‘Probeer de Geest niet na te rekenen’

Bas Plaisier en Emiel Hakkenes over geloven in China en Nederland

Trouw-journalist Emiel Hakkenes schreef in 2008 een boek over Bas Plaisier, toen bezig aan zijn laatste periode als scriba van de Protestantse Kerk in Nederland. Achter de schermen van de PKN – Een jaar met kerkleider Bas Plaisier geeft een inkijkje in die eerste tijd na de totstandkoming van de fusie in 2004 van de Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken en de Evangelisch-Lutherse Kerk, een proces waar Plaisier een belangrijke rol in speelde. Hakkenes laat ook anderen aan het woord over Plaisier en zo ontstaat een gelaagd portret. Duidelijk is dat Plaisier en Hakkenes respect voor elkaar hebben.

Na jaren ontmoeten ze elkaar weer en al gauw blijkt dat Plaisier en Hakkenes nog niet zijn uitgepraat met elkaar. Wapenveld spreekt met hen aan het eind van de jaarserie over inwijden in de geheimen van het geloof. Plaisier is een aantal jaren in China geweest en is onder de indruk van de bloei van het christelijk geloof die hij daar zag en ervoer. Hakkenes schreef vorig jaar God van de gewone mensen – Hoe het geloof uit een familie verdween.[1] Raken hun verhalen elkaar nog wel?

Waarom eigenlijk een boek over Plaisier in 2008? Hakkenes: ‘Ik was in dienst van Trouw en kreeg toen de portefeuille protestantisme. Mijn chef opperde het idee om de leiders van de PKN te volgen. Dat sprak me wel aan. Dat gaf me de gelegenheid uit te proberen of ik een interessant boek kon schrijven over de kerk in Nederland. Een boek is ambachtelijk wat anders dan een reportage. Ik wist niet of ik het zou kunnen. Dan moet je het proberen. Daarnaast wilde ik bewijzen dat religiejournalistiek in het brede veld van de journalistiek ook echt een eigen plaats inneemt. Journalisten miskennen vaak het belang van religie. Dat vind ik heel onverstandig. Religie bepaalt wat mensen doen en laten, Religie bepaalt wat mensen doen en laten op welke partij ze stemmen, hoe ze over maatschappelijke kwesties denken. De wereld waar ik in terecht kwam, was totaal nieuw voor me. Bij ons thuis ging het aan tafel nooit over Samen op Weg. In het lokale perspectief van het Drentse Gieten was dat ook onmogelijk. Wij waren echte ‘kuyperianen’ en hervormden waren vrijzinnig. Een onoverbrugbare kloof.’

Ketting en kralen
God van de gewone mensen
begint met een proloog. Hakkenes vertelt over zijn vader die – staand naast de wieg – vraagt of hij en zijn vrouw hun eersteling zullen laten dopen. ‘Die openingsscène is echt het begin geweest van het boek. Mijn vader vond vermoedelijk dat ik ambigue signalen afgaf over mijn verbondenheid met kerk en geloof: geen belijdenis gedaan, wel getrouwd in de kerk. Dat gaf mij een duwtje om mijn eigen positie te verwoorden. Ik wilde de geschiedenis van mijn familie beschrijven vanuit religieus perspectief. Welke rol speelde het geloof in mijn familie? Ik sta in wat je ondertussen wel een traditie kunt noemen. Frank Westerman is mijn literaire held en het Pauperparadijs van Suzanna Jansen stond me voor ogen toen ik aan mijn boek begon. Zo’n boek wilde ik ook schrijven, maar dan op mijn eigen manier.’

Belangrijk voor het boek is een beeld dat de predikante gebruikte die hun huwelijk inzegende. De mens is een kraal aan een snoer dat ons verbindt met de generaties voor ons. We maken deel uit van dat verhaal. Religie kan verdwijnen, maar het verhaal blijft. ‘Het beeld van de ketting en de kralen was ik helemaal vergeten, maar ik vond de preek terug van onze huwelijksdienst toen ik met mijn onderzoek begon. Dat werd het beeld waar ik het hele boek aan kon ophangen. Zo ontstond de gedachte om in mijn familiegeschiedenis te graven naar de betekenis van geloven. Dat was een fascinerende tocht. Ik dacht dat mijn familie al sinds mensenheugenis gereformeerd was. Dat bleek niet zo te zijn.’ Een van zijn voorouders is een katholieke jongen uit de negentiende eeuw die om een meisje overgaat naar de Hervormde Kerk. Later zal om dezelfde reden een voorvader gereformeerd worden.

