Tussen schuld en verzoening

Via Alan Paton en Elsa Joubert naar J.M. Coetzee

De Zuid-Afrikaanse letterkunde bestaat uit gescheiden compartimenten die elkaar af en toe raken. Voor zowel de Afrikaanstalige als de Engelstalige letterkunde van Zuid-Afrika geldt dat de verhoudingen tussen de verschillende bevolkingsgroepen, dat slavernij, onderdrukking, miskenning van rechten, seksueel misbruik als onderwerpen zeer dominant zijn.

Elke ‘blanke’ Zuid-Afrikaanse levensgeschiedenis is een confrontatie met vertegenwoordigers van een andere cultuur dan de Europese. Wie door Johannesburg of Kaapstad loopt, bevindt zich in een ruimte die gedeeltelijk goed te begrijpen is en deels een raadsel vormt. Het vertrouwde is Europa, het vreemde is Afrika. Wat vreemd is, maakt in Zuid-Afrika altijd deel uit van het eigene, het vertrouwde. Zelfs in detectiveromans, zoals die van Deon Meyer, gaat het altijd om sociale en politieke problemen die met de spanning tussen culturen te maken hebben. Het lag voor de hand om binnen deze context een antwoord te zoeken, een rechtvaardiging van je eigen gedrag of zelfs een gesloten systeem van sociale en godsdienstige overtuigingen dat ook juridisch waterdicht is. Om het vreemde te neutraliseren, zorg  je ervoor dat jij de baas bent. Dit systeem droeg de naam ‘Apartheid’ en was de officiële Zuid-Afrikaanse regeringspolitiek van 1948 tot 1989. Het denken in termen van minderwaardigheid en meerwaardigheid was al eeuwenlang in Zuid-Afrika verankerd.

Tegen de vanzelfsprekend geworden omgang van Europeanen met Afrikanen, het blanke ‘baaskap’, is in Zuid-Afrika altijd geprotesteerd, via brochures, preken en toespraken, maar ook door middel van romans, gedichten en theaterstukken. De Zuid-Afrikaanse literatuur is boeiend en menselijk rijk geworden door de altijd aanwezige spanningen binnen de Zuid-Afrikaanse samenleving. Het vreemde kreeg stem in de literatuur. Omdat deze letterkunde direct betrekking heeft op het reilen en zeilen van de samenleving, is ze ook van vitaal belang voor de lezer om de Zuid-Afrikaanse samenleving te kunnen begrijpen en eventueel ten goede te veranderen.

Document van misère en verzoening
Romans kunnen tijdelijk een belangrijke functie vervullen en vervolgens uit het centrum van de aandacht verdwijnen. Dat is bijvoorbeeld met de romans van André P. Brink het geval. Binnenkort leest niemand die meer. Maar er zijn ook klassieke werken die het vermogen hebben om steeds weer aan te spreken en als onmisbare gesprekspartners te functioneren. Binnen de diverse letterkundes van Zuid-Afrika is één roman zo verhelderend, ontroerend en inspirerend gebleven dat de stad Johannesburg pas opengaat met dit werk: Alan Patons Cry, the beloved country uit 1948, dat in het Nederlands de titel draagt Tranen over Johannesburg. Nog altijd is het beeld van Johannesburg uit deze roman waar. De ontworteling van zwarte Zuid-Afrikanen die van het platteland komen om in de goudmijnen van Johannesburg te werken, hier is het geldige document van hun misère. Het motto van de roman luidt: ‘Alle wegen leiden naar Johannesburg’ en dat motto zal tot in lengte van jaren geldig blijven. Patons roman gaat over ontheemding, seksueel misbruik en moord, maar hij gaat ook over het diepe geloof van dominee Stephen Kumalo wiens zoon wegens moord zal worden opgehangen. En tenslotte gaat de roman over verzoening tussen blank en zwart.

Opgedrongen vreemdelingschap
De roman Die swerfjare van Poppie Nongena uit 1978 van de Afrikaanstalige schrijfster Elsa Joubert was een regelrechte confrontatie van de Afrikaanstalige lezers met de dagelijkse praktijk van de Apartheid. De zwarte vrouw Poppie Nongena vertelt in deze roman over de gruwelijke bureaucratie van de ‘paswette’ die haar dwongen om het zogenaamde thuisland Ciskei als het hare te beschouwen. Door het opgedrongen vreemdelingschap, terwijl Poppie in de Kaap geboren en getogen was, maakte het Apartheidsbeleid haar en haar gezin het leven totaal onmogelijk. Met hoeveel moeite en pijn Poppie ook probeert om aan de vereisten van de wet te voldoen, uiteindelijk kan zij het onrecht niet meer verduren. De historische achtergrond vormen de onlusten in de Kaapse woonbuurten voor zwarte en gekleurde Zuid-Afrikanen na de schietpartij in Sharpeville in 1960 en de scholierenopstand in 1976. Na ‘Poppie’ kon niemand zich meer van de domme houden. Poppie richtte haar aanklacht tegen iedereen die kon lezen. De respons in de Afrikaanstalige pers op dit boek was enorm. Poppie Nongena werd de Zuid-Afrikaanse Oom Tom. Poppie Nongena werd de Zuid-Afrikaanse Oom Tom

