John Boyne

In de spiegel van de media

De kerk komt er niet goed vanaf in de roman A History of Loneliness (De grote stilte) van John Boyne. Zomaar een fragmentje van een gesprek dat de hoofdpersoon, de Ierse pastoor Odran Yates, met zijn aartsbisschop voert over een collega die van de aardbodem verdwenen lijkt:

‘Het is allemaal flauwekul’, zei hij, terwijl hij achteroverleunde en zijn armen in de lucht gooide. ‘Gewoon een knaapje dat van alles beweert, van alles uit zijn duim zuigt. Wil alleen maar met zijn gezicht in de krant.’ (...)
‘En is dit de enige jongen die een klacht heeft ingediend?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Dan zou het een stuk eenvoudiger zijn’, zei hij. ‘Als het er maar één was hadden we er iets aan kunnen doen.’
‘Hoeveel dan?’
‘Negentien.’
Ik greep de armleuning beet. Ik was een beetje duizelig en kon een poosje niets uitbrengen.

Het probleem bij zo’n boek is natuurlijk dat je als lezer niet eens goed kunt beoordelen of de hier getekende situatie nu karikaturaal is of niet, want wat er de laatste jaren over de praktijken van sommige Ierse geestelijken in de jaren zeventig en tachtig naar buiten gekomen is, tart ook alle verbeelding – en toch is het echt gebeurd.

Desondanks hebben kerkmensen en geestelijken altijd de neiging om die vraag als eerste te stellen: is het allemaal niet te overdreven, te zwaar aangezet? Zo reageerden in elk geval veel geestelijken in eerste instantie ook in de media – wat natuurlijk bepaald niet hielp om de gemoederen te kalmeren. Voor kerkleiders, kerkgangers en eigenlijk voor alle gewone christelijke lezers zijn er immers eerst andere vragen relevant: hoe erkennen we de realiteit van de zonde, op welke manier kunnen we slachtoffers recht doen, hoe kunnen we dit in de toekomst voorkomen? Dat is ook de allereerste (spiegel)functie van een roman over dit onderwerp: de lezer tot nadenken zetten over wat er mis kan zijn in zijn gemeenschap en in zijn eigen hart. Romans zijn bedoeld voor individuele lezers, ze willen de persoonlijke moraal en emoties tegen het licht houden – en in het geval van John Boynes roman is die functie heel zichtbaar aanwezig en elke lezer dient zich daartoe te verhouden.

Maar dat de beeldvorming van groepen in de samenleving daarbij niet onbelangrijk is, is vervolgens wél een reëel punt. Veel lezers zijn immers helemaal niet geneigd om met een roman tot zichzelf in te keren, ze gebruiken het verhaal liever om met de vinger naar anderen te wijzen. Dat is ook wat Boyne laat zien: zijn hoofdpersoon, een heel gewone, aardige priester, ervaart aan den lijve wat het betekent als de publieke opinie zich tegen de kerk keert. Toen hij in de jaren zeventig aan zijn carrière begon, was zijn priesterboordje een symbool dat alle deuren voor hem opende. Mensen stonden voor hem op in de bus of de trein, ze boden hem koffie en broodjes aan, ze voelden zich vereerd als hij met hen wilde praten en ze sloofden zich uit als hij op bezoek kwam. Tot op het ongemakkelijke af. Maar aan het eind van zijn loopbaan gebeuren er de vreselijkste dingen. Als hij in zijn zwarte pak met priesterboord over straat gaat, jouwen voorbijgangers hem uit, ze bedreigen hem, ze lopen met een boog om hem heen, vertrouwen hem niet langer.

Daarom doet beeldvorming er uiteindelijk toch wél toe, en is het een belangrijke vraag of de schrijver op een reële en realistische manier met zijn onderwerp is omgegaan. Geen wonder dat veel recensenten die vraag als rode draad kiezen bij hun bespreking van A History of Loneliness. Misschien heeft dat ook wel een beetje te maken met de persoon van de schrijver: John Boyne is een publiekslieveling, een bestsellerschrijver die al eerder (bij The Boy in the Striped Pyjamas) van The New York Times de harde kritiek kreeg dat hij ‘trivialized, glossed over, kitsched up, commercially exploited and hijacked [the Holocaust]’. 