‘Waar sta ik zelf en hoe verhoud ik mij tot de traditie waarin ik ben grootgebracht? Die vraag was een motief voor het schrijven van mijn boek. Al wilde ik niet de nadruk op mijzelf leggen. Ik wil de geschiedenis niet in de weg lopen. Daarom introduceer ik mezelf in het begin, waarna ik aan het eind uitleg in hoeverre ik in de verhalen het antwoord gevonden heb. Er was ruimte voor zo’n boek, mijn focus is smaller dan bijvoorbeeld die van Geert Mak in De eeuw van mijn vader. Het zou mensen iets kunnen vertellen dat ze nog niet wisten.

Bij het schrijven had ik wel een ambachtelijk probleem. Wij komen uit een geslacht van eenvoudige mensen: een schoenmaker, een timmerknecht, een soldaat. Die waren ongeletterd en lieten dus geen egodocumenten na. Het is misschien onmogelijk om iets over hun gevoelsleven te weten te komen. In mijn familie werd niet veel gesproken over gedachten en gevoelens. Dus dat heb ik ook niet gevonden.

Ik ga nu vrij veel op pad om te spreken over mijn boek, als een soort dominee. Ik lees stukjes voor en laat tussendoor muziek horen, bijvoorbeeld het motto van het boek: I want to believe in everything you believe. Deze aanpak slaat meestal goed aan. Ik maak er een soort voorstelling van. Het laatste halfuur mogen mensen vragen stellen. De vraag die altijd voorbijkomt is: wanneer ben je het geloof kwijtgeraakt? Mensen lijken te zoeken naar een punt in de tijd, een negatief bekeringsmoment. Maar daar is helemaal geen sprake van. Ik leg dan uit dat het voor mij een geleidelijk proces is geweest. Je kunt gaandeweg tot het inzicht komen dat het je niets meer zegt. Mensen vinden dat lastig. Mijn publiek zijn de lezers van Trouw, de kerkgangers. Ik begrijp hen ook wel: als er zo’n moment is, zou je dat kunnen bestuderen. Franca Treur noemde het een keer het gat in de pijplijn. Als je dat vindt, kun je het misschien repareren. Maar zo gaat het meestal niet.

Pas vroeg een journalist of mijn ouders misschien de oorzaak waren. Hebben ze het wel goed voorgeleefd? Ik merkte dat ik boos werd van die vraag. Kom niet aan mijn ouders die alles gedaan hebben wat in hun vermogen lag! En in de tweede plaats, kom niet aan mijn autonomie. Alsof ik niet zelfstandig tot bepaalde inzichten zou kunnen komen.’

Oude jas
Wie Hakkenes leest en hoort, krijgt de indruk dat het geloof van hem is afgegleden als een oude jas. In de epiloog beschrijft Hakkenes echter een ervaring van een concert in Paradiso, die van een existentieel, bijna religieus, karakter is. Die ervaring brengt hem opnieuw bij de keten van de geschiedenis waar ook zijn kinderen deel van uitmaken. In Trouw schreef hij recent een ode aan de muziek van Thé Lau, zijn held, die nu ongeneeslijk ziek is.[2] Er is zelfs een strofe die iets van een flits heeft, een openbaring volgens Hakkenes:

Ik zoek niet naar de hemel,
ik zoek niet naar de hel
ik zoek naar de verhalen
die niemand meer vertelt

‘Zonder dat ik erom heb gevraagd en zonder dat ik ernaar heb gezocht, verwoordt de gruizige stem van Thé Lau hier misschien wel het motto van mijn leven.’ In zijn boek brengt hem dat tot een onwaarschijnlijke slotzin: ‘Met zulke verhalen heb je geen Oude of Nieuwe Testament meer nodig.’ Het grote verhaal heeft afgedaan, maar in het kleine verhaal is nieuw leven gevonden.

