Sociale wetenschappen en geloof: een conceptuele analyse

Geloof en sociale wetenschappen staan niet tegenover elkaar

Sociale wetenschappen worden door gelovigen vaak met scepsis bekeken. Ze richten zich niet op de inhoud van het geloof, maar op de manier waarop mensen samen religieuze gemeenschappen vormen. Daarmee zouden ze een seculariserend effect hebben. Stefan Paas gaat in Wapenveld van februari 2013 zelfs zover om te zeggen dat de sociale wetenschappen religie verdringen als betekenisgever van de sociale wereld. Volgens hem vormen de sociale wetenschappen een belangrijke ideologische factor. Ze duiden onze samenleving als geseculariseerd en bepalen zo in hoge mate hoe we naar de wereld kijken. Tegelijkertijd adopteert hij echter de taal van de sociale wetenschappen door onbekommerd ook zelf over wetenschap en religie als sociale constructies te spreken. Tegenover de constructie van de sociale wetenschappen kunnen gelovigen hun eigen constructie plaatsen, ook al is dat misschien vechten tegen de bierkaai. 

Het verhaal van Stefan Paas is wat mij betreft te beladen. Alsof er een strijd gevoerd moet worden tussen sociale wetenschappen en geloof en alsof je de strijd alleen kunt winnen als je gebruikmaakt van de wapens van je tegenstander. In de sfeer van een algemene beschouwing is dat een aantrekkelijke positie. Het zet de zaken lekker op scherp. Maar praktisch gezien kan ik er niet zo goed mee uit de voeten. Het geeft onvoldoende ruimte voor religieuze gemeenschappen om op constructieve wijze gebruik te maken van de bevindingen van de sociale wetenschappen, ook al komen deze bevindingen misschien uit een atheïstische of agnostische koker. De echte strijd wordt niet gevoerd tussen wetenschap en geloof, maar tussen een wereldbeschouwing die zich uitsluitend wil baseren op wetenschappelijke waarheid en  een wereldbeschouwing die zich baseert op religieuze bronnen.

Bovendien, en dat vind ik minstens zo belangrijk, geeft een dergelijke benadering sociale wetenschappers die gelovig zijn onvoldoende middelen in handen om goed op hun positie als wetenschapper en als gelovige te kunnen reflecteren. Met veel interesse las ik het interview met Miranda Klaver in het vorige nummer van Wapenveld. Het interview laat zien dat het belangrijk is om nauwkeurig onderscheid te maken tussen je rol als sociale wetenschapper waarin je distantie bewaart tot de betreffende geloofspraktijk en je rol als gelovige waarin je je baseert op je eigen existentiële ervaringen en overtuigingen. Een dergelijke positie is nooit zonder spanning. Want beide rollen kun je misschien wel onderscheiden, maar nooit helemaal van elkaar scheiden. En dat kan gemakkelijk tot geloofstwijfel leiden: ‘nog een paar deconstructies verder en God is er niet meer’. Je proeft  dat Miranda Klaver de spanning tussen beide rollen zelf aan den lijve ondervonden heeft. Tegelijkertijd laat ze echter prachtig zien hoe beide rollen elkaar ook kunnen versterken en aanvullen. De resultaten van de sociale wetenschappen kunnen een verdiept inzicht geven in het geloof. En het feit dat je zelf gelovig bent, kan je helpen om beter te verstaan wat er in een religieuze praktijk gebeurt.

Ik ontken niet dat sociale wetenschappen bedreigend kunnen zijn voor de religieuze praktijk. Als een Paard van Troje kunnen sociale wetenschappen binnen geloofspraktijken denkwijzen binnenbrengen die haaks staan op de inhoud van het geloof. Ook kunnen sociale wetenschappen worden gebruikt om een wereldbeschouwing te ontwikkelen waarin God geen plaats meer heeft. Maar sociale wetenschappen en geloof hoeven niet noodzakelijkerwijs tegenover elkaar te staan. Sociale wetenschappen kunnen ook de bestaande geloofspraktijk dienen.  Sociale wetenschappen kunnen ook de bestaande geloofspraktijk dienen

In dit artikel wil ik laten zien dat het belangrijk is om ons bewust te zijn van zowel de mogelijkheden als de beperkingen van de sociale wetenschappen. Ik doe dat door in een zestal denkstappen een conceptuele analyse te geven die de complexe verhouding tussen  sociale wetenschappen en geloof scherper in kaart moet brengen. Een dergelijke analyse kan, naar ik hoop, wetenschappers helpen om een plek te geven aan de spanning die ze ervaren tussen hun vak en hun geloof.

