Van alzo hoge

Over ruimte en beweging in God
John van Eck

Uitgeverij Van Wijnen, Franeker, 2013.
ISBN 978 90 519 4473 0 - 168 pagina’s -  17,95 euro.

Er zitten muzische kanten aan het nieuwe theologische werkje van classicus en nieuwtestamenticus John van Eck (1952), voorheen legerpredikant, ook actief als modern componist. Het boek heet Van alzo hoge: over ruimte en beweging in God en het bemediteert een voor een en zo goed als regel voor regel de drie korte, vroege credo’s van het christendom: Athanasius, Nicea, het Apostolicum. De tekst is soms contemplatief, soms didactisch, en dan is de preek nooit ver weg.

Maar John van Eck begint met een ‘rondwandeling’ in de Grote Kerk van Harderwijk en keert daar vervolgens steeds naar terug. Erg bekend is het nog altijd niet, maar in Harderwijk vind je zestiende-eeuwse gewelfschilderingen zoals ‘bijna nergens in Europa’ (kunsthistoricus Henk van Os). Tot de restauratie in de jaren 1970 zaten ze verborgen onder dikke lagen kalk. De fresco’s beelden de twaalf apostelen uit, steeds op traditionele wijze verbonden met een van de twaalf ‘artikelen van het geloof’. Er is ook telkens een bijpassende verwijzing naar een oudtestamentische (!) tekst. Wandelend in de kerk loop je door het geloof, of liever door de geloofswerkelijkheid – die staat voor de werkelijkheid van God.

Die ruimtelijkheid wordt door John van Eck op de onbevangen wijze van de kunstenaar min of meer letterlijk genomen. Hij ziet in God ruimte en beweging, denkt daar aanstekelijk over na en documenteert het met getuigenissen uit de vroege kerk. De tweede-eeuwer Irenaeus, bisschop van Lyon, is prominent aanwezig. En in de afzonderlijk leesbare noten achter in het boek figureert de poëzie, van Sappho via John Donne tot C. Buddingh’ (‘De kwabbeldras staat op zijn rots, / en voelt zichzelf een pluisje Gods’). Dat staat dan naast  Bijbelcitaten in Statenvertaling.

Van alzo hoge is een notitieboek dat meteen een paar theologische noten kraakt, behoedzaam opererend binnen de traditie. Van Eck is een Calvijnkenner en -liefhebber, maar kiest op het terrein van Gods ‘beweeglijkheid’ voor een andere, oudere lijn. En niet alleen daar (hoewel ook weer niet overal). Meteen al notitie 4 beschrijft Jezus’ ‘nederdaling ter helle’ als zegetocht door het dodenrijk (dan hoeft die regel van het apostolicum tenminste niet meer op een graftoon te worden gedeclameerd). Later legt Van Eck de nadruk op de incarnatie als Gods liefdevolle omarming van het mens zijn, zelfs in de dood. Ik zou bijzonder nieuwsgierig zijn naar een systematisch-theologische  uitwisseling over wat hier aangeboden wordt. Eerder al schreef John van Eck de boekjes En toch beweegt Hij (over God in de gereformeerde belijdenisgeschriften) en Vonken van het Licht (over sporen van Gods aanwezigheid). De drie uitgaven hangen samen.

Ondertussen wordt hier duidelijk hoe taal de spiritualiteit kan dragen. Het komt altijd op de formulering aan. John van Eck diept veel moois op uit de traditie en vindt al schrijvend nieuwe manieren van zeggen. Bij Jezus’ lijden: ‘Veel heeft een mens niet te kiezen in het leven. Het meeste heeft hij uit te staan. Zelfs bidden – wat toch de weg van de vrijheid is – is voor het grootste deel wachten.’