‘De kerk heeft altijd mijn hart gehad’

Brief aan mijn kleinkind [3]

Mijn lieve kleinkinderen, jullie zijn met z’n vieren, één meisje en drie jongens. Voor mij en zo ook voor alle grootouders, brengen jullie vreugde mee, de jeugd, de toekomst. En ook de bezorgdheid om wat jullie, nu nog zo zorgeloos, misschien in die toekomst te wachten staat.

Waar zal ik het in deze brief aan jullie over hebben? Jullie zijn onderling verschillend. De oudste, een meisje, twaalf jaar, en een jongen van negen jaar zijn beiden geboren in Boston en wonen sedert vijf jaar in Nederland. Twee jongens, elf jaar en acht jaar oud, wonen in Arnhem. De achtergrond van de eerste twee is Amerikaans, de achtergrond van de laatste twee is Arnhem met zijn oorlogsverleden. Het laat zien hoezeer we tegenwoordig over onze landsgrenzen heen kijken en ons daar vestigen. Mijn ouders zouden zich in hun jeugd geen Amerikaanse kleinkinderen voorgesteld kunnen hebben.

En nu ben ik waar ik wezen wil. Hoe verschillend jullie ook zijn, jullie hebben hetzelfde voorgeslacht. En ik wil beginnen met jullie over hen te vertellen, over mijn grootouders, mijn ouders, mijzelf om jullie te laten zien waar jullie uit voortkomen, wat jullie voorgeschiedenis is, wat jullie voorgeslacht geloofd heeft, wat zij aan idealen hadden, welke beperkingen de maatschappij en de omstandigheden, zoals de oorlog, hun hebben opgelegd.

Veeboeren
Van mijn vaderskant stam ik af van veeboeren uit Zegveld, hoewel mijn grootvader al geen boer meer was, maar gemeentesecretaris in Zegveld. Als kind heb ik daar veel gelogeerd, met neven en nichten. Het wijde polderland, de boerderijen aan weerszijden van de wetering, de kerk en de ophaalbrug in het midden, de zondagsrust, waarbij je zelfs niet mocht hoepelen, dat zijn de herinneringen aan het dorp van mijn grootvader, aan het dorp ook waar mijn vader is opgegroeid. ’s Zondags kwamen alle inwoners samen in de dorpskerk en ieder had zijn vaste plaats, want op een enkele gereformeerde na waren allen hervormd. Na de kerkdienst werd er bij mijn grootvader koffie gedronken en werd de preek besproken. Er werd aan tafel gebeden en Bijbel gelezen. Maar ik herinner me ook een gewoonte die bij mijn ouders al verdwenen is. Voor het naar bed gaan werd er bij het orgel nog een psalm gezongen. Als ik er nu op terugkijk, ontroert het me. De christelijke gewoonten waren vanzelfsprekend en oprecht.

Ik heb de idealen genoemd die mijn grootouders gekoesterd hebben: beiden hadden ze graag ‘door willen leren’. Mijn grootvader (geb. 1869) had dokter willen worden en mijn grootmoeder (geb. 1880) onderwijzeres. Geen van beiden hebben ze hun ideaal kunnen verwezenlijken. Mijn grootvader kon altijd nog het wortelbedje aanwijzen, waar hij aan het wieden was met zijn grootvader, toen hij zei dat jij zo graag dokter wilde worden. Het antwoord van zijn grootvader, de pater familias, die het voor het zeggen had, was: ‘Een De Leeuw geen boer worden, dat kan niet’. Misschien was er ook helemaal geen geld voor een studie in een gezin van twaalf kinderen. En mijn grootmoeder had haar vader vroeg verloren.

Maar hun kinderen hebben mijn grootouders die kansen wel gegeven: mijn vader (geb. 1907) heeft klassieke talen gestudeerd en zijn broer is dominee geworden. Ik denk dat hun generatie de eerste is geweest waarvan kinderen uit niet-academische milieus gingen studeren, althans de jongens. Maar ze werden wel spoorstudent, van Woerden met de trein naar Utrecht.

Ik ben in 2013 teruggeweest voor de viering van het 150-jarig bestaan van de kerk in Zegveld. Ik heb de kerk gezien, de plaats waar mijn grootvader altijd zat, het kerkhof. Ik heb mijn achternichten teruggezien, van kinderen waren we vrouwen van in de zeventig geworden.