1. Diverse disciplines
Het is belangrijk om ons te realiseren dat sociale wetenschappen een conglomeraat vormen van verschillende disciplines. Niet elke discipline is hetzelfde of heeft dezelfde inzet. Een antropoloog zal geloofsgemeenschappen bijvoorbeeld anders benaderen en analyseren dan een socioloog of een communicatiewetenschapper.

Sommige disciplines zullen zich vooral richten op het verschijnsel religie zelf en zullen proberen dit verschijnsel zo goed mogelijk te begrijpen. Ze willen onderzoeken welke processen zich binnen religieuze gemeenschappen afspelen en welke rol geloof in het leven van mensen speelt. Deze disciplines hebben doorgaans een meer academisch karakter. De bedoeling is om te analyseren wat er in religieuze gemeenschappen gebeurt.

Andere disciplines hebben een meer praktijkgericht karakter. Ze zijn bedoeld om de religieuze praktijk te verbeteren. Zo worden bijvoorbeeld inzichten uit de managementwetenschappen of de communicatiewetenschappen benut om veranderingsprocessen op gang te brengen of om een religieuze gemeenschap op een meer effectieve manier te positioneren. Niet het analyseren van religieuze praktijken, maar het op een beleidsmatige manier omvormen van deze praktijken staat centraal.

2. Verschillende benaderingen van religie
Tevens is het van belang om te onderkennen dat het verschijnsel religie wetenschappelijk gezien op verschillende manieren kan worden benaderd.

Allereerst kunnen wetenschappers op zoek gaan naar wat de essentie van religie is. Wat onderscheidt religieuze praktijken van niet-religieuze praktijken? Het is niet eenvoudig om deze vraag eenduidig te beantwoorden. In eerste instantie lijkt het aannemelijk om te stellen dat het in religie steeds gaat om de betrokkenheid van mensen op God, maar er zijn bijvoorbeeld ook religies zoals het boeddhisme die niet het bestaan van een god  veronderstellen. Om dit probleem te omzeilen zou je kunnen stellen dat religies altijd een betrokkenheid uitdrukken op een transcendente werkelijkheid, maar dan doemt direct de vraag op of het onderscheid tussen een immanente en een transcendente werkelijkheid niet typisch modern is. Deze benadering waarin op zoek gegaan wordt naar de essentie of het wezen van religie, wordt ook wel de essentialistische benadering genoemd en wordt binnen een discipline als de godsdienstfilosofie dikwijls gebruikt.

Een tweede manier om het verschijnsel religie te onderzoeken is door te analyseren wat de maatschappelijke functie is van religie. Deze benadering wordt ook wel de functionalistische benadering genoemd en komt in de sociale wetenschappen veelvuldig voor. Het voordeel van een dergelijke functionalistische benadering is dat je de vraag naar de essentie van religie niet hoeft te stellen en dat je ten aanzien van de verschillende religieuze stromingen een min of meer neutraal standpunt kunt innemen. Er wordt vooral onderzoek gedaan naar de wijze waarop religie maatschappelijk gezien functioneert. Zo wordt bijvoorbeeld vaak gezegd dat een belangrijke functie van religie is dat zij een samenbindend karakter heeft of dat zij een manier is om met angst of onzekerheid om te gaan. Denk je vanuit deze lijn door dan kan ook een voetbalwedstrijd of een stille tocht als religieus beschreven worden. Probleem van een functionalistische benadering is echter dat zij uitgaat van een externe beschrijving van religie waarin gelovigen zich lang niet altijd zullen herkennen. In een externe beschrijving van religie zullen gelovigen zich lang niet altijd herkennen

