De moraal van hardwerkend Nederland

Over waarden als instrumenten om kiezers te trekken

Premier Rutte hekelde lange tijd het waarden-en-normenvertoog van zijn voorganger Balkenende. Nu heeft hij dan toch de schroom van zich afgeworpen om al te betuttelend over te komen en spreekt hij warme woorden over de waarden van hardwerkend Nederland. Het probleem zijn de liberale vooronderstellingen: waarden worden gereduceerd tot instrumenten om iets te bereiken en gecreëerd door mondige, zelfbewuste en succesvolle individuen.

‘Gelukkig zijn de tijden waarin we niet eindeloos over waarden en normen hoeven te praten, maar ze in het dagelijkse leven kunnen incarneren’, mijmerde de theoloog Bonhoeffer eens. Die tijden lijken ver weg: van links tot rechts, nagenoeg alle partijen spreken over de noodzaak van een publieke moraal.

Toen Jan Peter Balkenende bij de aanvaarding van het lijsttrekkerschap van het CDA, in november 2001, moraal op de politieke agenda plaatste, werd vanuit PvdA en VVD nogal lacherig gedaan over de spruitjeslucht die opsteeg uit het waarden-en-normenvertoog. Maar uit onderzoeken van het Sociaal en Cultureel Planbureau bleek dat waarden en normen door burgers zelf als een van de belangrijkste thema’s voor de samenleving werden beschouwd. Twee jaar geleden lanceerde de PvdA-denktank de zogeheten ‘Van Waarde’-studie. Met een hoofdletter, en met veel warme gevoelens voor het belang van waarden. Recent voegde VVD-leider Mark Rutte zich in het gezelschap van moraalpredikers. Hij had het over hufterigheid, egoïsme en de ‘grote dikke ik-mentaliteit’.

Waarden als aparte categorie
Het begrippenpaar ‘waarden en normen’ is populair geworden in de jaren zestig, een periode die niet toevallig samenvalt met de groei van de sociale wetenschappen. Oorspronkelijk was het voornamelijk een descriptief begrip, vanuit het idee dat alle individuen en groepen bepaalde waarden en normen hanteren. Vanaf de jaren tachtig werd het begrippenpaar door politici gehanteerd en daarmee kreeg het een meer normatief karakter.

Eerst was er Dries van Agt met zijn ‘ethisch reveil’. Hij muntte dat begrip in 1974 bij het debat over de abortuswetgeving. Enneüs Heerma pleitte in 1994 voor de aanstelling van een minister van Gezinszaken vanuit de gedachte dat het gezin de belangrijkste oefenplaats van waarden en normen was. Balkenende gaf in 2002 een nieuwe impuls aan het debat met zijn ‘fatsoen moet je doen’.

Van Agt, Heerma en Balkenende koppelden hun waardeagenda opvallend genoeg aan een specifiek thema. Lange tijd waren waarden op een natuurlijke manier verbonden met overheidshandelen als zodanig. Per definitie doet een overheid immers aan moraal: aan alle wetten, regels en beleidsmaatregelen liggen morele overwegingen ten grondslag. En als zodanig was die moraliteit ook zichtbaar en herkenbaar. Maar met het benoemen van ‘waarden en normen’ werden ze als het ware een aparte categorie, verbonden met een specifiek thema als abortus, gezin of fatsoen.

Beperkingen CDA-waardeagenda
Balkenende betoogde twee jaar geleden dat de waarden-en-normenagenda een nieuwe impuls nodig heeft. De tijd is volgens hem gekomen om het debat te verdiepen en te verbreden. Daarmee wees hij impliciet op de beperkingen van de waardeagenda van het CDA in de afgelopen tien jaar.

Die tekortkomingen waren er. In de eerste plaats bleef die agenda thematisch beperkt tot ‘fatsoen moet je doen’. Een welbewuste en op zichzelf begrijpelijke keuze om het debat overzichtelijk te houden; waarden en normen passen immers moeilijk op een spandoek. Maar moraliteit reikt natuurlijk verder en dieper dan fatsoen. Het gaat ook over de omgang met het begin en einde van het leven, over een Niet Invasieve Prenatale Test (NIPT) en de omgang met mensen met Downsyndroom, over de rol van technologie, over de bonuscultuur bij banken.

