David Martin, godsdienstsociologie en het probleem van de secularisatie

Een klein portret ter inleiding

De klassieke secularisatiethese heeft haar langste tijd inmiddels wel gehad. Alom klinkt nu de kritiek op het idee dat moderne samenlevingen onherroepelijk seculariseren en afscheid nemen van het geloof. Maar betekent deze kritiek ook dat we afscheid moeten nemen van het begrip secularisatie zelf? Voor een antwoord hierop gaan we te rade bij David Martin (1929), vermaard godsdienstsocioloog en een van de eerste critici van de secularisatiethese.

Als er één iemand is die de sociale wetenschappen van binnenuit kent, dan is het David Martin wel. Decennialang was hij een van de toonaangevende sociologen in Groot-Brittannië, met een impact tot ver daarbuiten. Ook aan Nederlandse studenten sociologie werden en worden zijn boeken als verplicht lesmateriaal voorgeschreven. Hij is momenteel honorair hoogleraar religiestudies aan Lancaster University, een functie die hij na zijn emeritaat als hoogleraar sociologie aan de prestigieuze London School of Economics heeft aangenomen.

Tegelijkertijd is diezelfde David Martin ook gewijd priester in de Church of England en verbonden aan Guildford Cathedral. Met enige regelmaat gaat hij daar in de diensten voor. Enkele van zijn recente preken zijn op de website van de kathedraal na te lezen. Ze zijn doorwrocht, met een hang naar het literaire, en laten een verstilde vroomheid zien.

Die twee kanten van David Martin staan niet haaks op elkaar, zijn ook geen strikt gescheiden domeinen, maar lijken elkaar vooral te versterken. De socioloog profiteert van het inzicht van de priester in hoe geloof in transcendentie eigen taal en riten kent. De gelovige op zijn beurt leert van de socioloog hoezeer sociale contexten de wijze stempelen waarop het geloof wordt uitgedrukt en beleefd.

Redenen genoeg om in deze jaarserie David Martin naar voren te halen en een toegankelijke, doorwrochte toespraak van hem in Nederlandse vertaling aan de Wapenveld-lezers aan te bieden. Deze rede, die op 3 november 2005 aan St. Edmunds College in Cambridge werd uitgesproken, biedt in vogelvlucht een dwarsdoorsnede van de thema’s waarmee Martin zich zijn leven lang al bezighoudt: geloof, secularisatie, wetenschap, politiek en geweld. Om dit belangwekkende artikel goed te kunnen plaatsen, hier eerst een korte positionering.

Godsdienstsocioloog
Martin geldt als een van de pioniers van het vakgebied ‘sociology of religion’. De methoden die in de sociologie waren ontwikkeld ging hij op het domein van kerk en geloof toepassen, aanvankelijk beperkt tot Groot-Brittannië, maar al spoedig met een sterk internationaal comparatief karakter. Als socioloog is hij daarbij op zoek naar grote trends die hij in verklarende modellen kan vangen. Daarbij is Martins werk sterk empirisch: hij vertrekt consequent uit de bronnen en bouwt daaruit zijn theorieën op. Tevens verifieert hij gangbare theorieën voortdurend aan empirisch materiaal.

Aan Martin als socioloog valt op dat hij werkt met twee belangrijke interpretatiekaders. Het eerste is de geschiedenis. Hij is voortdurend bezig om langetermijnperspectieven te traceren en historische breekpunten aan te wijzen. Daarbij is hij zich bewust van de kracht van historische master narratives, die ons verstaan van het verleden kleuren en sturen. Ten tweede hecht Martin groot gewicht aan politiek. Uiteenlopende politieke systemen en ideologieën ziet hij als belangrijke parameters voor het begrip van verschijningsvormen van religie en/of secularisatie. Opvallend afwezig, zeker voor iemand die sociologie bedreef in een periode waarin (neo)marxistische theorieën hoogtij vierden, is bijvoorbeeld de economie als verklaringsfactor De economie als verklaringsfactor is opvallend afwezig. Dat maakt overigens wel dat Martins werk beter bestand bleek tegen de verandering van wetenschappelijke discourses na 1989 dan het oeuvre van menige collega.