Hakkenes: ‘Ik weet nog heel goed dat ik die laatste zin opschreef. Ik heb die extra scherp aangezet. Mensen mogen niet zomaar het boek wegleggen. Al ligt het in de praktijk natuurlijk niet zo zwart-wit. De ervaring bij het concert maakte duidelijk dat je ook heel goed buiten de kerk iets existentieels kunt ervaren. Dat was in mijn traditie ondenkbaar. Mijn thema is de zoektocht, hoe verhoud ik mij tot de geloofstraditie waar ik uit voortkom? Ik vind daar hoegenaamd niets in. Waar vind ik het dan wel? In de verhalen van mijn voorgeslacht en de ervaring die ik zelf heb met kunst en muziek.’

Plaisier heeft het boek van Hakkenes gelezen en reageert: ‘Maar je vindt wel inspiratie in de levens van mensen die stonden in de traditie van het christelijk geloof. Is dat los verkrijgbaar? Kan die geschiedenis van je voorgeslacht doorgaan in je kinderen en je kleinkinderen?’

Hakkenes: ‘Je vraagt dus: is het wel mogelijk een goeie kerel te zijn zonder de Bijbel?’

Plaisier: ‘Nee, maar jouw voorbeeldfiguren, zoals je grootvader Willem, de held van je verhaal, zijn wel door het christelijk geloof gestempeld. Jij ook nog, dat zal met jouw zoon en zijn kinderen weer heel anders zijn.’

Hakkenes: ‘Ik weet het niet, we kunnen het ze niet meer vragen. Handelde je zo omdat je zo gevormd bent door je christelijke cultuur? Je moet oppassen mensen achteraf drijfveren toe te kennen. Waarom zou het niet zonder geloof ook kunnen? Waarom zou het niet zonder geloof ook kunnen? Het is een hypothese.’

God als idee
Hakkenes schrijft waarderend over het geloof van zijn voorgeslacht, zonder rancune. Waar komt zijn welwillendheid vandaan? Hakkenes: ‘Omdat ik heel dicht bij huis zie wat het in levens van mensen kan betekenen, bij mijn ouders. Dat is ook de reden dat ik me nooit heb uitgeschreven als lid van de kerk. De goede lezer leest in de proloog: de kerk waar ik sta ingeschreven. Waarom heb ik me niet uitgeschreven? Ik vind het belangrijk dat de kerk blijft bestaan voor mensen als mijn ouders.’

Plaisier: ‘Maar jij suggereert dat er één ding wel echt zeker is: God is verdwenen uit mijn familie.’

Hakkenes: ‘Dat is ook zo, want ik ben de eerste in mijn familie die geen belijdenis van het geloof heeft gedaan en zijn kind niet heeft laten dopen. Ik heb wel nagedacht over het belijdenis doen, toen ik achttien was. ‘Gelooft u in God de Vader’ is een van de vragen die wordt gesteld tijdens het afleggen van geloofsbelijdenis. Mijn antwoord op die vraag zou in alle eerlijkheid zijn: geen idee, maar ik denk van niet. Uiteindelijk vind ik de vraag ook niet zo interessant, omdat het antwoord voor mijn leven geen verschil maakt.’

De werkelijkheid van God is bij grote groepen mensen tot een idee geworden. God is een hogere macht, die wel of niet bestaat. Volgens de filosoof Gerard Visser zijn filosofie, kunst en religie de grootste manifestaties van de menselijke geest en hij staat hiermee in een grotere traditie. Zijn vraag is hoe ze alle drie het geheim van het leven kunnen hoeden. Het uitsluiten van religie, de veronachtzaming van de ruimte die zij inneemt in het gemoedsleven, betekent in zijn ogen zoiets als willen uitvaren van een boot zonder bodem. ‘Het is opmerkelijk dat nog altijd de noodzaak niet wordt ingezien van het onderlinge gesprek tussen deze drie hoogste manifestaties van de menselijke geest’.[3]