Ten tweede bleef de waarden-en-normenagenda beperkt tot het publieke domein, tot fatsoenlijke omgangsvormen op straat. Ten onrechte. Waarden en normen verwijzen naar alle domeinen en velden van moraliteit: de economie, het bankwezen, de huisvesting, de zorg, het onderwijs, het gezin.

Een derde beperking was het veronachtzamen van de moraliteit van instituties. De nadruk lag op persoonlijke verantwoordelijkheid, en daarmee was er minder oog voor de rol van instituties. Maar instituties zijn dragers van ethiek. En hoe groter de verbanden, hoe minder mensen zich op moraal laten aanspreken. De overheid dient, zoals de theoloog Reinhold Niebuhr al stelde, te zorgen voor juridische, politieke en economische instituties en structuren waarin niet vertrouwen, liefde en fatsoen centraal staan, maar waarin recht en afdwingbaarheid kernbegrippen zijn. Zulke instituties en structuren, met hun nadruk op het recht, staan niet haaks op fatsoen of rechtvaardigheid, maar zijn er een uitwerking van.

Hardwerkend Nederland
Het pleidooi van Balkenende om moraliteit expliciet te verbinden met de meest uiteenlopende beleidsthema’s heeft vooralsnog geen betekenisvol vervolg gekregen in het CDA. Het zal ongetwijfeld iets te maken hebben met wat een cultuurpolitieke paradox genoemd zou kunnen worden: de oplossing van veel maatschappelijke problemen hangt in belangrijke mate af van de moraal en de goede zeden, maar tegelijkertijd mag de overheid in een vrije, moderne samenleving niet aan zingeving doen en zelf geen zedenmeester zijn. Voor de PvdA en de VVD was dat lange tijd de reden om schamper te doen over het waarden-en-normenbetoog van het CDA: stel je voor, je zou betuttelend over kunnen komen.

Premier Mark Rutte en zijn VVD zijn die schroom nu voorbij. De VVD manifesteert zich inmiddels als de partij ‘die staat voor de waarden van hardwerkend Nederland’. Toch heeft de aanklacht van de liberalen tegen het ‘dikke ik’ wel een heel dun vloertje. Om twee redenen. Waarden worden, ten eerste, gereduceerd tot middelen om iets anders te bereiken, namelijk een ‘hardwerkend Nederland’ en een bloeiende economie. Hoor hoe de VVD de uitgedragen waarden typeert: het ‘zijn de waarden van al die hardwerkende Nederlanders die na de oorlog ons land weer hebben opgebouwd en van al die hardwerkende Nederlanders dankzij wie we de economische crisis nu achter ons laten’. Met andere woorden: het is niet zo dat burgers of hardwerkende Nederlanders intrinsiek van waarde zijn, om wie ze zijn zoals ze zijn, maar hun waarden komen te staan in een doelrationele en instrumentele logica.

Daarnaast zijn die waarden eenzijdig op het individu georiënteerd. Rutte had het over waarden als: ‘In Nederland krijg je het niet, maar moet je het verdienen’ en ‘Als het tegenzit, als je de stroom tegen hebt, dan roei je gewoon een beetje harder’. De teneur: waarden worden gecreëerd door mondige, zelfbewuste en succesvolle individuen. In die gedachtegang gaat het individu vooraf aan de gemeenschap en is de gemeenschap er slechts ten behoeve van de ontplooiing van het individu. Dat miskent dat de mens van nature gericht is op anderen en dat waarden pas betekenis krijgen in gemeenschap met anderen.

Kansen
Een politicus voert geen morele politiek als hij op waarden tamboereert; dat doet hij alleen als hij waarden op een natuurlijke manier weet te verbinden met politiek beleid en met de manier van politiek bedrijven.

De jeune premier van GroenLinks, Jesse Klaver, stelt zijn gehele politieke agenda in het teken van kritiek op ‘economisme’, de reductie van maatschappelijke kwesties tot economische kwesties. Het is een begin. Wie volgt? In de westerse cultuur neemt de nadruk toe op de toepassing van de wetenschap, op technocratie, op schaalvergroting. Vragen naar de oorsprong, de bestemming, het welzijn en de waardigheid van mensen worden steeds belangrijker. Voor partijen biedt dat genoeg kansen om zichtbaar te maken wat een waardevolle economie, waardevol samenleven en waardevol leven is.

Pieter Jan Dijkman is werkzaam bij het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA als hoofdredacteur van Christen Democratische Verkenningen en is lid van de redactie van Wapenveld.