Stiefkinderen in Europa

‘Founding fathers’ in Amerika
Hoe is het mogelijk, dat in een land als de Verenigde Staten van Noord Amerika godsdienst gedijt en bloeit? Hoe kunnen geloof en gebed een vruchtbare bodem vinden in een maatschappij waar materiële machten en belangen van economie, technologie en industrie zich overal doen gelden? Toch blijkt in die samenleving religie bepaald geen randverschijnsel te zijn. Wie evenwel met een kritisch oog de bonte relimarkt aftast, merkt al gauw op, dat onder het koren nogal wat kaf schuil gaat.

Bedenkelijke uitingen van sektarisme fundamentalisme en patriottisme vestigen maar al te vaak de aandacht van de media op zich. Toch kan niet worden ontkend, dat er koren in overvloed te vinden is. In de grote historische kerken valt de betrokkenheid op van de leden bij het leven van hun gemeente. Ontelbaar zijn de gemeenten, die uitmunten in hartverwarmend gemeenschapsbesef. Kerkgenootschappen begeleiden kritisch wat er gaande is in maatschappij en politiek.

Als het waar is, dat vroege ervaringen in een mensenleven vaak van blijvende betekenis blijken te zijn, kan wellicht hieruit de diepgewortelde, wijdverbreide gelovigheid in de Amerikaanse samenleving worden verklaard. Aan de basis van haar identiteit is namelijk de Amerikaanse natie bestempeld door nog steeds springlevende tradities van uitgesproken godsdienstige aard, die haar ontstaansgrond hebben in het christelijke verleden van West Europa.

Dat de geschiedenis van een natie haar vertrekpunt heeft in de vestiging van religieuze tradities, is hoogst opmerkelijk en uitzonderlijk. Daarbij komt nog, dat bijzondere exponenten van christelijk belijden, die in het oude Europa niet geduld werden, in de Nieuwe Wereld de ruimte vonden om hun toekomst-ontsluitende kracht te manifesteren. Daar konden zij zich ontplooien tot geestelijk-zedelijke grondslagen van een nieuwe maatschappelijke orde.

Protestantisme en vrijheidslievendheid

‘In dit nieuwe volk (bedoeld zijn de Amerikanen) is godsdienst alles behalve versleten of verzwakt. Integendeel, het is een bron van energie. Het volk is protestant. Het is een protestantisme, dat zich onvoorwaardelijk keert tegen elke vorm van overheidsbemoeienis waardoor vrijheid van godsdienst en van meningsuiting wordt ingeperkt. Het protestantisme van de Amerikaanse kolonisten bevordert een gezindheid van vrijheidslievendheid. Meer nog: het is op vrijheidslievendheid gebaseerd. Dit protestantisme staat in schril contrast tot de rooms-katholieke en anglicaanse kerken, die zich voegen naar het bestaande maatschappelijk-politieke bestel en zich daardoor laten begunstigen. Zijn burgerlijke vrijheden in het geding, dan zijn de Amerikaanse kerken, ondanks haar onderlinge verschillen, eens geestes. Zo waren de eerste kolonisten, die Engeland verlieten, door de geest van vrijheidslievendheid bezield.’ Aldus de Britse politicus Edmund Burke, vooral bekend geworden door zijn felle kritiek op de Franse Revolutie, in een rede tot het Lagerhuis (22 maart 1775), aan de vooravond van de Amerikaanse vrijheidsstrijd. Uit dit citaat blijkt hoe Burke glashelder de samenhang zag tussen de vrijheidslievendheid van de Amerikaanse kolonisten en hun geloofsovertuiging.