Maar over A History of Loneliness is de gemiddelde recensent eigenlijk alleen maar positief. Het begint met een jubelende reactie van schrijver John Irving (die natuurlijk meteen op de omslag van de vertaalde versie terechtkomt): ‘John Boyne has created a character who holds himself accountable (...) for the sins of others. No writer today handles guilt with as much depth and sadness as John Boyne. (...) This is John Boyne’s most important novel, and of vital importance to Irish history.’

The Irish Times is voorzichtiger, misschien omdat het verhaal zo dicht bij huis komt. Recensente Christina Hunt Mahoney noemt Boynes roman ‘a troubling book about a continuingly difficult and disturbing subject’. Ze signaleert hier en daar een iets te grote neiging tot drama, maar ook goed getroffen beelden en situaties. Inhoudelijk is ze positief: ‘The novel gains in complexity by presenting a nuanced, and at times very sympathetic, portrait of clerics and clerical life. (...) The innocence of the times rings true, as does Boyne’s portrayal of the seminarians as just a bunch of teenage boys in some respects. Similarly the power of authority – the hierarchy, teachers, parents, gardaí – is demonstrated both forcefully and subtly.’

Ook The Huffington Post vindt dat er een genuanceerd beeld getekend wordt: ‘While Boyne could’ve slipped easily into dogmatic rants while considering these issues, he instead analyzes both the merits and pitfalls of the church’s impact on individuals deftly and clearly.’ Maar Helen Dunmore, recensente van The Guardian, is het daar bepaald niet mee eens. Dit boek is ‘a denunciation of the Catholic church’, zo valt er boven haar artikel te lezen. Even verderop legt ze dat uit: ‘This is a harsh, unsparing novel. Here is the church stripped bare of trust and affection between priests and people, with no credit given to its work for the poor and dispossessed. (...) John Boyne writes with compelling anger about the abuses of power and the dangers of submission.’

Dat is dus het opmerkelijke van A History of Loneliness: je kunt het er allebei in zien. De genadeloosheid van het systeem, en de menselijkheid van sommige van zijn vertegenwoordigers. Zoals The New York Times het in een minirecensie (de omvang van de bespreking geeft óók een oordeel over het belang van het boek) treffend samenvat: ‘There is little subtlety and nuance to Mr. Boyne’s denunciation of the church, but he offers a more compassionate portrait of Odran, an anguished man in midlife, confronting his cowardice and shattered by guilt and shame.’

Intussen is het niet makkelijk om, na lezing van dit boek, te begrijpen waaróm de hoofdpersoon eigenlijk geestelijke is. Hij heeft een roeping (althans, zijn moeder had een roeping voor hem) en hij is best gelukkig met zijn dagelijkse leven van lezen, studeren, lesgeven, bidden, kerkelijke bezigheden verrichten. Maar of dat hetzelfde is als wat Christina Hunt Mahoney van The Irish Times signaleert? Zij schrijft: ‘It is difficult in any age to convey the dynamics of faith on the page, and the author’s efforts here are powerful and arresting.’ Als je dat vindt, heb je zelf óók een bepaald beeld van ‘the dynamics of faith’, een beeld dat kennelijk uit veel buitenkant bestaat, en weinig binnenkant.

Uiteindelijk is de hoofdpersoon misschien sympathiek, maar toch ook een slappeling die zijn leven vergeefs geleefd heeft. En daarmee wordt het wel de vraag of John Boyne óók bij niet-christelijke lezers het morele spiegeleffect bereikt: nadenken over jezelf, in plaats van met de vinger naar anderen wijzen.

Enny de Bruijn is literatuurhistoricus en redacteur cultuur bij het Reformatorisch Dagblad. Ook maakt zij deel uit van de redactie van Wapenveld.