Pier en Oceaan

Oek de Jong

Uitgeverij Augustus, Amsterdam/ Antwerpen, 2012.
ISBN 978 90 204 1287 5 - 804 pagina’s - 29,95 euro.

Pier en Oceaan schetst de ontwikkeling van Abel - net als de schrijver geboren in 1952 - tot na zijn examen op het gymnasium in 1971. Deel 1 is de prelude op Abels geboorte: zijn hoogzwangere moeder Dina Houttuyn herbeleeft het begin van haar relatie met Lieuwe Roorda. Tot zijn achtste groeit Abel op in Dokkum en daarna wordt de polder ingewisseld voor de Zeeuwse delta waar zijn vader opklimt tot rector van de middelbare school in Goes. Dina’s verboden vrouwenliefde en haar vlucht naar voren door naar bed te gaan met verloofde Lieuwe zet de toon van het boek. Vanaf zijn conceptie speelt Abel, ‘kind van de zonde’, een rol in het ongelukkige huwelijk van zijn ouders. Zijn moeder is op slot geraakt en ergert zich voortdurend aan haar goedwillende, naïeve, zichzelf centraal stellende man. Het kind voelt haar stemmingen seismografisch aan. Hoewel zijn moeders gemoedsgesteldheid hem vaak beklemt, schaart hij zich aan haar zijde tegen zijn vader. In dit krachtenveld waarin ook stemmen van zijn gereformeerde grootouders klinken moet Abel tot wasdom komen.

‘Epos over een voorbije tijd’, zo las ik ergens over Pier en Oceaan. Dat is niet mijn leeservaring. Misschien komt dat doordat ik, geboren in 1970 en opgegroeid in een orthodox gereformeerd gezin, de sfeer en de omgang met emoties ergens herken. Maar sterker denk ik dat de beschreven ervaringen en verlangens van alle tijden zijn, ook al is de context veranderd.

Pier en Oceaan is een prachtig boek dat ik net zo graag lees als dat ik het terzijde leg. De reden is ook een en dezelfde. Oek de Jong is een meester in het oproepen van geuren, beelden, geluiden. Je ruikt Abels vriend en het verdriet van Dina, je ziet de tamelijk weerzinwekkende naaktheid van de hospita. Je voelt de zwarte wieren. Ik ken geen schrijver die ambivalentie en broeierigheid beter kan beschrijven dan Oek de Jong. Soms zit zijn taal me te dicht op en onder mijn huid. En toch is het die taal die maakt dat je 804 pagina’s leest over een jongen die groot wordt, en is zijn taal ook een belangrijke reden voor de toekenning van de Gouden Boekenuil 2013.

Vriendin Digna stuurt Abel een kaart van een van de schilderijen van Mondriaan, Pier en Oceaan, ’omdat het bij jou past, natuurlijk, en bij ons’. Het water speelt een belangrijke rol als beeld van terugkerende patronen, rusteloosheid, overspoeld en meegezogen worden, ondergrondse stromingen en mysterie. De pier lijkt te staan voor het breken van de golven, lopen in grensgebied en verbinding met vaste grond. Domburg is de plek waar Mondriaan Pier en Oceaan schilderde. Domburg is ook de plek waar Abel als kind met zijn broer Otto over de paalhoofden de zee in loopt, het mysterie ervaart en waar hij later de liefde bedrijft met zijn vriendin Digna. Abel herontdekt tijdens zijn vakantiewerk in restaurant Turkenburg dat bij Domburg altaarstenen van een Romeinse tempel uit zee zijn opgekomen. Vlak daarvoor heeft hij met de oude, heimelijk homoseksuele bankier meneer Padmos en zijn vader het Lam Gods bezocht in Gent. Als Abels vader aan meneer Padmos een vraag stelt over ‘het geloof’ vertelt meneer Padmos dat hij ongodist is. Abel is verrukt over het woord. Zijn vader meent dat hij het woord bij Vondel is tegengekomen. Voor mij is de onderstroom van Pier en Oceaan het sterke verlangen naar synthese van tegenstellingen: christendom en heidendom, homo- en heteroseksualiteit, walging en schoonheid, sadisme en tederheid. Die verwarrende vervlechting, niet vrij van dilemma’s, maakt indruk. Tegelijkertijd hou ik een gevoel van verlies dat geen nostalgie is naar een bijna verdwenen gereformeerde cultuur, maar een gevoel dat met het (bad)water ook het kind is verdwenen.