Redactioneel

Mensen van vroeger worden niet zomaar tijdgenoten. Na het lezen van een dik geschiedenisboek komt vaak vanzelf de ervaring van vreemdheid en afstand op: vroeger was anders dan nu. Alleen begaafde schrijvers weten de afstand te overbruggen, meestal niet door een betoog, maar met een enkel zinnetje. Bij die schrijvers hoort zeker Frits van der Meer, de conservatieve rooms-katholieke literator, die volgens Kees Fens weliswaar briljant, maar ook een beetje lui was. Als Van der Meer schrijft over de paasnacht bij Augustinus of de kathedraal die het Franse landschap beheerst, komt het verleden vanzelf binnen. Wie daarna een verlichte kathedraal binnenloopt op een late zomeravond, ervaart hetzelfde als kerkgangers eeuwen eerder in Carthago: buiten donker, maar binnen licht! En wie omhoog kijkt bij binnenkomst denkt wat al bijna duizend jaar lang mensen denken: wat is het hoog! ‘Het is zóó hoog, dat iedere lage gedachte in den grond verzinkt.‘

Maar een dergelijke gelijktijdigheid gebeurt niet vanzelf. Misschien is dat wel een van de belangrijkste achtergronden van het thema van de jaarserie van Wapenveld: de haperende geloofsoverdracht. In dit nummer gaat Gijsbert van den Brink in op de vraag welke geloofsgeheimen we willen overdragen. Ook hij gebruikt het woord vervreemding als we we ons realiseren wat onze (over)grootouders zoal geloofden. Maar toch valt er meer te zeggen. De oprechte vroomheid en trouw van ons voorgeslacht kunnen ons nog steeds raken. Volgens Van den Brink moet het bij verhalen niet blijven, ook de inhoud van het geloof, de leer, is van groot belang voor de geloofsoverdracht. Hij formuleert trefzeker wat er in onze tijd echt toe doet. Als hij echt moet kiezen, zijn dat drie dingen: ‘schepping, openbaring en transformatie – tegenover de hedendaagse fronten van materialisme, agnosticisme en individualisme. Maar deze drie dingen zijn uiteindelijk één. Want het gaat om de trinitarische oerbelijdenis waarmee wij gedoopt zijn: in de ene Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.’

Bert de Leede bespreekt een recente studie over kinderpreken uit de negentiende eeuw. Hier blijkt hoe spannend het is om de geloofsgeheimen over te dragen aan kinderen. De preken van anderhalve eeuw terug zijn nu voorspelbaar, hoe goed ze ook zijn bedoeld. En de kinderen hebben de kerk allang verlaten. De Leede blijft zitten met lastige vragen. Op welke manier kunnen wij preken zodat het evangelie wel standhoudt en de harten van kinderen binnenkomt? Deze vraag wordt gedeeld door Gerard den Hertog. Hij is geraakt door het recente boek van Hans de Knijff over de secularisatie die zich in Nederland voltrokken heeft. Hij signaleert weerstand tegen het secularisatieverhaal dat ook buiten de kerk leeft bij mensen die zijn vastgelopen in het maakbaarheidsgeloof. Juist aan hen moet de kerk uitleggen wat  ‘echte en onechte onafhankelijkheid en mondigheid is’.

Na Cors Visser is het de beurt aan Henk Massink om zijn recente proefschrift te ontvouwen voor het Wapenveldpubliek. Massink, zelf werkzaam bij het Ministerie van Buitenlandse Zaken,   schreef een filosofisch proefschrift over het begrip duurzaamheid. Hij laat zien dat duurzaamheid niet los valt te zien van ideologische motieven. Dat neemt niet weg dat het begrip erg bruikbaar is gebleken voor beleidsontwikkeling door overheden. Dat gaat goed zolang duurzaamheid maar niet gereduceerd wordt tot een enkel belang. In het duurzaamheidsdebat moeten de economische, ecologische en sociale dimensie goed worden onderscheiden. Massink sluit zijn betoog af met een woord van toepassing. Voor overheden, kerken en bedrijven is glashelder wat op duurzaamheid gericht beleid is. Voor krokodillentranen is de tijd voorbij. Aan de slag dus.