Redactioneel

In mijn vakantie las ik een boek over het christendom in het Midden-Oosten en met elke bladzijde die ik omsloeg werd ik treuriger. Door de eeuwen heen is het net om de christenen in het Midden-Oosten steeds nauwer gesloten, periodes van vreedzaam samenleven tussen moslims en christenen ten spijt. En in onze tijd lijken we het einde te zien van deze ontwikkeling. Om juist in zo’n periode in een redactioneel te suggereren dat Wapenveld urgente thema’s aan de orde stelt, lijkt op zijn zachtst gezegd niet helemaal ter zake. Maar voor wie in eeuwen denkt in plaats van in weken, kan het perspectief zomaar ineens verschieten.

Ik las dat het verdwijnen van de kerk in Noord-Afrika vooral te wijten is aan de geringe aandacht die de Afrikaanse bisschoppen hadden voor het platteland, Augustinus incluis. Toen in de zevende eeuw de Arabieren Noord-Afrika veroverden was het geloof niet in de hoofden en de harten geland en was het snel verdwenen. In Egypte was dat anders. Daar was het evangelie van het begin af aan in de volkstaal vertaald en vele eeuwen van vervolging konden niet voorkomen dat ook nu nog de koptische kerk in Egypte niet is verdwenen. Christenen in het Avondland kunnen hiervan leren, juist nu zij te maken krijgen met een grotere presentie van de islam. Het evangelie moet verworteld in het leven van alledag, in de taal die mensen spreken. Voor Wapenveld betekent dat blijven doorvragen en nadenken om de lange lijn van de christelijke traditie naar boven te halen in gesprek met alles wat er leeft in de hoofden en harten van onze tijdgenoten. En daar gaat ook dit nummer over.

Désanne van Brederode betoogt in haar column dat de ISIS-strijders in Irak en Syrië zich schuldig maken aan blasfemie. Wie goed leest, ziet dat ze haar protest niet schrijft als christen, maar als gelovige en zo een hand uitsteekt naar andere godsdiensten. Want het verleden leert dat niet alleen de door haar genoemde ‘fanatiekelingen’ de geschiedenis schrijven. Deze houding past goed bij wat in de marge van het interview met Renée van Riessen naar voren komt. Zonder verschillen te verdoezelen, meent zij dat ook andere wereldgodsdiensten ‘een eigen toegang bieden tot waarheid’. In dit interview in het kader van de jaarserie blijkt bovendien dat de zoektocht naar waarheid in de geschiedenis meer heeft opgeleverd dan alleen fanatisme of abstract denken. In dit nummer vindt u ook een interview ter voorbereiding op het congres van de rrqr, de oud-ledenvereniging van de studentenvereniging csfr. Ook hier is de zoektocht naar de verwoording van het christelijk geloof in een nieuwe context in vol bedrijf.

De brief aan mijn kleinkind is deze keer van de hand van professor Willem van ’t Spijker. Zijn eruditie en vredelievendheid is velen bekend. Hij roept een uitspraak van Calvijn in herinnering als het gaat over zijn eigen toewending tot het geloof: op een of andere manier is het gebeurd. Het is typisch Van ’t Spijker om met zo’n zinnetje impliciet een correctie aan te brengen op de neiging in de gereformeerde traditie al te diep en al te lang uit te weiden over de vraag hoe God een mens vernieuwt.

Robert van Putten gaat in op de vraag waarom velen van ons moe worden. Terwijl in de medische wetenschap allerlei ziekten voor dit verschijnsel worden geconstrueerd, gaat Van Putten in op de cultuurfilosofische achtergrond ervan. Cors Visser is recent gepromoveerd op een proefschift over de presentie van orthodox protestanten in de Nederlandse samenleving. Speciaal voor Wapenveld heeft hij een prikkelende actualisering van zijn proefschrift geschreven. Hij doet een voorspelling over hoe orthodox protestanten in Nederland zich zullen ontwikkelen. De islam blijft nog ongenoemd, maar ook hij voorziet dat het belang van sterke lokale geloofsgemeenschappen zal toenemen. Het Avondland kan niet zonder.