Mijn grootvader van moederskant was dominee, een echte Gereformeerde Bonds-dominee, geboren in 1867 in Harderwijk en zoon van een stoffenhandelaar. De familie was gewoon hervormd, maar mijn grootvader is tijdens zijn studie theologie stevig orthodox geworden. Zijn zuster was getrouwd met ds. Wiebe Zijlstra, de dominee bij wie de dichter Gerrit Achterberg naar de kerk ging in Neerlangbroek. De jongste zoon uit het gezin werd leraar Engels en heeft deelgenomen aan ‘Walden’, het experiment van Frederik van Eeden. Mijn grootvader heeft Abraham Kuiper wel eens horen spreken, maar hij is niet met de doleantie meegegaan, want ‘hij kreeg geen opening van binnen’. Mijn grootvader en mijn grootmoeder (geb. 1880) hebben acht kinderen gekregen, van wie er twee overleden zijn als baby.

Zo terugkijkend op het leven van jullie over-over-grootouders, mijn grootouders, vallen enkele dingen op. Geleidelijk aan werd de dorpspomp, waar mijn vader als kind nog water moest halen voor het gezin, vervangen door leidingwater. Geleidelijk aan werd de dorpspomp vervangen door leidingwater De petroleumlamp werd vervangen, soms door een gaslamp, in ieder geval later door elektriciteit. Maar men bleef vaak koken op petroleumstellen. Zoals ik boven schreef, heeft mijn moeder twee gestorven broertjes gehad, maar door betere hygiënische omstandigheden nam in die tijd toch de kindersterfte af.

En maatschappelijk kwam er ook verandering. Er ontstond een stijging op de maatschappelijke ladder. Mensen die geen academisch gevormde ouders hadden gingen studeren of klommen op andere wijze op.

Nu kom ik bij de volgende generatie: mijn ouders, die jullie overgrootouders zijn. Mijn vader is in 1933 leraar klassieke talen geworden in Almelo, Twente. Ik ben daar in 1937 geboren en mijn zusje in 1939. De naaste collega van mijn vader was Niek van de Burg, getrouwd met een zuster van ds. Buskes. Buskes was een bekende dominee in Amsterdam, sociaal voelend en links. Bij de kwestie van de sprekende slang in 1926 heeft hij met ds. Geelkerken de Gereformeerde Kerken verlaten en is via het Hersteld Verband na de oorlog hervormd geworden.

Mijn ouders waren ook bevriend met ds. Berkhof, predikant te Lemele, de latere hoogleraar. Door deze contacten waren ze vrij goed op de hoogte van wat er in Duitsland gebeurde en ze waren daar uitermate bezorgd over. De toespraken van Hitler vonden ze zeer bedreigend, vooral door de manier waarop hij de massa kon opzwepen.

Oorlog
10 mei 1940 brak de oorlog uit en die heeft bij alle mensen van mijn generatie een diepe indruk nagelaten. Aanvankelijk merkten de meeste mensen niet veel van de oorlog. Maar voor bepaalde groepen van de bevolking was dat anders. De Joden kregen met restrictieve maatregelen, uitsluiting en ontslag te maken. Ze moesten een Jodenster dragen, werden in een getto in Amsterdam bijeengebracht, opgepakt en naar Westerbork gevoerd, vanwaar ze één keer per week in treinen naar concentratiekampen en vernietigingskampen gestuurd werden. 

Een aantal Joden probeerde onder te duiken.

Het geloof betekende veel voor mijn ouders. Vanuit die overtuiging hebben ze besloten een Joods kindje in huis te nemen. Ze kwam bij ons eind november, begin december 1943 en kreeg de naam Willie. Mijn ouders hielden haar in huis en in de tuin, maar je kunt een kind niet verbergen. Vrienden die bij ons kwamen, zeiden soms: ’Ze is Joods, hè. Mij kun je het gerust vertellen hoor!’ Dat deden mijn ouders natuurlijk niet, maar het laat wel zien dat je afhankelijk was van het zwijgen van de mensen om je heen. Loslippigheid, kletsen, oververtellen heeft zoveel mensen verraden.

Willie’s vader zat ondergedoken in Amsterdam, Willie’s moeder was als dienstmeisje in huis bij een dominee in Friesland. Beiden hebben de oorlog overleefd. Toen er aanwijzingen waren dat Willie’s verblijf bij ons wellicht verraden was, hebben mijn ouders eind augustus 1944 een ander onderduikadres gezocht in Almelo, waar ze tot het eind van de oorlog gebleven is.

