De tirannie verdrijven

Kanttekeningen bij herleving van dictatuur
Dr. S. Meijers

De theoloog en emeritus-predikant dr. S. Meijers heeft een boek gepubliceerd, waarvoor ik graag de aandacht vraag [1]. Meijers is in onze tijd en samenleving tegen iets opgelopen, dat hem dwars zit en verontrust, zo intens, dat hij het gevoel kreeg: ik moet hierover schrijven. Hij zegt het zelf zo en de lezer merkt aan de hele manier van betogen en schrijven, dat hij echt vanuit een innerlijke drang en overtuiging de pen ter hand heeft genomen.
We kennen de auteur uit andere publicaties. Hij schrijft steeds pittig en puntig, intelligent en to the point. Dat is ook zo in dit boek. Typerend voor dit geschrift is dat juist de ‘gezonde irritatie’ zoals de auteur het zelf noemt, niet alleen scherpte maar ook grote duidelijkheid bewerkt. Er staan wel zinnen in, die als ‘doordenkertjes’ mogen gelden. Intussen: het betoog als geheel is helder en klaar, met tal van originele observaties en formuleringen.

De titel is ontleend aan het Nederlandse volkslied en is een goede aanduiding, waar het om gaat. Dr. Meijers constateert in onze cultuur een verval en in feite verdwijning van echte waarden, waarden die als voedingsbodem en inspiratiebronnen van normen kunnen functioneren. De waarde van de dingen wordt heden bovenal afgemeten aan hun nut, te weten het rendement dat ze voor onszelf hebben. En datzelfde dreigt te gebeuren – en het gebeurt in feite al – met mensen: dat hun waarde afhankelijk wordt gemaakt van het nut, dat ze ons opleveren. We staan hier voor een consequente pragmatisering van het leven en samenleven. ‘We moeten pragmatische oplossingen zoeken’ – opmerkingen in deze geest worden slag op slag gemaakt. Dat is niet toevallig. Het Griekse woord pragma betekent immers juist het nut, het profijt! De pragmatisering omvat een mentaliteit en een praktijk, die bijna overal is binnengedrongen. Wie het er niet mee eens is, wordt meewarig aangekeken, zoals ook vele tijdgenoten meewarig of uit de hoogte over het christendom oordelen. De verabsolutering van de profijtelijkheid is in feite een dictatuur, die tirannieke trekken vertoont en in haar consequenties de echte menselijkheid om zeep helpt.
De auteur laat zien, hoe het in de loop der geschiedenis tot deze dictatuur gekomen is. Met forse lijnen, overigens raak en doeltreffend, schetst hij hoe in de historie van het Europese denken de concepties van secularisatie en autonomie zijn ontvouwd en in praktijk gebracht. Ze hebben mede de stoot gegeven tot de Franse revolutie.

Interessant en karakterisitiek voor de auteur is nu, dat hij beslist niet van zins blijkt de Franse revolutie en bloc te veroordelen. Hij signaleert, dat dit makkelijk-lichtvaardig en goedkoop-stichtelijk allerwege in de kerk, en zeker in de rechterflank, gebeurt. De mens is dan met vrijheidsstreven en begeerte naar autonomie per definitie als zondaar gebrandmerkt. Er zit echter achter en in de leuze ‘gelijkheid, vrijheid, broederschap’ een ideaal, een ‘waarde’, die onze tijd juist dreigt kwijt te raken. Het is het ideaal van de burger, die niet boven of beneden alle andere burgers staat – ze vormen een gemeenschap – en die vanuit eigen verantwoordelijkheid zelf kan en wil kiezen voor de weg, die hij heeft te gaan. Op dit punt sluit Meijers aan bij drie theologen, door hem terecht als ‘verzetstheologen’ getypeerd: Bonhoeffer, Havel en de Roemeense denker Plesu. Alle drie hebben zich teweergesteld tegen tirannie, de uiterlijke, politieke, maar ook de innerlijke, totalitaire tirannie en alle drie hebben in dit verzet, dwars tegen volksverdomming en -misleiding en tegen afstomping van het geweten in, teruggegrepen op dat oorspronkelijke ideaal van de Franse revolutie. Dit ideaal spoorde met datgene, wat al voor het begin van de Franse revolutie in de Nederlandse Republiek onder het stadhouderschap van het Oranjehuis werd hooggehouden: de betekenis van het burgerdom. Het is van belang dit verleden niet te vergeten, betoogt Meijers, want wie, zoals velen in onze tijd, de geschiedenis verspeelt, verliest ook het perspectief op de toekomst.

De schrijver richt zich in eerste instantie tot de gemeenschap, die hem voortbracht en waarmee hij solidair is gebleven: de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk. Hij doet op de Bond een dringend appèl om zich meer dan tot dusver serieus bezig te houden met datgene, wat er in de hedendaagse cultuur leeft, juist ook omdat de tijdgeest niet voor kerkdeuren halt houdt. Ook deze groepering nam volgens de auteur de tijdgeest te weinig kritisch in zich op; dat blijkt vaak ook in een vorm van ‘meditatie’, die meer gericht is op ‘hapklaarheid’ dan op origineel en diepgaand verstaan van de Schrift. Verkeerd is het, aldus Meijers, zich in innerlijke vroomheid, hoe nodig ook, terug te trekken. Met het oog hierop lanceert hij concrete voorstellen voor theologiebeoefening en predikantsopleiding. We gaan hierop niet nader in, maar constateren alleen, dat de dingen, die hij aan de orde stelt van belang zijn voor alle christenen, die als gelovigen bewust in de eigen tijd willen leven en elke tirannie – ook het anti-autoritaire kan een geestelijke terreur worden! – willen weerstaan.

In al zijn beschouwingen blijkt, dat dr. Meijers, systematisch theoloog, een speciale liefde heeft voor de ethiek.
Wat hij zegt over normen en wetgeving en over de wet van God, die nooit dictatoriaal en tiranniek over de mens heenwalst, is behartigenswaard. Meijers is een scherp waarnemer. Terecht zegt hij bijvoorbeeld dat een milde dictatuur als overgang te verkiezen is boven een democratie, die aan een volk wordt opgelegd, dat daarvoor nog niet de vereiste voorwaarden bezit.
Ik maak nog enkele kanttekeningen. Dat Hitler van oorsprong een Corsicaan zou zijn (53) lijkt me een verschrijving. Kennelijk speelde hier een associatie met Napoleon. Meijers schrijft blijkbaar vaak vanuit zijn geheugendepot en dat blijkt soms niet zonder risico. Havel wordt zowel in Hongarije als in Tschechoslowakije gelocaliseerd. Klopt dat? Bij de Nederlandse theologen, die ook cultuurkritici waren, had mijns inziens K. Schilder vermelding verdiend. Ik kan Meijers volgen, wanneer hij het een lans breekt voor een gezond conservatisme à la Burke, maar zijn kritiek op het anti-revolutionaire gedachtegoed (45v.) is te summier geformuleerd om overtuigend te zijn.
Volkomen terecht zegt de auteur, dat we er in het publieke debat over ethische vragen niet mee kunnen volstaan simpelweg te verwijzen naar de scheiding van kerk en staat in Nederland. Pure neutraliteit is een fictie.

Conclusie: in dit geschrift wordt een ontdekkend licht geworpen op onze samenleving, waarin het fun- en profitdenken zichtbaar en ‘onderhuids’ een enorme zuigkracht uitoefent. We bevelen het van harte aan.

  1. Boekencentrum, Zoetermeer 2003, 128 blz., €13,50.