New Plymouth

In zijn analyse had Burke primair de nazaten op het oog van Pilgrim Fathers en puriteinen in Nieuw Engeland. Dat voorgeslacht van pioniers had destijds het vaderland verlaten, omdat men de gang van zaken in de Engelse staatskerk niet langer met het geweten in overeenstemming kon brengen. Koning Jacobus I en aartsbisschop Richard Bancreft voerden namelijk een kerkpolitiek waardoor de gematigde wensen van hervormingsgezinden stelselmatig gefrustreerd werden. Een radicale oplossing van het gewetensconflict was emigratie. Zo waagde in 1620 een groep bezwaarden, eenvoudige landbouwers uit Yorkshire, de gevaarvolle overtocht naar het onherbergzame Amerika. Zij zouden bekend worden als de Pilgrim Fathers. Een van hun leiders, William Bradford, heeft in zijn History of Plimoth Plantation verslag gedaan van de lange barre tocht over de oceaan in de Mayflower, de landing bij Cape Cod, het Mayflower Compact – waardoor de grondslag gelegd werd voor de stichting van de kolonie New Plymouth – en de doorstane ontberingen waaraan de helft van de groep bezwijken zou. De vrijheid, die de Pelgrimvaders zochten, was: ongehinderd door wereldlijke en kerkelijke gezagsdragers te kunnen leven en handelen naar hun geweten, dat zij ten volle gebonden wisten aan Gods geboden. Met de Schrift voor ogen en in gebed wachtten zij steeds het ogenblik af waarop de Heilige Geest in hun onderneming hen verder zou leiden. Kenmerkend voor deze levenshouding zijn de namen, die William Brewster, één van hun voormannen, aan zijn dochters gaf: Fear (‘vreze des HEREN’) en Patience (‘volhardend verwachten’). Zo staat dan aan het begin van Amerika’s geschiedenis een getuigenis van zekerheid, vertrouwen en volharding van geloof.

Salem

Tien jaar nadien, in 1630, brengt de Arabella een groep emigranten uit East Anglia aan wal. Om dezelfde reden als de Pelgrims heeft men huis en haard achter zich gelaten. Deze emigranten behoren tot de puriteinse richting in de Engelse staatskerk.

Verenigde Staten gestempeld door diepgewortelde gelovigheidPuritanisme is – in tegenstelling tot de doorgaans karikaturale diskwalificaties, die een populair spraakgebruik aan de term verbindt – een stroming binnen het zeventiende en achttiende eeuwse gereformeerd protestantisme, die zowel godsdienstig en ethisch, als ook maatschappelijk en politiek een enorme vormende kracht is geweest. De puriteinen, die met de Arabella bij het gehucht Naumkeag waren aangekomen, hadden zich voor hun vertrek verzekerd van een koninklijk octrooi om in de vorm van een vennootschap een kolonie in Massachusetts te exploiteren. Hun doel was in gindse wildernis een samenleving op te bouwen overeenkomstig hun geloofsbeginselen. Deze kolonisten waren welgesteld, kwamen voort uit kringen van de lagere landadel en de welvarende koopmanstand. Zij beschikten over een aanzienlijke culturele bagage. Ter wille van hun geloofsovertuiging hadden zij hun geriefelijke maatschappelijke positie opgegeven om in Massachusetts een begin te maken met de vorming van hun Holy Commonwealth. Een bezoek aan Poneers Village, een replica van het Salem uit de beginperiode, geeft een indruk van de uiterst primitieve levensomstandigheden waarin de gemeenschap zich aanvankelijk moest behelpen. Maar ongehinderd door het ver verwijderde Engelse staatsgezag konden de puriteinen hun congregationalistische gemeenten stichten en in overeenstemming hiermee hun maatschappelijk bestel inrichten.

Het congregationalisme, een loot aan de stam van de Geneefse Reformatie, stelde van meet af de locale geloofsgemeenschap centraal en beklemtoonde het persoonlijke belijden en de innerlijke zekerheid van het geloof. Kenmerkend voor het streven van de kolonisten om in onafhankelijkheid gestalte te geven aan hun geestelijk en cultureel leven is, dat reeds zes jaar na de vestiging van Massachusetts Bay Colony, in 1645, Harvard gesticht werd. Vier jaar later beschikte deze bakermat van wetenschap over een eigen boekdrukkerij.

Het puriteinse experiment heeft diep wortel geschoten in de Amerikaanse samenleving. Het gemeenschapskarakter van de congregationalistische gemeente is gemeengoed geworden van vrijwel alle protestantse denominaties. Het democratisch gehalte van de congregationalistische kerkstructuur heeft onder de bevolking van Nieuw Engeland vooral gedurende de achttiende eeuw een mentaliteit gekweekt, die de vorming van een democratisch staatsbestel krachtig heeft bevorderd. De traditie van vrijheidslievendheid heeft haar wortels in het onvoorwaardelijk ‘nee’ waarmee Pelgrims en puriteinen hebben afgewezen wat zij als gewetensdwang hebben ervaren.