Hakkenes beschrijft in zijn boek zijn wending naar leven en kunst. Betekent dat dat religie niet meer meedoet? ‘Die doet ook wel mee. Ik onderken het belang ervan, maar ik herken het niet. Ik zie wat het doet, maar ervaar het niet. Dat is mijn positie. Tijdens mijn lezingen is er één liedje dat ik altijd laat horen, dat is van Daniël Lohues, de Drentse liedjeszanger. Het heet: De kerke. Het eerste couplet is:

Soms als der iene dood is
Bij doop of trouwerij
mar nie met kerst of paosen
Der zit kwa kerk wat dwars bij mij

En het refrein:

Misschien komp ‘t ooit wel weer
Misschien komp ‘t ooit wel weer
Mar tegenwoordig kom ik hier echt eigenlijk
nooit meer

Wie weet hoe mijn leven verloopt, waar het mij brengt. Ik kijk niet rancuneus terug, maar ik kijk ook niet vooruit op een manier die dingen uitsluit. Wat de kerk zou kunnen bieden is de ervaring van uitgetild worden boven het alledaagse. Dat je denkt: hier wordt iets onder woorden gebracht dat over mij gaat wat ik zelf niet kan verwoorden. Die ervaring vind ik wel, zij het niet binnen de kaders van kerk en christendom. Dus ik heb nu geen verlangen om de kerk in te duiken.’

China
De kerk in Nederland lijkt op haar retour. In China is precies het tegenovergestelde het geval. Ongeveer tien procent van de Chinezen is christen. Dat zijn er meteen meer dan honderd miljoen. De schattingen lopen uiteen, tien miljoen meer of minder; niemand die het precies weet. Plaisier vertelt hoe hij in China terecht is gekomen na zijn jaren als scriba van de pkn, als een soort Dries van Agt die ambassadeur voor de eu werd in Japan na zijn premierschap. ‘Ik was gevraagd door de kerk om China te bezoeken, omdat de pkn visie wilde ontwikkelen op haar relaties met de kerken daar. Er was wel een relatie met Chinese organisaties, maar de kerk lag enigszins buiten ons gezichtsveld. We wisten dat we niet terug moesten als zendelingen, want de Chinezen doen het zelf wel. De kerk groeit daar enorm en verandert dagelijks. Mijn vraag was: wat kunnen wij leren van de Chinezen? Waarom zijn die mensen christen geworden? Hoe is het mogelijk dat in een tijd van dertig jaar het protestantisme gegroeid is van één miljoen naar vele tientallen miljoenen?

Toen we in Hongkong het Luthers theologisch seminarium bezochten, zei de rector dat hij een missioloog nodig had. Toen ging het balletje rollen. Binnen een half jaar zaten mijn vrouw en ik voor Kerk in Actie in Hongkong, met als opdracht lesgeven in de missiologie. In de afgelopen jaren begeleidde ik een groep van honderd studenten zowel uit Hongkong  als uit de rest van China. Veel studenten kwamen ook uit Zuidoost-Azië: Laos, Vietnam en Thailand. Allemaal landen die de laatste jaren open zijn gegaan voor het christendom. En zo zat ik met een groep jonge mensen die eerste generatie christen waren, soms nog maar vijf jaar. Zij uitten hun geloof in een atmosfeer van vreugde: ‘Ik kan wat betekenen voor mijn volk omdat mijn leven is veranderd!’ Het christendom is voor hen een geweldige kracht die de harten en de maatschappij verandert. De schroom die wij kennen is totaal niet aan de orde. In China is schroom totaal niet aan de ordeHoe is het mogelijk dat in China het christendom veel harder groeit dan in Hong Kong, terwijl de situatie in China veel moeilijker is? Het was een soort warm bad waarin ik terechtkwam, vooral spiritueel.’

Hakkenes: ‘De vraag die mij op de lippen brandt, is: wat biedt het christendom dan precies aan de Chinezen?’