Een derde benadering die met name tegenwoordig in de sociale wetenschappen veelvuldig wordt gehanteerd, en waaraan ook Stefan Paas in zijn artikel veel refereert, is de culturalistische benadering.  In deze benadering wordt religie vooral gezien als een sociale constructie, een geheel van teksten, beelden en gebruiken waarmee mensen betekenis aan het bestaan geven. De culturalistische benadering gaat ervan uit dat mensen een eigen religieuze identiteit vorm geven door te putten uit materiaal dat in culturele en religieuze tradities voorhanden is. Religie wordt niet opgevat als een samenhangend systeem van geloofsovertuigingen,  maar als een manier waarop mensen uitdrukking geven aan hun eigen persoonlijke bestaan. De nadruk valt daarmee niet zozeer op de inhoud of de maatschappelijke functie van religie, maar op hoe religieuze identiteiten in onderlinge interactie tussen individuen worden vormgegeven. Op deze wijze wil men zo dicht mogelijk aansluiten bij de persoonlijke levensverhalen van mensen en openstaan voor nieuwe vormen van religiositeit die een minder institutioneel karakter hebben.

3. Maatschappelijke vorm
Kenmerkend voor de sociale wetenschappen is dat ze zich vooral richten op de maatschappelijke vorm waarin het verschijnsel religie zich voordoet en niet op de inhoud van de betreffende geloofsovertuigingen. De meer academische disciplines binnen de sociale wetenschappen doen dat door de werkelijkheid zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven. In de meer praktijkgerichte disciplines zoals de organisatiekunde, de marketing en de communicatiewetenschappen gaat men soms een stap verder en neemt men ook een normatief standpunt in, bijvoorbeeld door onderscheid te maken tussen meer of minder effectieve methoden van communiceren. Maar ook voor deze disciplines geldt dat men zich vooral richt op de middelen waarmee een bepaald doel bereikt wordt en niet op de geloofsinhoud zelf. Er zijn overigens ook uitzonderingen op de regel dat sociale wetenschappen zich van een inhoudelijk oordeel onthouden. Dat geldt met name de stroming van de kritische theorie (Adorno, Habermas, Bourdieu) waarin ook doelbewust een emancipatorische agenda wordt nagestreefd.

Vanuit een functionalistische opvatting over religie is het min of meer vanzelfsprekend dat de sociale wetenschappen zich vooral met de vormgeving van religie bezighouden en theologie en filosofie met de religieuze inhoud. Sociale wetenschappers moeten vooral onderzoeken hoe religieuze praktijken feitelijk werken. Daarmee leggen de sociale wetenschappen zichzelf een beperking op, maar laten ze ook hun kracht zien. Ze proberen op een zo onafhankelijk en objectief mogelijke wijze te onderzoeken hoe religieuze gemeenschappen in maatschappelijk opzicht functioneren.

Vertrekt men echter vanuit een culturalistische benadering, dan is het onderscheid tussen vorm en inhoud problematischer. Wetenschappers die vanuit een culturalistische benadering werken, zullen vaak zeggen dat er niet zoiets bestaat als een religieuze inhoud los van de vorm waarin mensen hun religieuze identiteit tot uitdrukking brengen. Wat voor sommigen slechts vorm lijkt, bijvoorbeeld een bepaalde manier van zingen of het dragen van speciale kleding, lijkt voor anderen juist een essentieel kenmerk van hun geloof. Dat heeft alles te maken met de blikrichting van waaruit de culturalistische benadering naar religie kijkt. Zij onderzoekt religieuze identiteiten als sociale constructies en doet geen uitspraken over wat wel of niet tot de kern van een bepaalde geloofsovertuiging behoort.

Toch wil ik volhouden dat ook de culturalistische benadering zich vooral richt op de vormgeving van religieuze praktijken. Ook de culturalistische benadering richt zich vooral op de vormgeving van religieuze waarden Dit omdat ze zich doelbewust van een inhoudelijk oordeel onthoudt en zich beperkt tot een analyse van de manier waarop religieuze identiteiten geconstrueerd worden. Het is juist vanuit dit perspectief dat ze geen uitspraken wil doen over wat tot de vorm moet worden gerekend en wat tot de inhoud. De restrictie die aan het onderzoekende subject wordt gesteld om zich alleen met de vormgeving van religie bezig te houden, laat niet toe dat ten aanzien van het object van onderzoek een onderscheid wordt gemaakt tussen vorm en inhoud.