Providence

De predikant Roger Williams (1600-1648), theologisch gevormd in het puriteinse bolwerk Cambridge, sticht in 1636 Providence Plantation, Rhode Island. Drie jaar later heeft hij er een gemeente vergaderd, de eerste baptistische gemeenschap in Amerika. In 1643 heeft hij voor zijn nederzetting van de Engelse autoriteiten een octrooi losgekregen. Nu heeft hij de handen vrij om zijn denkbeelden over de verhouding van kerk en staat (die hij in het theocratisch geordende New Plymouth en Salem niet kwijt kon) in praktijk te brengen. Geen overheidsbemoeienis in kerkelijke aangelegenheden zal in zijn kolonie worden geduld. Het beginsel van volledige godsdienstvrijheid zal er worden gehuldigd. Zo wordt Providence een toevluchtsoord voor alwie elders om hun geloof vervolgd werden. De beide pijlers waarop het Amerikaanse democratische bestel rust, vrijheid van godsdienst en scheiding tussen kerk en staat, gaan terug tot de grondslag van Williams’ kolonie. Daarmee is bovendien een kerktype ontstaan, de free church, fundamenteel kenmerk van het Amerikaanse protestantisme. Vrij is de kerk om haar aangelegenheden te regelen zonder inmenging van de burgerlijke overheid. En in de vrijheid van een persoonlijke beslissing treden de leden toe tot de geloofsgemeenschap.

Met zijn opvattingen over kerk en magistraat sluit Williams zich aan bij de vaders van het Engelse baptisme. In zijn Prepositions (1610) bepleit John Smyth, voorganger van een Engelse baptistengemeente te Amsterdam (waar hij contact onderhoudt met Waterlandse Mennonieten), volledige godsdienstvrijheid. Het is de eerste keer, dat in een Engels document dit beginsel zo onomwonden wordt gepropageerd. Puritanisme was enorme vormende kracht in VSIn zijn Short Declaration (1612) richt Thomas Helwys zich tot koning Jacobus I met het verzoek de kerk te bevrijden uit het keurslijf van de staatsinmenging waarin het Stuart-bewind de kerkorde perst. Vooral het liturgische patroon waaraan de kerk door het staatsbestel gebonden is alsook de episcopale hiërarchie brengen talloze gelovigen in gewetensnood. Helwys’ verzoek houdt in feite de opheffing in van het anglicaanse establishment. Want vrijheid van godsdienst en vrijheid van de kerk veronderstellen een strikte scheiding tussen de domeinen van kerk en staat.

Philadelphia

William Penn (1644-1718), afkomstig uit een aanzienlijk Engels milieu, vooraanstaand lid van de Quakergemeenschap, werkt vanaf 1681 aan zijn Noble Experiment in de naar hem genoemde kolonie. Daar ontstaat een samenleving waarin democratische vrijheden werden toegekend aan alle inwoners, overeenkomstig de tolerante geloofsbeginselen van de Quakers. Zo wordt ook Pennsylvania een toevluchtsoord voor hen, die uit onverdraagzame landen in Europa van huis en haard verdreven zijn: hervormden uit de Pfalz, luthersen uit Oostenrijk, doopsgezinden uit Midden Europa, Moravische Broeders uit Bohemen en Moravië. In kringen van de zogenaamde Pennsylvania Dutch leven nog tradities voort uit het reformatorische verleden van hun door de Contra-reformatie gedomineerde vroegere vaderland. Penns ideaal is treffend tot uitdrukking gebracht in de naam, die aan het centrum van de kolonie gegeven werd: Stad van broederliefde, Philadelphia.

Princeton

Ulster presbyterianen, nazaten van Schotse settlers en geestelijke nazaten van John Knox en diens leraar Calvijn, gevoelen zich steeds meer maatschappelijk en economisch in het nauw gedreven door het Iers-anglicaanse establishment. Hoewel zij tegenover een geringe bevoorrechte anglicaanse minderheid ver uit de meerderheid van de bevolking vormen, worden hun burgerrechten als stemrecht, participatie aan officiële functies onthouden. Met duizendtallen emigreren zij naar Amerika, waar zij zich vooral in New Jersey, Pennsylvania en de zuidelijke koloniën vestigen. Uit hun gemeenten groeit één van de voornaamste Amerikaanse kerkgenootschappen. Van meet af onderscheidt de Presbyterian Church zich door haar intellectueel gehalte. Princeton, een bolwerk van Calvijns geestelijke nalatenschap, is haar befaamde centrum van wetenschap. Het enthousiasme waarmee de presbyterianen zich hebben ingezet voor de stichting van een democratisch republikeins Amerika, los van het Engelse establishment, hangt ongetwijfeld samen met pijnlijke herinneringen aan hun ten achterstelling onder Iers-anglicaanse dominantie.