Plaisier: ‘China heeft in de twintigste eeuw een verschrikkelijke geschiedenis achter de rug. Veel mensen waren betrokken bij de christenvervolging ten tijde van de culturele revolutie. Veel leden van de communistische partij die hieraan meededen, zijn onder de indruk gekomen van de geestelijke kracht van christenen om door te gaan en te blijven bidden, zingen, liefhebben en vergeven. Na de culturele revolutie kwamen de christenen rond 1980 weer bovengronds. In kerkdiensten was er dan vaak een moment waarin gezamenlijke uiting van schuld een plek kreeg. Het waren vaak huilsessies. Ik heb daar films van gezien. De mensen hadden veel meegemaakt, als slachtoffer, maar ook als dader. De kerk was een plek om dat te belijden, vergeving te ontvangen of getroost te worden. Er was een intrinsieke verbondenheid van leven met geloof. Ze zeggen zelf: ‘Wij hebben een ander leven gekregen, dat bepaald wordt door liefde, dat dragen we uit: liefde tot God en liefde tot elkaar.’

Ik kan nog een ander voorbeeld geven. Als er ergens een aardbeving is geweest, wemelt het eerst van de ngo’s. Ik ken een verhaal van een kleine christelijke gemeente, zelf ook zwaar getroffen, maar die toch bezig was om hulp te verlenen. Toen alle hulpverleners weg waren, bleven zij komen en met mensen praten. In een getraumatiseerde samenleving is zo’n gemeente een symbool van het leven zoals het bedoeld is. Mensen vroegen: ‘Waarom doe je het eigenlijk, je bent niet eens familie.’ Het antwoord van de christenen was: ‘Omdat wij de liefde van God ervaren hebben, willen wij ook jullie liefhebben.’ Dat maakte indruk. Binnen een jaar tijd was de gemeente van driehonderd naar vijftienhonderd mensen gegroeid.       

Door mijn China-ervaring zijn mijn preken veranderd. Mijn China-ervaring heeft mijn preken veranderdIk ben hoopvoller ten aanzien van het werk van de Geest dan ik daarvoor was. Ik probeer ook vrijmoediger te zijn en wat van mijn schroom op te geven en de vrolijkheid en de kracht van het leven met God door te geven.’

Europa
‘In de kerk in China zie je nu niet meer alleen ‘de ongeletterde oude vrouwtjes’. Door hen is de kerk gebouwd en als een vlek verspreid in dorpen en steden. Nu zie je ook ceo’s en professoren in de kerk. Ik ben in een huiskerk geweest in Peking, waar een hoogleraar van een universiteit voorganger was.

De China Academy of Social Sciences heeft recent onderzoek gedaan naar de vraag waarom zoveel mensen christen zijn geworden in de periode van 1995 tot 2010. Daar kwam uit dat 69% van de nieuwe christenen iets heeft ervaren van de helende kracht van het evangelie. Dat gaat om meer dan om gezondheid alleen. Het betekent ook bevrijd worden, kunnen leven met verlies, zorg ervaren, God ervaren, getroost zijn en rust hebben gevonden. Voor Chinezen sluit dat heel nauw aan bij hun diepste behoeften.

De Chinese samenleving is niet door het christendom gevormd en dat is op allerlei vlakken te merken. Een filosoof in China zei tegen mij: ‘Kijk eens naar Europa. Waarom is de Europese cultuur intrinsiek op vernieuwing gericht en ten diepste zorgzaam voor de mensen?’ Ik reageerde daar enigszins sceptisch op; er is immers ook wat anders aan de gang in Europa. Maar hij reageerde verbaasd en boos. Hij zei: ‘Dat doen Europeanen altijd, het relativeren van je eigen cultuur. Jullie kennen zelf de geweldige kracht niet die er vanuit het christendom in jullie samenleving zit. Onze samenleving is verziekt door corruptie. Er is een enorme kloof tussen rijk en arm, ongekende vervuiling; waar moet dit heen? We hebben een groot verhaal nodig en het christendom biedt dit.’ Het is bijzonder om te merken dat de Chinezen juist geïnspireerd worden door de Europese cultuur. Opvallend dat we in Nederland niet geneigd zijn om naar dit soort verhalen te luisteren.’