4. Theologie en filosofie zijn ook beperkt
In tegenstelling tot de sociale wetenschappen die zich over het algemeen beperken tot de maatschappelijke vormen waarin religie zich voordoet, richten geesteswetenschappen zoals de filosofie en de theologie zich juist vooral op de geloofsinhoud zelf. Soms doen ze dat door deze geloofsinhoud nauwkeurig te analyseren en  te beschrijven, vaak ook door zelf een inhoudelijk standpunt in te nemen. Dat betekent echter niet dat men vanuit theologie of filosofie volledig zicht krijgt op wat geloven precies is of welke weg God met mensen gaat. Deze zaken blijven uiteindelijk ook voor theologie en filosofie een geheim. Theologie en filosofie hebben op dit punt geen voorsprong ten opzichte van de sociale wetenschappen.

Vanuit sociaalwetenschappelijk oogpunt gezien zijn alle vormen van religie gelijk. Er kan vanuit een dergelijke benadering geen inhoudelijk oordeel gegeven worden over wat goede en minder goede vormen van religie zijn. Hooguit kan men tot de conclusie komen dat empirisch gezien de ene geloofsovertuiging bijvoorbeeld meer tot liefdadigheid aanspoort dan de andere. Vanuit een geesteswetenschappelijke benadering daarentegen kan wel op inhoudelijke gronden onderscheid gemaakt worden tussen verschillende religieuze stromingen. Zo kan bijvoorbeeld in de politieke filosofie onderscheid worden gemaakt tussen religieuze uitingen die wel toelaatbaar zijn binnen een moderne democratische rechtsstaat en religieuze uitingen die daarmee in strijd zijn. Of kunnen vanuit geesteshistorisch perspectief argumenten worden aangevoerd waarom de ene geloofovertuiging naar haar eigen aard vredelievender is dan de andere geloofsovertuiging. Het op deze wijze inhoudelijk onderscheid maken tussen verschillende religieuze tradities en overtuigingen is belangrijk. Dit omdat we als mensen persoonlijk een keuze moeten maken hoe we in het leven willen staan. En ook omdat we de verschillende religieuze en levensbeschouwelijke overtuigingen niet zomaar over één kam mogen scheren.

Reflectie op de inhoud van het geloof leidt er echter, zoals gezegd, niet per definitie toe dat je ook een betere gelovige wordt of beter kunt begrijpen wat geloven is. Als je een goede theoloog bent, betekent dat bijvoorbeeld nog niet dat je daarmee ook een goede gelovige bent. Iedere wetenschap, en dus ook de theologie, begint bij het abstraheren van een bepaald aspect of een bepaalde dimensie van het concrete alledaagse bestaan. Zij neemt een aspect van het religieuze bestaan en tracht dat zo goed mogelijk te analyseren en bepaalde patronen of wetmatigheden op het spoor te komen. Een theoloog kan zich bijvoorbeeld speciaal richten op de exegese van Bijbelteksten of de systematische doordenking van geloofswaarheden, maar krijgt daarmee nog geen volledig beeld van wat geloven inhoudt. Geloven is immers meer dan alleen het bestuderen van teksten of het ordenen van bepaalde geloofswaarheden. Het is ook een manier van leven waarin het hele menselijke bestaan meekomt. Dat betekent dat bijvoorbeeld in de dagelijkse praktijk van geloven ook rituelen een belangrijke rol spelen en de manier waarop je met je tijd omgaat en je tot anderen verhoudt. Theologie kan helpen om onze kennis over deze geloofspraktijk te verrijken en verdiepen, maar dat betekent niet dat zij daarmee volledig tot het geheim van wat geloven is door kan dringen.

5. Niet neutraal
Net als theologie en filosofie kunnen sociale wetenschappen ons helpen om ons begrip over wat geloven is te verrijken en te verdiepen. Religie is, zoals we net al zagen, meer dan een systeem van geloofswaarheden, het is ook een manier van leven waarin mensen op een specifieke wijze op elkaar betrokken zijn. En dat betekent dat religie een maatschappelijke dimensie heeft die het waard is om door de sociale wetenschappen onderzocht te worden. De maatschappelijke dimensie van religie is onderzoek waard Hoe belangrijk de inbreng van de sociale wetenschappen echter ook is, deze inbreng is in inhoudelijk opzicht nooit helemaal neutraal. Het is daarom belangrijk dat sociale wetenschappers oog hebben zowel voor de mogelijkheden als voor de beperkingen van hun eigen benadering.