‘Revivalisme’ en Methodisme

Twee indrukwekkende godsdienstige bewegingen hebben sedert de achttiende eeuw het karakter van de Amerikaanse vroomheid in hoge mate bepaald. Het begint in Groot Brittannië met de opwekkingsprediking van een jonge theologant uit het Oxfordse Pembrake College, George Whitefield (1714-1770). Maar aan de overzijde van de oceaan zullen zijn inspirerende woorden leiden tot de Great Awakening, in Nieuw Engeland al voorbereid door de begaafde prediker en theoloog in Calvijns voetspoor, Jonathan Edwards. Sindsdien is revivalisme als een steeds weerkerende geestelijke impuls in het leven van de kerken kenmerkend voor de geloofsbeleving in Amerika.

Onvoorstelbaar is wat John Wesley (1703-1791) – evenals Whitefield een ‘Oxenian’ – in zijn lange leven, vitaal ten einde toe, gepresteerd heeft met zijn geestelijke energie, organisatietalent, oratorische gaven, werkkracht en uithoudingsvermogen. Jaar in jaar uit heeft hij met zijn evangelisatieprediking Engeland, Schotland en Wales doorkruist. Dankzij een bijzonder doelmatige organisatie heeft hij de Methodist Movement van een hecht en duurzaam gebindte voorzien. Dit alles vinden wij opgetekend in zijn omvangrijke, uiterst boeiende Journal.

In Amerika zal de beweging zich niet alleen consolideren in het op één na grootste protestantse kerkgenootschap. Zij heeft vooral de Amerikaanse vroomheid verrijkt met een innigheid en blijmoedigheid van geloof waaraan zij in de gevoelvolle hymnen van Charles Wesley, Johns broer, treffend uitdrukking heeft gegeven. In en buiten de Verenigde Staten heeft het Methodisme een enorme evangelisatie- en zendingsactiviteit ontplooid. Het zijn de onvermoeibare methodistische circuit riders geweest, met hun bijbel in de zadeltas, die tezamen met baptistische evangelisten bij de ontsluiting en ontginning van het Midden Westen de pioniers voor een val in een geestelijk-zedelijk vacuüm hebben bewaard. Waar in de samenleving misstanden moesten worden bestreden en maatschappelijke rechtvaardigheid in het geding was, stonden doorgaans methodisten, met de Quakers, in de voorste linies.

De vroegste ‘founding fathers’

Bij de term ‘founding fathers’ denken wij doorgaans aan de prominenten rond de declaration of independence en de Constitution, mannen als George Washington, John Adams, Thomas Jefferson, Benjamin Franklin, Alexander Hamilton, James Madison. Maar uit de voorafgaande paragrafen komt aan het licht, dat de beginselen waarop de Amerikaanse rechtsstaat zou rusten, reeds lang vóór de stichting van de republiek waren geformuleerd en gepropageerd. Naast Montesquieu’s De l’Esprit des Lois zijn voornamelijk John Locke’s staatkundige geschriften bepalend geweest voor het denken over staatkunde en tolerantie in het pre-revolutionaire Amerika. Voor de Amerikaanse grondwet hebben Locke’s Fundamental Constitutions for the Government of Carolina (1669) model gestaan.

In zijn jonge jaren was Locke betrokken geweest bij wat zich toen afspeelde op het politieke vlak in het Engeland van Cromwell. De achtergrond van zijn opvattingen over verdraagzaamheid en politiek moet worden gezocht in tradities van democratisch streven en strijd tegen absolutisme in kerk en staat, in tradities van tolerantie: vrijheid van geweten en godsdienst, van meningsuiting en wetenschappelijk onderzoek. Het waren tradities, welke konden ontstaan en groeien in de bonte wereld van het Britse puritanisme. Dit is het milieu waaruit Pelgrims en congregationalisten, Williams en Penn, de geestelijke nazaten van Knox zijn voortgekomen. Hen kunnen wij terecht beschouwen als Amerika’s vroegste founding fathers. De Great Awakening van Edwards en Whitefield en Wesley’s Methodist Movement zijn in meer dan een opzicht, als godsdienstig reveil, verwant met het zestiende en zeventiende eeuwse puritanisme waarmee de Nadere Reformatie in ons land en het latere lutherse piëtisme zo nauw verbonden zijn geweest.

