Herman Koch

In de spiegel van de media

Herman Koch is op dit moment de bekendste en de bestverkopende romanschrijver van Nederland. Hij schrijft al meer dan 25 jaar romans, maar pas sinds Het diner (2009) is zijn carrière echt in een stroomversnelling terechtgekomen. Dat boek haalde enorme verkoopcijfers, won de ns Publieksprijs, werd in diverse talen vertaald en stond in de Verenigde Staten zelfs op de lijst van bestverkochte boeken van de New York Times. Daar kunnen andere Nederlandse schrijvers uit heden en verleden slechts van dromen.

Toch is Herman Koch in sommige opzichten niet het beste Nederlandse exportproduct, vindt Janet Maslin van de New York Times. Onder de prachtige kop ‘Now Serving Spite and Dutch Malaise’ maakte zij vorig jaar The Dinner met de grond gelijk. Niet alleen vond ze dat Koch qua opzet en verhaaltechniek voornamelijk kunstjes vertoonde, en niet alleen beschouwde ze de karakters van de personages als onverteerbaar, het was vooral de morele kant van het verhaal die ze ‘really sickening’ vond.

Dat had (volgens Sebastiaan Kort in NRC) nog geen enkele criticus in Nederland opgemerkt. Sebastiaan leest natuurlijk het Nederlands Dagblad of Reformatorisch Dagblad nooit, dus dan is het even slikken bij zo’n negatief moreel oordeel in de New York Times.

Dat de personages van Kochs bestseller geen schuld voelen, geen behoefte aan rechtvaardigheid hebben en niet willen dat de waarheid aan het licht komt – daar hoef je uiteraard geen mening over te hebben, dus als een zo gerenommeerde recensent dan tóch de morele bril opzet, is dat een hele schok die slechts met de nodige zelfgenoegzaamheid gepareerd kan worden: ‘Ietwat chauvinistisch concluderen wij: ‘It’s the morality of the review that’s really sickening’.

Gelukkig laat Janet Maslin zich door het gemopper aan de overkant van de oceaan niet van haar punt afleiden. Deze zomer zette ze zich aan de bespreking van Kochs Summer House with Swimming Pool, waarbij ze eerst aan het megasucces van The Dinner herinnert: ‘The book was such a huge international best seller that Mr. Koch is demonstrably not alone in his fascination with all things loathsome about humanity, and The Dinner did tell a propulsive tale.’ Summer House with Swimming Pool is vergelijkbaar, vindt ze, maar dan minder krachtig: alle aandacht gaat uit naar ‘filth, lechery and jealousy’, het verhaal is zwak (‘rambling along with no particular destination’) en de personages missen diepte (‘most of Mr. Koch’s male characters in this book, like most in his last one, genuinely deserve their doom’).

Intussen hebben wij in Nederland Zomerhuis met zwembad (waar de Amerikanen deze zomer net aan toe zijn) alweer achter ons gelaten. Hier ligt deze zomer een verse Koch op grote stapels in de boekhandel: Geachte heer M. En laat dat boek nu over de moraal van de schrijver gaan! Koch heeft goed naar de Amerikaanse kritiek geluisterd, en hij geeft er met deze roman zijn eigen dubbelzinnige antwoord op.

Niet dat de Nederlandse kranten daar veel aandacht aan besteden. De meeste interviewers en recensenten maken zich er makkelijk vanaf. Koch mag nog zo benadrukken dat het boek geen sleutelroman is, hij wordt overal slechts bevraagd op de relatie tussen de wederwaardigheden van het schrijverspersonage in het boek en zijn eigen leven. Was hij zelf ook zo’n lastige leerling op school, hoe heeft hij het verlies van zijn ouders beleefd, heeft hij  ook een hekel aan het Boekenbal, en hoe zit het met zijn verhouding tot Mulisch en Nooteboom, die lijken op de schrijvers M. en N. uit het boek?

De tamelijk spaarzame recensies gaan vooral over Kochs technische vaardigheden, over zijn ‘vileine, rake beschrijvingen’ (Het Parool), over ‘de scherpe Kochiaanse pen die niemand spaart’ (nu.nl), over de ‘losse eindjes’ en de tegenvallende eenheid in de roman, ondanks het feit dat Koch ‘lekker op dreef’ is (Nederlands Dagblad).

Maar gelukkig zijn er ook nog een paar recensenten die de diepere laag van het boek proberen te peilen. Zo schrijft Thomas de Veen in NRC: ‘Is dat beschaving, geachte heer M.? De werkelijkheid geweld aandoen met een geconstrueerd verhaal, om zo, vanaf veilige hoogte, een morele kwestie aan de kaak te stellen? Geachte heer M. gaat over het gevaar van dat soort framing (...).’

Jeroen Vullings is in Vrij Nederland nog uitgesprokener: ‘Het lijkt alsof Koch zelf in Geachte heer M. zijn succesvolle procédé in de twee romans die hem internationaal succes brachten onder de loep neemt. De schrijver is almachtig, maar wiens waarheid vertelt hij? Heeft hij het recht om de waarheid te verdoezelen?’ En even verderop: ‘Misschien kan deze roman nog het best worden bezien als een antwoord op de Amerikaanse recensie van Het diner waarin Koch als amoreel en discriminerend is neergezet. Welnee, zegt Geachte heer M., het schrijverschap is geen misdaad, geen rechterlijke macht of morele instantie. Het is menselijke drift, toeval, feitjes en geknutsel met alle onbetrouwbare kanten van een verhaal.’

Zo’n visie op het schrijverschap staat haaks op de klassieke visie die in andere tijden en culturen de toon aangaf en aangeeft. In een interview met het Reformatorisch Dagblad verklaarde de schrijver Amos Oz in 1998 dat hij met zijn werk positieve invloed zou willen uitoefenen op de samenleving: ‘Lang voordat er sprake was van de staat Israël bestond de joodse traditie – vele, vele generaties lang – dat van schrijvers en dichters wordt verwacht dat ze de weg wijzen. Die traditie leeft niet alleen onder de joden, maar bijvoorbeeld ook in Oost-Europa, onder de Slavische volken. Dichters worden beschouwd als geestelijke of morele leidslieden. In het Westen ligt dat anders, daar zijn schrijvers alleen maar fine entertainers.’

Dat is het punt waar alles om draait bij een morele beschouwing van Kochs romans. In zijn boeken is het de schrijver die de werkelijkheid naar zijn hand zet, die meedogenloos met personages afrekent, die mensen doorziet maar niet liefheeft, die betekenis oplegt aan de werkelijkheid zonder zelf in die betekenis te geloven. Maar is dat wat een schrijver doen moet? De meeste Nederlandse recensenten stellen zichzelf die vraag niet – terwijl toch ook in Nederland de literatuur de laatste tijd moreler wordt en de kritiek daarin meebeweegt.

Maar om de moraal van de schrijver zelf ter discussie te stellen, hebben we blijkbaar vooralsnog de Amerikanen nodig. Jammer dat we nog een tijdje moeten wachten voordat Janet Maslin zich opnieuw kan opmaken om in de New York Times de morele aspecten van Dear Mr. M. onder de loep te nemen. Dat zou wel eens een mooie beschouwing over de ethiek van de schrijver kunnen opleveren. Schrijvers zijn nu eenmaal niet alleen maar entertainers of profeten, ze vormen ook de moraal en de emoties van hun publiek. Dat geeft een schrijver macht, en macht brengt onvermijdelijk ook verantwoordelijkheid met zich mee.