Dat sociale wetenschappen ons kunnen helpen om te begrijpen hoe religieuze praktijken functioneren, ligt misschien het meest voor de hand bij de meer praktijkgerichte disciplines. Zo kunnen inzichten uit de communicatiewetenschappen religieuze gemeenschappen bijvoorbeeld helpen om media op een goede wijze in te zetten of om op een wervende manier aanwezig te zijn in de samenleving.  En kan kennis uit de managementwetenschappen behulpzaam zijn om zorgvuldig met financiën om te gaan en om taken en verantwoordelijkheden goed in kaart te brengen. Maar ook voor de meer academische disciplines binnen de sociale wetenschappen geldt dat ze ons een verdiept inzicht kunnen geven in de religieuze praktijk. Zo wordt er bijvoorbeeld vandaag de dag binnen de sociale wetenschappen veel onderzoek gedaan naar de werking van rituelen. Deze kennis kan niet alleen verrassende inzichten opleveren over hoe rituelen feitelijk werken, maar kan ons ook stimuleren om opnieuw na te denken over welke betekenis we vanuit onze eigen geloofstraditie aan rituelen moeten toekennen. Miranda Klaver spoort ons in het interview in het vorige nummer van Wapenveld dan ook terecht aan om meer aandacht te hebben voor de lichamelijke dimensie van het christelijke geloof.

De resultaten van de sociale wetenschappen kunnen echter ook, en dat is de keerzijde, het geestelijke leven ingrijpend verstoren. Wanneer in communicatiewetenschappen of managementwetenschappen criteria worden gebruikt als effectiviteit en efficiëntie kan dat een impact hebben die haaks staat op de inhoud van het geloof. Hetzelfde geldt voor sommige modellen van leiderschap die vandaag de dag opgeld doen. Met name wordt het riskant wanneer de resultaten van de sociale wetenschappen verabsoluteerd worden. Het wordt riskant wanneer de resultaten van de sociale wetenschappen verabsoluteerd worden Op zich is er niets mis mee wanneer vanuit een culturalistische benadering onderzocht wordt hoe religieuze identiteiten zich vormen en gevormd worden. Daarmee wordt een belangrijk aspect van het religieuze bestaan belicht. Gaat men echter een stap verder en kan men mensen alleen nog maar zien als wezens die hun levensverhaal construeren, dan treedt men buiten het domein van de sociale wetenschappen en formuleert men een mensvisie die in hoge mate haaks staat op wat in veel religieuze gemeenschappen beleden wordt.  Sociale wetenschappen staan dan niet langer in dienst van de religieuze praktijk, maar dringen een eigen geloofswaarheid aan deze praktijk op. Het is dan ook niet zonder risico’s om de eigen geloofsovertuiging in culturalistische termen te duiden en daarmee te accepteren dat religieuze overtuigingen sociale constructies zijn.

6. Onderscheiden sferen
Vorm en inhoud moeten wel onderscheiden worden, maar zijn nooit helemaal te scheiden. Zojuist zagen we al dat de sociale wetenschappen, ook al richten ze zich met name op de wijze waarop religieuze praktijken maatschappelijk vorm krijgen, inhoudelijk gezien nooit helemaal neutraal zijn. En het omgekeerde is ook het geval. Je kunt geen kennis verwerven over de maatschappelijke vormen waarin religie zich openbaart, zonder ook inhoudelijk iets over religie te zeggen. Wat voor een geloofsgemeenschap een geschikte manier van organiseren is of wat een gepaste wijze is om een boodschap over te brengen, hangt in belangrijke mate af van de opvattingen die binnen deze gemeenschap aanwezig zijn. Dat betekent dat men om te beoordelen wat een goede manier van organiseren of communiceren is, criteria moet formuleren die passen bij de betreffende geloofstraditie en vanuit deze geloofstraditie een eigen invulling krijgen.       