Bron van inspiratie

De kerkelijke kaart van het huidige Amerika vertoont het beeld van etnisch-religieus-cultureel pluralisme. Bovendien schijnen (zoals ik al in het begin van dit essay heb opgemerkt) in ‘Gods own country’ andere machten dan die van geloof en gebed het dagelijks leven te bepalen. Desondanks blijft naar het gevoelen van vele miljoenen Amerikanen het godsdienstige erfgoed van de oorspronkelijke founding fathers het hechtste fundament waarop Amerika rust: geen reliek of museumstuk uit lang vervlogen tijden, maar steeds weer een bron van inspiratie. Dat erfgoed inspireert tot een nieuw geestelijk-zedelijk reveil. Het herinnert aan de opdracht van de natie haar democratische beginselen onverkort te handhaven. Het toetst de ‘American way of life’ aan ethische waarden en normen. Ze zijn nog steeds de erflaters, de stem van het nationale geweten.

Stiefkinderen in Europa

Het onderwerp van mijn essay herinnerde mij aan het magnus opus van de Groningse kerkhistoricus Jan Lindeboom, Stiefkinderen van het Christendom [1] een standaardwerk over het christelijk non-conformisme door de eeuwen heen. Als stiefkinderen zijn zij behandeld in de Engelse staatskerk, de puriteins gezinden. Onder het bewind van Karel I en zijn paladijn, aarsbisschop William Laud zouden zij zelfs worden verstoten en vervolgd omdat zij weigerden zich te conformeren aan Lauds romaniserende kerkpolitiek. Uit hun midden zijn (zoals wij hebben gezien) de eerste pioniers in Nieuw Engeland voortgekomen. Sindsdien is het non-conformistisch karakter van het Amerikaanse protestantisme voortdurend versterkt, niet alleen door de vestiging van protestantse vluchtelingen uit Europese contra-refomatorische gebieden, maar ook door bewegingen als de Great Awakening, het revivalisme en de indrukwekkende zendingsarbeid van methodistische en baptistische circuit riders gedurende de ontsluiting van het Westen.Europeanen zien vaak over het hoofd dat, toen in hun werelddeel de secularisatie haar opmars begon, Noord Amerika een indrukwekkend kersteningsproces doormaakte. Toen met de voortgang van de secularisatie zich vooral in West-Europese kerken een ‘leegloop’ aftekende, beleefden de Amerikaanse denominaties juist een periode van groei en bloei.

Verschillen

Beschouwingen over culturele en mentale verschillen tussen Europa en Amerika zijn er bij de vleet. Maar zijn daarin de factoren wel uit de grondverf gekomen, waaraan deze verschillen ten grondslag liggen? Die factoren moeten (mijns inziens) vóór alles worden gezocht in het Europese en het Amerikaanse christendom.

Vrijwilligerskerk staat tegenover staatskerkHet is zonder meer in strijd met de geschiedenis van ons werelddeel om de bakermat van de Europese beschaving uitsluitend te fixeren in de grieks-romeinse oudheid, de dominante betekenis van de Bijbel voor die beschaving te negeren, te bagatelliseren of zelfs te ontkennen, de opmaat van het moderne Europa te lokaliseren in de Verlichting en daarbij de voorafgaande eeuwen christendom af te schrijven als een afgesloten hoofdstuk van onze beschavingsgeschiedenis. Nog steeds wordt in secularistische kringen niet zelden een dergelijke opvatting over onze cultuur voorgedragen. Toch zou in feite van de klassieken ons niet veel meer resten dan trieste ruïnen en wat beeldhouwwerk, ware het niet dat in scriptoria van kloosters – met de Bijbel, met de geschriften van kerkvaders en liturgie – ook het voornaamste van de antieke literatuur eeuw na eeuw is gekopieerd. Bovendien moet worden bedacht, dat tot in de Renaissance deze literatuur met een christelijke bril op is gelezen en geïnterpreteerd. Wat de Verlichting betreft: deze blijft in haar vele verschillende verschijningsvormen volstrekt onbegrijpelijk zonder kennis van de daaraan voorafgaande eeuwen van christelijke beschaving. Veel meer dan een breuk met dat verleden is de Verlichting in menig opzicht een nieuwe interpretatie geweest van het christelijk geloof en één van de boeiendste hoofdstukken in de geschiedenis van het christendom. Iedere cultureel onderlegde jood, moslim, hindoe of boeddhist weet ons te vertellen, dat zonder bijbelkennis, zonder christendom het moderne Europa, alle secularisme ten spijt, een volstrekt onbegrijpelijke en onverklaarbare grootheid blijft [2].
Eén van de fataalste gevolgen van de blikvernauwing ten aanzien van het christendom als grondslag van onze beschaving is, dat het bij voorbaat onmogelijk wordt om in te zien en te beseffen dat Europese cultuurpatronen en de conscience européenne teruggaan op christelijke tradities én dat voor de wording van het moderne Amerika het protestantse non-conformisme van fundamentele betekenis is geweest.