Macht en geweld
Martin heeft zich in zijn oeuvre vooral met drie thema’s beziggehouden – die bovendien nauw met elkaar verbonden zijn. Het eerste is de vraag hoe religie in het algemeen en het christelijk geloof in het bijzonder zich verhouden tot oorlog en geweld. Klopt het verband dat in de media en door ‘new atheists’ nogal eens wordt gelegd tussen religie en geweld eigenlijk wel? Martins preoccupatie met dit thema zal ook mede door zijn persoonlijke biografie zijn ingegeven: als christenpacifist weigerde hij dienst te doen in het leger en vervulde hij vervangende dienstplicht.

In zijn eerste boek uit 1965, Pacifism, probeerde Martin al de vraag te beantwoorden die hij expliciet stelde in zijn in 1997 verschenen Does Christianity Cause War? Het antwoord dat hij daarop geeft is ontkennend. Sociologisch is er geen enkel noodzakelijk verband vast te stellen tussen christelijk geloof en geweld – integendeel zelfs. Geweld gaat primair om zaken als overleven en hebzucht. Gelegitimeerd geweld, zo stelt hij, komt pas sinds Macchiavelli voor. Dat is een beslissende waterscheiding in de geschiedenis van de verhouding tussen geloof en samenleving, die veel belangrijker was dan Darwins wetenschappelijke theorie. Met Macchiavelli wordt er afscheid genomen van de traditionele christelijke, theologische benadering, waarbij geweld principieel werd gelokaliseerd in het ‘aardse rijk’, terwijl daartegenover het ethisch appel van het hemelse rijk stond. Die benadering werkte corrigerend en beperkend op het denken en doen van christelijke heersers.

In de huidige tijd komen geloof en geweld alleen maar meer gescheiden van elkaar te staan. Er zijn allerlei conflicten waarin geloof misbruikt wordt om eigenlijke etnische en/of politieke spanningen te maskeren, zoals in Noord-Ierland of in het voormalige Joegoslavië het geval was. Christenen worden nu echter eerder teruggeworpen op de evangelische ethiek van geweldloosheid.

Secularisatiethese
Door zijn studie van geweld en de vraag wie dat beheerst, heeft Martin het thema van politiek en religie ontdekt. Dat is daarmee ook direct de voornaamste insteek bij zijn tweede grote thema: het vraagstuk van de secularisatie. Van meet af aan heeft Martin de secularisatiethese zoals die in de jaren 1950 en 1960 werd ontwikkeld, als onbevredigend ervaren. Het idee dat modernisering automatisch leidt tot secularisering, vond hij niet terug in zijn historische en empirische data. De theorie heerste over de realiteit.

Ondanks Martins forse kritiek neemt hij echter geen afstand van het concept van secularisatie an sich. Integendeel, hij komt zelf in 1978 met A General Theory of Secularization. Daarin benadrukt hij vooral één element uit de klassieke secularisatiethese, die zijn wortels bij Max Weber heeft: secularisatie is in essentie ‘social differentiation’. Daarmee wordt gedoeld op het proces waarbij er sprake is van een toenemende autonomie van diverse sociale sferen – zoals de staat, rechtspraak, onderwijs en sociale zorg – ten opzichte van de kerk en de invloed van de theologie. Dat is een proces dat wereldwijd zichtbaar is, maar dat echter zeer uiteenlopend wordt gerealiseerd en zeer verschillende consequenties heeft voor religies.

Op dat punt kiest Martin een eigen weg: er is sprake van een dermate grote variëteit dat er niet één secularisatieproces is, maar er meerdere zijn te onderscheiden. In zijn boek spreekt hij van diverse ‘padafhankelijke’ routes, waarbij de politiek en de mate van verstrengeling van politiek en kerk dominant zijn. De Verenigde Staten waren het eerste land met een scheiding tussen kerk en staat, maar zijn tegelijkertijd een van de meest religieuze ter wereld. Frankrijk met zijn laïcité volgde echter een geheel andere route, evenzo Zuid- en Oost-Europa. Martin komt hierdoor uiteindelijk bij een fijnmazige analyse van de verscheidenheid van secularisatie in de moderniteit. Hij is hierbij sterk beïnvloed door het werk van zijn Israëlische collega Shlomo N. Eisenstadt, die sprak over ‘multiple modernities’. Evenzo signaleert Martin ‘multiple secularisations’. Dat houdt mede in dat moderniteit en religie niet haaks op elkaar staan, maar op tal van manieren zich tot elkaar kunnen verhouden. In veel gevallen gaan moderniteit en religie hand in hand, deels is er sprake van ‘social differentiation’ en in enkele gevallen van regelrechte strijd.