Ik werd me in het bijzonder bewust van het belang van een inhoudelijke analyse van wat religie is of zou moeten zijn, ook voor de sociale wetenschappen, toen ik Desiring the Kingdom van James A.K. Smith las. In dit boek wordt op boeiende wijze geschreven over het rituele karakter van de Amerikaanse shopping malls. Smith laat zien hoe consumenten zich op gezette tijden als moderne pelgrims langs de schappen laten leiden terwijl ze via posters en beeldschermen met allerlei beelden van het goede leven worden geconfronteerd. Terecht stelt Smith dat in de christelijke levensbeschouwing betrekkelijk weinig oog is voor deze rituele dimensie van het bestaan en betreurt hij het dat het christelijk onderwijs vaak eenzijdig gericht is op de cognitieve overdracht van het geloof. Toch bevredigt de analyse van Smith mij niet helemaal, juist omdat hij zo weinig onderscheid maakt tussen wat een kerk, een school of een winkelcentrum zou moeten zijn.  Het lijkt erop dat het voor hem min of meer vergelijkbare grootheden zijn.

Wat er mis gaat in de analyse van Smith is dat hij onvoldoende onderscheid maakt tussen verschillende maatschappelijke sferen omdat hij een conceptueel instrumentarium mist om te benoemen waarin religieuze praktijken verschillen van andere maatschappelijke praktijken. Wanneer een kerkelijke gemeenschap zich in de logica van de Amerikaanse shopping mall zou voegen, gaat er iets grondig mis omdat geloven meer is dat het kopen en verkopen van religieuze producten. En hetzelfde is het geval wanneer zingeving en spiritualiteit binnen organisaties een zodanig centrale rol krijgen dat het bijna religieuze gemeenschappen worden. Het maken van een onderscheid tussen verschillende maatschappelijke praktijken is in het bijzonder relevant voor de meer praktijkgerichte disciplines binnen de sociale wetenschappen. Nodig is een conceptueel instrumentarium voor het onderscheiden tussen maatschappelijke praktijken Wil je een goed advies kunnen geven, dan moet je immers ook gevoelig zijn voor wat er in de betreffende praktijk op het spel staat. Maar ook voor meer academische disciplines geldt dat ze zich tekort zouden doen als ze een geen instrumentarium meer zouden bezitten om een onderscheid te maken tussen verschillende maatschappelijke praktijken. Dan ontnemen ze zichzelf de mogelijkheid om de huidige sterk gedifferentieerde samenleving goed in kaart te brengen.

Vaak wordt in generieke termen over sociale wetenschappen en geloof gesproken en wordt tussen beide ook een tegenstelling gesuggereerd. Met een dergelijke antithetische houding komen we, zoals ik hierboven heb laten zien, echter niet zoveel verder. De bestaande geloofspraktijk wordt er niet mee gediend omdat bevindingen van de sociale wetenschappen buiten de deur worden gehouden. En ook sociale wetenschappers worden er niet mee gediend omdat onvoldoende recht wordt gedaan aan de eigenheid van het vak dat ze vaak met veel vreugde beoefenen. In dit artikel heb ik daarom zoveel mogelijk recht proberen te doen aan de eigen inbreng van de sociale wetenschappen bij de bestudering van religieuze praktijken. De sociale wetenschappen worden gekenmerkt door een diversiteit aan disciplines en benaderingen en ook religie is een complex en veelvormig verschijnsel. Willen we de inbreng van de sociale wetenschappen op waarde kunnen schatten, dan zullen we zowel oog moeten hebben voor de mogelijkheden alsook voor de beperkingen van deze wetenschappen. Ik hoop met de hier gepresenteerde conceptuele analyse daarvoor een kleine aanzet te hebben gegeven.

Gebruikte literatuur
J.A. Beckford, Social Theory and Religion. Cambridge: Cambridge University Press, 2003.
S. Hoover, ‘The Culturalist Turn in Scholarship on Media and Religion’, Journal of Media and Religion, 1 (1), 25-36, 2002.
B. Meyer, Aesthetic Formations. Media, Religion and the Senses. New York: Palgrave, 2009.
J.A. K. Smith, Desiring the Kingdom. Worship, Worldview, and Cultural Formation. Grand Rapids: Baker Academic, 2009.
N. Wolterstorff, De rede binnen de grenzen van de religie. Geloof, wetenschap en praktijk. Amsterdam: Buijten & Schipperhein, 1993.