Europa: de volkskerk

De wordingsgeschiedenis van Europa vóór de vroege Verlichting – ‘la crise de la conscience européenne’ (Paul Hazard) – heeft zich afgespeeld binnen het kader van een veelomvattende volkskerk, gecentreerd rond vorstenhoven, kathedralen, kloosterorden en in latere tijden tevens rond stadsparochies, door de clerus gedomineerde universiteiten en gecensureerde boekdrukkerijen.

In menig Europees land of gewest hebben de kerken van de voornaamste en meest verspreide confessies (ik beperk mij tot West-Europa: rooms-katholiek, luthers, gereformeerd, anglicaans) tot op de huidige dag haar karakter van volkskerk goeddeels behouden. Al bij je geboorte met je doop als zuigeling ben je opgenomen in haar ledenbestand. De overgrote meerderheid van de bevolking wordt geacht tot dat bestand te behoren. Niettemin heerst er bij hoog en laag nogal wat godsdienstige onverschilligheid. Papieren leden zijn legio.

Van oudsher had de volkskerk als staatskerk in het nationale bestel een bevoorrechte positie ingenomen. Daaraan ontleende zij geen gering prestige. De clerus onderhield nauwe betrekkingen met hof en stadhuis. Van de magistraten werd verwacht, dat zij als voedstervaders voor het welzijn van de staatskerk zouden zorg dragen. Zij voorzagen dan ook in de kosten van het kerkelijk bedrijf.

Nog steeds vertonen volkskerken in haar voorkomen iets seigneuraals, dat herinnert aan de glorie van haar vroegere prestigieuze positie in de maatschappij. Die seigneurale trek profileert zich vooral in het ceremonieel van hiërarchisch geordende kerken, waar het gezag van de clerus over het leven van de gelovigen zich vooralsnog laat gelden [3]. Macht en gezag van prelaten hebben onder het volk vaak een mentaliteit aangekweekt, die gekenmerkt werd door gehoorzaamheid, volgzaamheid en gezagsgetrouwheid. Woordvoerders en beleidslieden in de volkskerk hebben in maatschappij en politiek doorgaans steun verleend aan conservatieve krachten. Pleitbezorgers van volkssoevereiniteit en pioniers op weg naar een democratisch bestel in kerk en staat zijn zelden uit hun midden voortgekomen.

Op het culturele vlak heeft het seigneurale aspect van de volkskerk zich bovenal gemanifesteerd in monumentale architectuur en in de beeldende kunsten. Ontelbaar zijn nog steeds de herinneringen aan de grootse stijlperioden van romaans, gotiek, renaissance en barok.

Amerika gevormd door de Free Church

De voornaamste tradities in het Amerikaanse protestantisme leveren een kerktype op, dat diametraal tegenover de volkskerk staat. Dat kerktype wordt gekenmerkt als vrijwilligheidskerk. Uit vrije wil, op grond van een persoonlijke beslissing treed je toe tot de geloofsgemeenschap. Krachtens persoonlijke belijdenis wordt het lidmaatschap toegekend. Daarmee heb je de verplichtingen ervan aanvaard. De persoonlijke toewijding van de leden is de drijfkracht van het gemeenteleven. De betrokkenheid van de leden blijkt bovendien uit hun aandeel in bestuur en beleid van de kerk, die dan ook democratisch gestructureerd is. Daarin stemt de kerk overeen met het democratische karakter van het staatsbestel. Dat bestel rust op een democratische gezindheid, die de vrijwilligheidskerk onder de bevolking heeft aangekweekt [4].