Hakkenes: ‘Ik kan me nauwelijks voorstellen wat de aantrekkingskracht van het christelijke geloof is voor Chinezen. Is dat toetreden tot het christendom niet een deel van het zich eigen maken van de westerse mentaliteit?’

Plaisier: ‘Dat is ten dele ook waar. Als het over China gaat, bestaan er geen eenvoudige antwoorden. Voor veel mensen heeft christendom inderdaad te maken met vooruitgang, moderniteit en westerse waarden. We moeten ook beseffen dat veel christenen een enorme emancipatiedrift in zich hebben. Het is niet voor niets dat het calvinisme zeer populair is. Max Weber lijkt in China alsnog zijn gelijk te halen. Max Weber lijkt in China alsnog zijn gelijk te halen

Het is echter onjuist dat het christendom een westerse godsdienst is. De eerste zendelingen in China waren Syriërs, de Nestorianen, die vanaf de vijfde eeuw het evangelie verkondigden. Het Chinese christendom heeft ook een sterk eigen karakter, beïnvloed door hun eigen filosofen, religies en cultuur. Veel preken zijn behoorlijk moralistisch. Dat hoort weer bij de traditie van Confucius. Bedenk ook dat China nooit een kolonie is geweest. Ze hebben een groot zelfbewustzijn: ‘Wij doen niet onder voor de rest van de wereld.’ Dat zie je ook bij de christenen: hun missionair elan is zeer sterk omdat ze de bron van licht en leven gevonden hebben.’

Nederland
Wij zitten in Nederland. Wat neem je nu uit China mee? Hakkenes kan met het idee van een hogere macht die vanuit de hemel zaken bestuurt niet meer uit de voeten, schrijft hij in de proloog van zijn boek. Plaisier heeft een nieuwe vrijmoedigheid gevonden in China.

Hakkenes: ‘Merk je wel eens iets van God, Bas?’

Plaisier: ‘Ja!’

Hakkenes: ‘Wat merk je dan?’

Plaisier: ‘Ik merk de roep van God in het geheel van mijn leven, in de keuzes die ik maak, in de dingen die op me afkomen. Ik ervaar de hand van God in mijn leven.’

Hakkenes: ‘Waarom duid je dat dan als de hand van God? Zou je dan niet kunnen zeggen: ik ben deze metaforen nu eenmaal gewend, dus daarom gebruik ik die. Wat zit er achter de taal?’

Plaisier: ‘Dat moment in Paradiso was voor jou een spiritueel moment, een soort openbaring; er kwam opeens helderheid over je leven. Dat was meer dan taal. Hetzelfde overkomt mij in relatie met God. Ik ervaar dat Hij hoort, ook als ik dat gevoel niet heb; dat Hij me draagt, toekomst geeft. ’

Hakkenes: ‘Een relatie met God, dat is zo’n uitdrukking, daar kan ik niets mee. De denkstap naar invloed toeschrijven aan een hogere macht kan ik niet maken.’

Plaisier: ‘Het is de vraag of het begrip ‘hogere macht’ helpt bij het zoeken naar woorden voor een religieuze dimensie. De ervaring waar ik naar verwijs is het overweldigd worden door vervulling van verlangen, door vreugde, hoop, moed, doorzettingsvermogen. Die ervaring staat bij mij op Naam. Zonder het op Naam stellen, zou de ervaring van ‘iets komt over mij’ niet plaatsvinden. Ik probeer me weleens voor te stellen dat het gesprek met God er in mijn leven niet zou zijn. Ik voel me bij voorbaat al ontredderd.’

Hakkenes: ‘Ik heb niet het gevoel dat ik iets mis. Dat wil nog niet zeggen dat God er niet is.

Ik zie ook heus wat het mensen te bieden heeft. Misschien komt het ooit wel weer. Laat maar komen!’

