Niet de overtuigdheid van eigen inzichten en opvattingen, maar het luisteren naar en ontvangen van anderen staan voorop. Nadrukkelijk niet om op een religieuze eenheidsworst of universele ethiek uit te komen, maar met het doel de ander in zijn eigenheid, zijn anders zijn, te verstaan. Luisteren om de ander in zijn eigenheid te verstaan En om te leren inzien wat de ander in zijn anders zijn jou kan leren over jezelf. Zo’n houding verwoordt ook de Engelse politiek-theoloog Luke Bretherton in het citaat aan het begin van dit artikel. In zijn meest recente werk gaat hij in op de vraag hoe christenen zich in het publieke domein onderscheiden. Zowel zijn Lambeth Interfaith Lecture als zijn jongste boek legt de nadruk op een houding die gestempeld is door gastvrijheid en ‘luisteren’ als de primaire deugd daarbij.[6]

                Luisteren helpt je te zoeken naar het common good dat jou en de ander samenbrengt: gedeelde belangen, gedeelde zorgen – het liefst heel lokaal en heel dichtbij. Luisteren is ook de praktijk bij uitstek van de kerk, geleid als zij wordt door het Woord. Luisteren veronderstelt ook het vertrouwen dat wat de ander jou vertelt ertoe doet. Het pint de ander niet direct vast op zijn politieke, religieuze of maatschappelijke positie en het stelt jezelf open voor zijn ideeën en overtuigingen. Luisteren leert je te beproeven wat die ideeën jou kunnen brengen: heil of onheil. Bretherton benadrukt dat een gesprek niet over thema’s hoeft te gaan waarin je veel van elkaar herkent. Juist de punten waarop je flink met elkaar van mening verschilt, zijn volgens hem bij uitstek geschikt om in een setting van luisteren en uitwisselen aan de orde te stellen. Voorbij het eigen gelijk zoeken naar de waarde van de woorden van de ander. Bretherton pleit voor christelijke gemeenschappen die het voortouw nemen in het bijeenbrengen van anderen, waarmee ze dit gesprek kunnen aangaan. Het zou kunnen betekenen dat je je moslimbuurvrouw zo pas echt leert kennen. Je nodigt haar niet uit om aan je christenplicht van naastenliefde te voldoen en haar te overladen met goede adviezen, maar je leert juist van haar hoe ware gastvrijheid eruitziet en welke wijze levensinzichten zij met jou kan delen. Je stelt je open voor wat het zou kunnen betekenen als God jou vraagt om haar naaste te zijn, zonder dit op voorhand zelf in te vullen. Christenen in het publieke domein zijn volgens Bretherton de gastvrije luisteraars, Christenen in het publieke domein zijn gastvrije luisteraars die bovenal luisteren naar wat God hen door alles heen te zeggen heeft. Want dat de waarde van wat de ander te zeggen heeft getoetst moet worden aan Gods Woord, dat staat buiten kijf.

Conclusie
De inzichten uit de Angelsaksische theologie die in dit artikel aan bod kwamen, lijken mij zeer welkom in het Nederlandse debat. Slechts spaarzaam vind je bij christenen in het publieke domein de open en ontvangende houding die Bretherton, Volf en Quash voorstaan, vanuit de overtuiging dat de ander in staat is ons iets te leren over onszelf. Hoe vaak overheerst niet de argwaan, angst of  vooringenomenheid tegenover de ander? Natuurlijk, als politicus (of waar ook maar) ben je geroepen te getuigen, te overtuigen en te handelen volgens Bijbelse inzichten over het goede leven.  En toch. PVV’ers, SP’ers, tokkies, moslims – durven we met hen in gesprek in plaats van in debat? Geloven we dat zij ons iets te leren hebben over onszelf en over de wijsheid die van God komt? Alleen dan kunnen we luisterend ontvangen en wellicht rijker worden dan we hadden durven hopen.

  1. ‘Loving God and Neighbour together’ in The New York Times, 18 november 2007.
  2. Deze zijn overigens in een latere publicatie van de brief uitvoeriger besproken en onderbouwd: Miroslav Volf, Ghazi bin Muhammad en Melissa Yarrington, A Common Word. Muslims and Christians on Loving God and Neighbour. Grand Rapids (Eerdmans), 2010.
  3. Marcia Pally, ‘The New Evangelicals’ in The New York Times, 9 december 2011. Dit artikel verscheen naar aanleiding van haar boek The New Evangelicals. Expanding the Vision of the Common Good. Grand Rapids (Eerdmans), 2011.
  4. Miroslav Volf, ‘Soft Difference. Theological Reflections on the Relation Between Church and Culture in 1 Peter’ in Ex Auditu 10, 1994.
  5. Ben Quash, ‘ “Deep calls to deep”: Reading Scripture in a Multi-Faith Society’ in Andrew Walker, Luke Bretherton, Remembering Our Future. London (Paternoster), 2007, 108-130.
  6. Luke Bretherton, Lambeth Interfaith Lecture 2009 (zie noot 1); Luke Bretherton, Christianity and Contemporary Politics. The Conditions and Possibilities of Faithful Witness. Chichester (Wiley-Blackwell), 2010.