De substantiële inbreng van de leden aan toewijding en geldelijke steun maakt, dat de vrijwilligheidskerk als een vrije onderneming in haar eigen onderhoud kan voorzien. Zij is Free Church, onafhankelijk van staatssubsidie en overheidsbemoeienis. Het vrije kerktype is de basis waarop het beginsel van de scheiding tussen kerk en staat steunt. Dit beginsel vindt zijn oorsprong in de overtuiging van baptisten en quakers, dat uitoefening van wereldlijke macht onverenigbaar is met het lidmaatschap van de christelijke gemeente. Ruim een eeuw vóór de opstelling van de Amerikaanse grondwet is (zoals eerder werd opgemerkt) het beginsel van de scheiding tussen kerk en staat doorgevoerd in Rhode Island en Pennsylvanië.

In een toenemend aantal Europese staten is de staatskerk onttroond. Soms is die onttroning een feit sedert de Franse Revolutie, soms dateert zij uit een recent verleden of zal in de naaste toekomst plaats vinden. Met de scheiding van de staat verliest de volkskerk haar prestigieuze positie, haar uitwendige glorie en statie, haar voorrechten, soms met behoud van enkele zilveren koorden. Voor de burgerlijke overheid is zij voortaan niet meer dan een van de vele religieuze genootschappen in het land. Precies zoals in Amerika waar voor de wet de vrije kerken, groot en klein, op voet van gelijkheid staan.

Secularisatie in Europa en Amerika

Het moderne Europa wordt als het ware een spiegel voorgehouden in de situatie waarin momenteel de volkskerk zich bevindt. Eén van de meest opvallende kenmerken van het moderne Europa is het langdurige proces van ontkerkelijking en ontkerstening. Tot nu toe heeft dit proces ingrijpender gevolgen gehad dan slechts een boedelscheiding tussen ‘Mozes en Aäron’. De ‘Grote Kerk’ zag haar numerieke overwicht onder de bevolking wegebben, haar betekenis voor het maatschappelijk leven inkrimpen, terwijl zij het contact met de moderne cultuur allang goeddeels was kwijt geraakt.

Modern Europa wordt spiegel voorgehoudenMaar is secularisatie als marginalisering van de kerk in de samenleving, als vervreemding van christelijk erfgoed in de cultuur een onafwendbaar onweerstaanbaar onstuitbaar proces; een noodwendigheid, die onherroepelijk de toekomst van Europa bepaalt?

De vrije vrijwilligheidskerk in Amerika is de secularisatie voor geweest. Sinds het ontstaan van de republiek heeft zij een traditie opgebouwd van onafhankelijkheid. Zij waakt over haar vrijheid tegenover regeringsinstanties en partijpolitiek. Zij behoudt zich het recht voor die beiden – wanneer daartoe aanleiding bestaat – te herinneren aan de beginselen en idealen van een democratisch bestel, dat strookt met haar eigen orde. Zij stelt zich kritisch op tegenover hetgeen zich zoal voordoet in maatschappij en cultuur. In de kunst van ‘successful self supporting’ laat zij zien wat gemeenschapszin, toewijding en betrokkenheid voor het maatschappelijk leven kunnen betekenen. Voor de natie functioneert zij als een levende inspirerende gedachtenis aan het godsdienstig erfgoed van de oorspronkelijke founding fathers.

Het Amerika van de Free Church, die vrucht van het oude Europese non-conformistische protestantisme, laat zien dat in een land waar alles schijnt te draaien om beurs en bank, industrie en technologie, secularisatie geen onafwendbare noodwendigheid blijkt te zijn. Dit doet de vraag rijzen of voor Europa toch nog een andere toekomst denkbaar is dan – overeenkomstig een secularistisch verwachtingspatroon – de uiteindelijke voltooiing van het secularisatieproces. Daartegenover zou de weerbaarheid van een geestelijk-zedelijk non-conformisme, gelovig, moedig, zelfbewust, wel eens Europa’s behoud voor de toekomst kunnen zijn.

  1. Groningen, 1929.
  2. R. Boon, ‘Enlightenment Project als opmaat tot moderniteit: een post-moderne constructie’, in: Kerk en Theologie, 51/3 2000.
  3. Dit geldt in het bijzonder voor het Vaticaans vertoon van pracht en praal, imponerend schouwspel voor drommen rond de ‘heilige vader’, mondiale blikvanger voor de beeldbuis.
  4. R. Boon, ‘Zoektocht naar de grondslag van de democratie’, in: Kerk en Theologie, 52/2 2002; idem ‘Democratie en protestantse tradities’, in: In de Waagschaal, 20/12 1991.