Achteraf gezien zijn mijn ouders en Willie door het oog van een naald gegaan. Mijn ouders en Willie zijn door het oog van een naald gegaan Door de beslissing om Willie in augustus 1944 ergens anders te laten onderduiken zijn alle drie aan een groot gevaar ontsnapt.

Op een dag, 11 oktober 1944, was ik aan het tollen op straat, toen er twee Duitsers bij ons tuinhek stilstonden en het pad naar onze voordeur opliepen. De twee Duitsers, een officier en een sergeant, kwamen ons huis vorderen. Dat betekende dat we binnen een paar uur ons huis moesten verlaten. Waar we naartoe gingen was onze zaak. Mijn ouders moesten alles laten staan en mochten alleen kleren en kinderspeelgoed meenemen. De officier en de sergeant inspecteerden het hele huis. Stel dat Willie nog bij ons geweest was! Op het verbergen van Joden stond de doodstraf en Willie zou naar een vernietigingskamp gestuurd zijn.

Onderdak op het platteland
Waar moesten wij naartoe? Mijn moeder ging regelmatig melk halen op de fiets in de omgeving van Almelo. Ze wist dat bijna alle boeren al onderduikers of evacués hadden. Alleen één boer niet, want zijn vrouw wilde het niet. Daar reden we op de fiets naartoe. Mijn moeder deed het woord. Ze vroeg of we bij hen konden komen, omdat we geen huis meer hadden. De vrouw wilde het niet, maar hij zei: ‘ ’t Beurt toch.’ Dat is Twents voor: het gebeurt toch. Ik ben nog altijd ontroerd dat wildvreemde mensen zo’n gezin van ouders met twee kinderen zomaar in huis namen. We zijn bij hen gebleven tot en met de bevrijding in april 1945.

Wat nu komt is het meest angstige moment dat mijn zusje en ik meegemaakt hebben.

De boerderij van Hinzeveld, de boer bij wie wij in huis waren gekomen, lag aan een lange weg met allemaal boerderijen erlangs, gebouwd in de jaren dertig, toen dit gebied in cultuur gebracht is. Er was een onderling waarschuwingssysteem, waardoor Hinzeveld en mijn ouders midden in de nacht hoorden dat er Duitse S.D.’ers (SicherheitsDienst) in aantocht waren. Mijn vader verborg zich in het hooi, Hinzeveld onder een luik in de vloer. De Duitsers kwamen, mijn moeder hield een lang verhaal, waarom er geen mannen in huis waren. Mijn zusje en ik hadden doorgeslapen.

’s Morgens, uren later, kwamen mijn vader en de boer uit hun schuilplaatsen om te ontbijten in de keuken. Opeens stonden de Duitsers weer voor de deur. Dit had niemand verwacht. Ik zie mijn vader nog lijkbleek worden. Ze zaten in de val. De Duitsers kwamen de keuken binnen en begonnen mijn moeder voor leugenaarster uit te schelden. En mijn vader moest mee. De boer mocht als onmisbaar voor de voedselvoorziening blijven.

Eén soldaat hield op de deel de wacht. De koeien stonden nog op stal. Hinzeveld ging zogenaamd een koe melken, maar toen de soldaat naar de wc moest, sprong hij omhoog en wist het luik te sluiten waarachter de radio stond. Voor jullie die zelf de oorlog niet meegemaakt hebben: het was absoluut verboden om een radio in huis te hebben, zodat je naar de Engelse zender kon luisteren.

In de keuken riep mijn moeder alsmaar tegen mijn zusje en mij: ‘Ze nemen je vader mee, ze nemen je vader mee.’ En later vertelde ze dat ze ons stiekem geknepen had om ons aan het huilen te krijgen. Mijn zusje was vijf jaar en ik was zeven. We waren van die blonde meisjes met strikken in hun haar. Hebben onze tranen de officier vertederd? Werd hij herinnerd aan eigen kinderen? We zullen het nooit weten. Maar op een gegeven moment zei hij: ‘Stil maar, we nemen je vader niet mee.’ En we zijn geëindigd zittend ieder op een knie van de Duitse S.D.-officier met een voorleesboek voor ons. Mijn zusje dacht dat het een gewoon boek geweest was en ik meen me te herinneren dat het de kinderbijbel was. Zo is mijn vader gered, want hij was geen man om een kamp te overleven. Ik heb dit altijd als een wonder beschouwd.