Het artikel dat Wapenveld in dit nummer brengt, is een toespitsing van Martins these op het domein van de wetenschap. In gangbare literatuur wordt ‘wetenschap’ eveneens als een aanjager van secularisatie gezien. Hoe meer kennis we krijgen, hoe ‘wetenschappelijker’ en hoger opgeleid we worden, hoe minder religieus we vervolgens zouden worden. Dit artikel laat mooi zien hoe Martin in die stelling zijn tanden zet.

Toekomst van het christendom
Terwijl Martin in zijn hoofdwerken over secularisatie zich vooral tot Europa en Noord-Amerika heeft beperkt, richt hij zich in zijn recentere boeken op Latijns-Amerika en Afrika en dan met name op de opkomst van het pentecostalisme in die regionen. Het onverwachte succes van deze dynamische protestantse beweging, die moderniteit niet als vijand ziet maar haar heeft geïncorporeerd, laat volgens Martin eens te meer zien dat modernisering allerminst tot afname van religiositeit hoeft te leiden.

In zijn denken over Future of Christianity komen de socioloog en de gelovige in Martin bij elkaar. Hij twijfelt er niet aan of het christelijk geloof heeft toekomst. Als socioloog ziet hij echter wel dat de sociale context voor de vorm van overleven van groot belang is. Kerken die een ‘losse’ relatie hebben tot de staat en tot politiek, hebben meer flexibiliteit én kunnen dichter bij de kern en de praktijken van het geloof blijven. In een globaliserende wereld ziet de anglicaan Martin daarom ook vooral toekomst voor de rooms-katholieke kerk en het pentecostalisme. De katholieke kerk omdat zij een sterke transnationale structuur heeft en daardoor zelf een mondiaal instituut is. De pinksterkerken omdat deze flexibel zijn, geen onderdeel van de politieke macht en niet exclusief met een nationale context verbonden.

Precies daar signaleert Martin het probleem van de traditionele mainline en mainstream protestantse kerken: zij deden het goed in de context van de natie-staat en bij de opkomst van het nationalisme, doordat zij vrijwel uitsluitend het karakter van een nationale kerk hebben aangenomen. Met het eroderen van de natie-staat worden ook deze protestantse kerken, met hun vaak te nauwe band met de macht, daarin meegezogen. De socioloog in Martin zou het daarbij echter niet laten: die heeft aangetoond dat welke route van secularisatie dan ook niet onafwendbaar is. En de priester in Martin zal alleen maar hopen en geloven dat ook deze protestantse kerken in een nieuwe sociale context de kans zullen vinden om het Evangelie te blijven lezen en leven.

Dr. Bart Wallet is onderzoekscoördinator bij het Historisch Documentatiecentrum voor de Geschiedenis van het Nederlands Protestantisme aan de Vrije Universiteit Amsterdam, universitair docent joodse studies aan de Evangelische Theologische Faculteit Leuven en redactielid van Wapenveld.


Sleutelpublicaties 

Pacifism, Londen 1965, Routledge.
The Sociology of English Religion
, Londen 1967, Heinemann Educational Books.
The Religious and the Secular
, Londen 1969, Routledge.
A General Theory of Secularization
, New York 1978, Harper & Row.
Tongues of Fire: The Explosion of Protestantism in Latin America
, Oxford, Cambridge, Mass. 1990, Blackwell.
Forbidden Revolutions: Pentecostalism in Latin America and Catholicism in Eastern
Europe, Londen 1996, SPCK.
Reflections on Sociology and Theology
, Oxford 1996, Oxford University Press.
Does Christianity Cause War?
, Oxford 1997, Clarendon Press.
On Secularization: Towards a Revised General Theory
, Aldershot UK, Burlington VT 2005, Ashgate.
The Future of Christianity: Reflections on Violence and Democracy, Religion and Secularization
, Farnham UK, Burlington VT 2011, Ashgate.