Plaisier: ‘Het heeft voor mij ook met mijn eigen geschiedenis te maken. Vanaf mijn jeugd ben ik opgegroeid met de verhalen van het ingrijpen van God. Soms vinden mijn broers en zussen dat ik te positief spreek over mijn jeugd. Voor mij stond de ladder naar de hemel in onze huiskamer. De ladder naar de hemel begon in onze huiskamer Dat scherpt je blik, voorgoed. Ik kan het natuurlijk ook deels psychologisch verklaren. Maar wat overblijft is dit: Hij is erbij, ik heb Hem ontmoet. Mijn geschiedenis ervaar ik als een groot geschenk. Dat mijn vier kinderen bij de kerk zijn gebleven, ligt ook niet aan mij.’

Niet dichtspijkeren
Tot slot vragen we Hakkenes en Plaisier wat ze leren van elkaar. Plaisier: ‘Spijker de zaak niet dicht. Zeg niet: het kan maar op één bepaalde manier. Er zijn vele wegen, vele ervaringen, die in de traditionele spiritualiteit nog geen plek hebben gekregen, waar we toch veel van kunnen leren. De stem van Emiel heeft de geloofsgemeenschap iets te zeggen. In de laatste jaren heb ik veel leren relativeren van wat wij denken over God en aan activiteiten opzetten. Het gaat er veel meer om wie je bent. God gaat zijn eigen gang; laat de Geest de ruimte. De Geest heeft de tijd, De Geest heeft de tijd elke Chinees zal dat beamen. Er is eeuwen gedacht dat het christendom bijna verdwenen was en opeens barst het open in de woestijn. Probeer de Geest niet na te rekenen. Ik heb steeds meer de neiging om de vragen over de toekomst van de kerk in ons land uit handen te geven. Laat ik zelf zo trouw mogelijk Jezus proberen te volgen en voor de rest vertrouwen op God. Als Hij er werkelijk is, dan hebben we nog heel wat te verwachten. Wij zijn veel te veel systeembouwers, zulke activistische mensen. Verwonder en verblijd je over mooie dingen die er in de geschiedenis van de Hakkenessen zijn geweest.’

Hakkenes gaat weer terug naar zijn lezingen in het land: ‘Ik zeg altijd tegen de mensen die op mijn lezingen afkomen: ik wil u een paar dingen op het hart drukken. Ik kom tot het inzicht dat jullie systeem mij niet past. Dat betekent niet dat ik van het pad af ben, dat ik nergens het goede, het ware of het schone ervaar. Dat betekent ook niet dat dat door jullie komt, dat jullie iets verkeerd hebben gedaan. En dat dit systeem mij niets meer zegt, duidt mogelijkerwijs op het eind van het systeem, maar dat wil nog niet zeggen dat daarmee de inhoud verloren is. De vorm van op zondagochtend met mensen in een gebouw gaan zitten om zo religie te ritualiseren, is een vorm die voor veel mensen niet meer aanspreekt. Maar er kunnen andere vormen komen, het is maar een vorm. Dan kom ik bij Charles Taylor, die het heeft over golfbewegingen door de tijd heen. Klaarblijkelijk zitten we nu in een dal, maar als je zijn these volgt, kan het dus ook weer omhoog gaan. ‘

En dat is gebleken in China volgens Plaisier: ‘In China liep de zending in de jaren zestig op niets uit. Het werkte niet meer. Maar het liep anders, niet dankzij de zending. Dat is een mooi voorbeeld van de onmacht van het westerse christendom om de wereld te veranderen. Op een bepaald moment komt het christendom weer overeind. Alsof de Geest zegt: nu ga ik het zelf wel doen.’

Dr. Aart Nederveen werkt als klinisch fysicus bij de afdeling Radiologie van het Academisch Medisch Centrum in Amsterdam en is hoofdredacteur van Wapenveld.

Mr. Herman Oevermans is directeur van de Academie Mens en Organisatie aan de Christelijke Hogeschool Ede en redacteur van Wapenveld.

  1. God van de gewone mensen – Hoe het geloof uit een familie verdween. Uitgeverij Thomas Rap, Amsterdam, 2013.
  2. ‘Afscheid van de man die nieuwe woorden bracht’, in: Trouw, Tijd, 31 mei 2014, blz. 18-22.
  3. Gerard Visser, Gelatenheid – Gemoed en hart bij Meister Eckhart, SUN, Nijmegen, 2008, p. 10.