Bevrijding
Op 5 april 1945 is Almelo bevrijd. Op 9 april werd in de Grote Kerk de indrukwekkende dankdienst voor de bevrijding gehouden. Mijn vader heeft die als volgt beschreven in zijn dagboek: ‘Tacitus beweert dat na de verdrijving van een tyran de eerste dag de beste is; bij ons was het de vierde, de Zondag, waarop de dankdienst voor de bevrijding gehouden werd. Enkele minuten voor de aanvang van de godsdienstoefening kwam ik de kerk binnen, juist toen de organist na allerlei ingewikkelde preludia en variaties het Wilhelmus inzette en de grote menigte, die zich in de kerk verzameld had zonder enige leiding van boven af opstond en het eerste en zesde couplet meezong. Het thema van de preek was de dagorde, die Montgomery na de doorbraak in Frankrijk tot zijn troepen gericht had: ‘Dit is van den Heere geschied en het is wonderlijk in onze ogen.’ Als inleiding tot de preek werd gelezen Psalm 46: ‘God is ons een Toevlucht en Sterkte.’ De preek zelf was geheel opgebouwd op de Synodale boodschap van de Hervormde Kerk, die na het votum voorgelezen is.

Het indrukwekkendste moment van de gehele dienst was de herdenking van de gevallenen; de gehele Gemeente was van haar zitplaats opgestaan en in een bijna heilige stilte trok deze eindeloze stoet aan ons oog voorbij: allen, die te land, ter zee of in de lucht gesneuveld, in concentratiekampen en gevangenissen omgekomen of door een vuurpeloton neergeschoten waren. En toen met name onze vroegere predikant, Ds. J. de Geus, herdacht werd, konden velen hun ontroering nauwelijks meester blijven.’ 

Kostbare vrijheid
Lieve kleinkinderen, ik heb in deze brief aan jullie veel aandacht aan de oorlog besteed. Dat komt omdat die zoveel indruk op mij gemaakt heeft en misschien wel medebepalend is voor de latere keuzes in mijn leven. De oorlog is misschien wel medebepalend voor de latere keuzes in mijn leven Als ik zo de oorlog overdenk en mijn eigen leven daarin, dan zie ik allereerst het verschrikkelijke lot van de Joden, die of weggevoerd werden via Westerbork of een onderduikadres vonden, maar altijd in angst leefden. Ik zie ook degenen die hun geweten volgden en onderdak boden aan vervolgden. Ook zij leefden voortdurend in angst, angst voor ontdekking, angst voor verraad, soms ook voor de onvoorzichtigheid van hun onderduikers. Op ontdekking stond de doodstraf. En ik zie ook de grote offers die voor onze bevrijding gebracht zijn. De Canadezen, de Amerikanen en de Engelsen, die jaren van huis waren. Met mijn man ben ik langs de oorlogsgraven in Normandië gereisd. Allemaal jonge mensen, in de bloei van hun leven die gesneuveld zijn voor ons, voor onze vrijheid.

Jullie staan nog aan het begin van jullie leven. Ik zou jullie zo graag meegeven hoe kostbaar vrijheid en democratie zijn, echte democratie met respect voor minderheden. Ik zou jullie ook willen vragen om alert te zijn, als vrijheid en democratie in gevaar komen. Maak dan de goede keuze.

Kansen
Na de bevrijding bleek hoe verarmd Nederland was. Er werd met man en macht gewerkt aan de wederopbouw van ons land. Op geestelijk terrein vonden er veranderingen plaats, waarover al tijdens de oorlog nagedacht was. De Hervormde Kerk, meer dan een eeuw verlamd door allerlei reglementen, kreeg een nieuw elan, dat leidde tot de Kerkorde van 1951.

Die nieuwe opleving van de kerk, dat enthousiasme heeft veel voor mij betekend. Op plaatselijk vlak was er de Jonge Kerk, toen ik ging studeren was er de NCSV (de Nederlandse Christelijke Studenten Vereniging), waarin er gediscussieerd werd over het geloof en maatschappelijke problemen. Heel inspirerend was dat.

In de jaren na de oorlog is er veel veranderd in de maatschappij, met name ook voor vrouwen. In 1956 kwam er de Wet op de handelingsbekwaamheid van de gehuwde vrouw. Voor die tijd kon een vrouw niet over haar eigen geld, bijvoorbeeld een erfenis, beschikken. Een echtgenoot kon het geld van zijn vrouw er zo door jagen zonder dat zij daar iets tegen kon doen. Gehuwde vrouwen konden een baan buitenshuis accepteren, wat voor de oorlog onmogelijk was. En heel belangrijk ook: binnen de kerk werden de ambten opengesteld voor vrouwen. Van alle drie de mogelijkheden heb ik gebruikgemaakt. Ik heb Frans gestudeerd, ben getrouwd en heb, toen mijn dochter zeven jaar was, een halve baan als docente aan een hbo-opleiding gekregen.

