Het begin van het einde

Wanneer het over hun huwelijk gaat, kunnen mensen doorgaans feilloos navertellen ‘hoe het allemaal is begonnen’. Geldt dat ook voor de liefde voor kunstwerken en hun makers?

Het werk van de Britse auteur Graham Greene (1904-1991) is me bijzonder dierbaar. Ik schreef er regelmatig over en in mijn laatste roman uit 2011, Stille Zaterdag, heten de hoofdpersonen Maurice Benders en Sara Mijland, losjes vernoemd naar Maurice Bendrix en Sarah Miles uit de roman The End of the Affair. Meer dan een eerbetoon. Want Greene is voor mij niet alleen een leermeester bij het schrijven, maar ook een gids in ‘het echte leven’. Worstelingen met eigen donkere kanten, indringende geloofsvragen en machteloos stemmende menselijke drama’s, dichtbij of ver weg: ik leg ze woordeloos aan de dode schrijver voor. Wetend dat hij niets terugzegt – het zijn sferen uit zijn boeken, of terloopse gedachten van zijn personages die vervolgens opwellen en me eraan herinneren dat de held die ik bewonder om zijn onverschrokken, autonome, onderzoekende geest, zich soms net zo’n aarzelende stuntelaar heeft gevoeld als ik mezelf. Zij het dat hij dit feilloos in alle tinten en toonaarden kon tonen, en er vormen voor vond die het niveau van de therapeutische bekentenissen ruimschoots overstijgen.

Vreemd dat ik dan toch niet wist wanneer mijn liefde was begonnen…

Een paar gegevens kende ik nog wel: in de televisierubriek van de Volkskrant werd de film The End of the Affair van regisseur Neil Jordan ooit lovend aangekondigd. Het verhaal intrigeerde me, maar ik vond dat ik de film pas mocht zien als ik eerst het boek had gelezen, wat ik meteen ben gaan doen. Hierna kocht ik alsnog de dvd, op een zondagmiddag (!) in Apeldoorn, na een lezing in de bibliotheek aldaar. De datum daarvan bleek te achterhalen, wat het zoeken in het Volkskrant-archief vergemakkelijkte. Zo leerde ik met terugwerkende kracht dat ik op 17 maart 2004 benieuwd raakte naar het boek en het dezelfde dag nog aanschafte, om al op 4 april de film te kopen en te bekijken: precies één dag na Greene’s sterfdag in 1991. En nu dus negen jaar geleden. Negen! Wat klonk dat stevig. De leeftijd van een schoolkind dat al goed kan rekenen, lezen en schrijven.

En in 2014: tien jaar Greenefan, prachtig.

Al tweemaal heb ik voor zijn huis op Capri gestaan, in de kast staan zelfs zijn vier zeldzame kinderboeken, door mijn man besteld bij antiquariaten in Amerika en Wales…

Toegegeven, in 1999 had ik voor Vrij Nederland een boek over bekeerde Engelse schrijvers mogen bespreken, en me juist geërgerd aan de katholiek geworden schuinsmarcheerder Greene.

En in 1994 had ik uit een recensie in HP/de Tijd, over de biografie van Norman Sherry, een gedicht van Greene overgeschreven. Een hartenkreet bestemd voor zijn belangrijkste minnares, ergens in mijn toenmalige agenda. Erboven staat genoteerd: ‘Een echt mooi gedicht’, met een ferme streep eronder. Maar dat ontdekte ik pas weer na april 2004.

Het begin had dus al twee keer eerder kunnen beginnen. Of was dat misschien nog te vroeg geweest?

In ieder geval ben ik intens gelukkig dat ik – dankzij Google – eindelijk het exacte begin ken. Nooit meer zal ik een ruwe gok doen, gokken die elkaar tegenspreken bovendien. Nee, er is iets te gedenken, stilletjes te vieren. Een mijlpaal voor mijn nog steeds toenemende verwondering en bewondering. Ik merk het ook bij anderen die een of meer dode schrijvers hebben geadopteerd: de langdurige leesrelaties leiden tot diepgaande mensenkennis en zelfkennis. Van eenzijdigheid lijkt geen sprake meer.

Soms is het alsof je in je eigen leven ook steeds meer van het voorbije leven van een ander ontraadselt. Al doende. Al vragende en verbeeldend, al veranderend en ouder wordend. Het is het omgekeerde van alle nieuwtjes bijhouden, en daarover met iedereen skypen en twitteren. Maar zoveel intiemer. Gestaag op weg naar je eigen einde, denk je en droom je een dierbare dode elke dag iets minder dood.