Kerk
De kerk heeft altijd mijn hart gehad. Ik heb het Open Deur-werk gedaan, ben jeugdouderling geweest, lid van de Hervormde Jeugdraad en van 1988-1993 Synodelid en vice-praeses van de Hervormde Kerk. De ontwikkelingen in de kerk hebben mij altijd beziggehouden. De ontwikkelingen in de kerk hebben mij altijd beziggehouden Van de vele Herderlijke Schrijvens wil ik er met name twee noemen: het Herderlijk Schrijven over de Kernbewapening (1962) en de Handreiking ten aanzien van Israël (1970), omdat die in mijn leven een belangrijke rol gespeeld hebben. De nucleaire bewapening was een vraagstuk dat alle kerken in West-Europa beroerde. In Nederland hebben we twee geweldige demonstraties gekend tegen de plaatsing van kernraketten in Nederland, in 1981 in Amsterdam, in 1983 in Den Haag. De Franse Protestantse Kerk, de Église Réformée, levend in een land waar de Force de Frappe  –  de eigen kernmacht van Frankrijk  –  van  president Charles de Gaulle erg belangrijk was, heeft mij de gelegenheid gegeven op hun Synode in Nancy het Herderlijk Schrijven over de Kernbewapening van de Nederlandse Hervormde Kerk te presenteren en uit te leggen.

De Handreiking over Israël: volk, land en staat heeft veel invloed gehad op de christelijke meningsvorming over de staat Israël. Vanuit de Zending en het Werelddiaconaat kwamen stemmen op om ook oog te hebben voor het leed dat de Palestijnen was aangedaan door de stichting van de staat Israël en de bezetting van de West-Bank en de Gazastrook in 1967. Met de Raad van Kerken in Nederland heb ik me jarenlang ingezet voor een tweestatenoplossing: een veilige en erkende staat Israël en daarnaast een veilig en erkend Palestina op de West-Bank en in de Gazastrook. Wanneer ik eerder geschreven heb dat de oorlog mij misschien beïnvloed heeft bij het maken van keuzes in mijn latere leven, dan doel ik hierop. Ik heb mij al vroeg gekeerd tegen de apartheidspolitiek en mij ingezet voor de erkenning van het leed dat de Palestijnen is aangedaan en voor hun recht op een eigen staat. In beide gevallen gaat het om een strijd voor gerechtigheid.

Voor ons als christenen nu levend is er de grote teleurstelling over het leeglopen van de kerk. Onze kleinkinderen krijgen soms nog wel, soms ook niet meer een christelijke opvoeding. En als onze kinderen nog wel eens naar ons willen luisteren, vinden we zelf ook minder gemakkelijk dan vroeger woorden om ons geloof uit te drukken.

Geloof
Over het geloof wil ik het toch ook met jullie hebben. In 1937 ben ik gedoopt in de Grote Kerk in Almelo. Daarbij droeg ik de doopjurk waarin mijn grootvader in 1867 gedoopt is. Ik houd van tradities, want ze geven de continuïteit aan tussen de geslachten. Na mij zijn ook onze kinderen en twee van onze kleinkinderen daarin gedoopt. Maar het is gemakkelijker een doopjurk door te geven dan het geloof. Het is gemakkelijker een doopjurk door te geven dan het geloof

Welk geloof geef je door aan je kinderen en aan je kleinkinderen? Van het kinderlijke geloof van de kinderbijbel ontwikkel je je tot een volwassen geloof, waarin vragen en twijfels een plaats krijgen. Vragen zoals: Hoe kan ik gerechtvaardigd worden voor God, maken plaats voor vragen als: Bestaat er wel een God? Laten onze dagelijkse ervaringen en de ontwikkelingen in de wetenschap wel het geloof in een God toe? Wat mijzelf betreft zijn sommige geloofsvoorstellingen wel wat veranderd, maar is een basisvertrouwen gebleven. Voor mij is de doop heel belangrijk. Toen ik nog maar zo’n kleine baby was, heeft God de hand op mij gelegd. En in Jezus Christus is God de mens zeer nabij gekomen. In Hem heeft God ons zijn eigen gelaat getoond, wie Hij is en wat Hij van ons vraagt. Dit is een basisvertrouwen, christocentrisch gericht, dat mij afgezien van momenten van twijfel nooit verlaten heeft.

Maar al die vragen vanuit de wetenschap dan? Ik denk dat de ontwikkeling op aarde heeft plaatsgevonden zoals de evolutieleer die tekent. Voor onze kleinkinderen staat het bestaan van dinosaurussen miljoenen jaren geleden gewoon vast.

En nu word ik voorzichtig, het is een aftasten. Misschien is er in de evolutie van de primitieve mens een moment gekomen, waarop hij een antenne ontwikkelde voor het Andere, voor de Ander. Aan die ervaring heeft hij godsbeelden gekoppeld, angst, vertrouwen misschien, rituelen. De ervaring met de Ander, met God, heeft in de loop der tijd zijn neerslag gevonden in verhalen. Die verhalen zijn weer later opgetekend. Naar geleerden nu vermoeden hebben die verhalen ten tijde van Jeremia en/of na de ballingschap hun definitieve vorm gekregen.

In het Oude en Nieuwe Testament kunnen we een verdere ontwikkeling volgen. Van een God exclusief voor één volk, het Joodse volk, wordt hij een God voor de gehele mensheid. Bij Jesaja vinden we daarover uitspraken en in het Nieuwe Testament is dat heel duidelijk bij Jezus en later bij Paulus. Betekent dit voor mij dat God een bedenksel is van ons mensen? Voor mij absoluut  niet. Voor mij is God absoluut geen bedenksel van mensen Voor mij is Hij een persoonlijk God, die de mens aangesproken heeft op dat moment van zijn ontwikkeling dat hij er ontvankelijk voor was, er een antenne voor gekregen had.

Zingeving
Zijn voor jullie, mijn kleinkinderen hiermee alle vragen over de verhouding tussen geloof en wetenschap opgelost? Nee. Ik heb alleen voor mijzelf geprobeerd een soort voorstelling te maken van hoe het geweest zou kunnen zijn.

Het is heel goed mogelijk dat voor jullie geheel andere problemen en vragen relevant zijn dan die welke ik genoemd heb, bijvoorbeeld zingevingsvragen: Waartoe leef ik? Wat is de zin van mijn werk? Als ik bij een groot belastingadviesbureau werk, moet ik dan alleen naar het belang van mijn cliënt kijken, die zo min mogelijk belasting wil betalen of heb ik maatschappelijke verantwoordelijkheid? En waar vind ik een veilige omgeving om met anderen hierover van gedachten te wisselen?

Op de Zuid-As in Amsterdam blijkt dat er jongeren zijn die behoefte hebben hierover na te denken. Nu onze wereld zo geseculariseerd is en er een generatie opgroeit die eigenlijk niets christelijks meer meegekregen heeft, blijken deze jonge mensen vaak heel open te staan  voor de Grote Verhalen. Jonge mensen staan vaak heel open voor de Grote Verhalen Zo zijn er op de Zuid-As in Amsterdam gespreksgroepen waarin zij onbevangen een Bijbelverhaal leggen naast het verhaal van hun eigen leven en zoeken naar wat dat Bijbelverhaal hun nu te zeggen heeft. Dit is een geheel nieuwe manier om met zingevingsvragen om te gaan, geïnspireerd door de grote verhalen en door het optreden en het leven van Jezus.

Lieve kleinkinderen, wat hoop ik voor jullie toekomst? De klimaatverandering en de politieke problemen wereldwijd van onvrijheid en onderdrukking zie ik als een bedreiging voor jullie en tegelijkertijd hoop ik dat de mensheid erin slaagt daar een rechtvaardige oplossing voor te vinden. De gevolgen van de digitale ontwikkelingen kan ik niet voorzien, maar ik hoop en verwacht dat voor jullie de warme menselijke contacten van een relatie, van een gezin, kinderen, vrienden boven een virtuele wereld zullen gaan.

En ik hoop vooral dat jullie je als zelfstandige mensen zullen ontwikkelen met verantwoordelijkheidsgevoel, met een geweten dat jullie stimuleert de goede keuzes te maken.

Jeanette de Boer-de Leeuw (1937) – getrouwd met prof. dr. Theo de Boer – was docente Frans in het hbo. Zij publiceerde de roman Hervonden Tijd (2012), te bestellen bij uitgeverij Ad Leones, uitg.adleones@planet.nl of bij de boekhandel. Prijs 7,50 euro.