Het oordeel is aan de lezer
In 1999 verscheen de roman Disgrace (Nederlands: In ongenade) van J.M. Coetzee. Coetzee was in Nederland tot de publicatie van Disgrace nauwelijks opgevallen. Mogelijk hield de geringe aandacht voor zijn eerdere, eveneens in vertaling verschenen romans verband met de lezersverwachting ten aanzien van de literatuur die uit Zuid-Afrika kwam. Tientallen jaren lang had André P. Brink aan die lezersverwachting in de zin van een realistische weergave van de verschrikkingen van de Apartheid gewerkt. Coetzee benaderde de lezer op een manier die eerder het realiteitsbesef ondermijnde en het verving door denkbare alternatieven. In plaats van een duidelijke visie vanuit een samenhangende levenservaring, zoals bij Patons dominee Kumalo en bij Jouberts Poppie Nongena, kiest Coetzee het vertelprincipe van een waaier van perspectieven. Zelfs op zijn eigen biografie past hij dit toe. De waarheid is volgens zijn uitgangspunt gebonden aan bepaalde keuzes bij het begrijpen van levenservaringen. Ook de waarheid van In ongenade staat ter discussie. De lezer krijgt de uitnodiging om over de keuzes van professor David Lurie na te denken en een oordeel te vellen over de staat van ongenade waarin Lurie verkeert.

Waarom heeft Lurie schande gebracht over zijn hogeschool en waarom kan hij na een hoorzitting zijn biezen pakken? De primaire reden hiervoor is zijn seksuele verhouding met de studente Melanie Isaacs. Deze studente klaagt Lurie aan wegens seksuele intimidatie. Lurie bekent schuld, maar hij weigert om zijn verontschuldigingen aan te bieden. Nergens in de kritieken heb ik een opmerking gevonden over de achtergrond van Melanie Isaacs. Een meisje met deze naam zal iedere Zuid-Afrikaan onmiddellijk met een gemengde afkomst als ‘kleurling’ associëren. Voordat Lurie een verhouding begon met Melanie ging hij elke week bij een prostituee op bezoek met de naam Soraya. In de eerste versie van de roman heet zij Soraya Davids. Soraya is van Kaaps-Maleise origine. In beide gevallen is sprake van onevenredige machtsverhoudingen. Soraya wordt betaald en heeft dienstbaar te zijn. Melanie is een studente en daarmee afhankelijk van haar docent.

Na de uitspraak van de commissie die door de zwarte hoogleraar religiestudies Manas Mathabane wordt voorgezeten, zoekt Lurie toevlucht bij zijn dochter Lucy in de provincie Oost-Kaap. Lucy drijft een boerderij samen met de zwarte man Petrus. Bij een overval door een groepje zwarte mannen loopt David Lurie ernstige brandwonden op. Lucy wordt verschillende keren door drie mannen verkracht. Later blijkt Lucy zwanger te zijn. Ze weigert abortus te plegen en evenmin klaagt zij haar aanvallers aan. Ze trouwt met Petrus vanuit haar verlangen naar bescherming. Lurie werkt nu af en toe voor Petrus, waarmee de traditionele rolverdeling wordt omgekeerd. Lucy ziet haar keuzes als een offer om het onrecht van het verleden goed te maken. Zij maakt schoon schip en begint opnieuw, met niets. Zij typeert haar positie door de uitdrukking ‘als een hond’, daarmee verwijzend naar het slot van Franz Kafka’s roman Der Prozess. Dit citaat maakt, dat de eenduidigheid van Lucy’s keuze wordt vervangen door meerduidigheid. 

De Bijbel is aanvankelijk alleen door middel van de namen van de twee vrouwen Soraya Davids en Melanie Isaacs en die van Petrus vertegenwoordigd. Dichter bij de Bijbel komt Lurie wanneer hij bij Melanie’s gelovige ouders op bezoek gaat. Hier laat Lurie de kans schieten om door mee te gaan in de gelovige uitspraken van Melanies vader met zichzelf en de wereld in het reine te komen.

Op een geheel ander vlak vindt er toch iets van een offer plaats. Door een seksuele verhouding te beginnen met de voor hem zeer onaantrekkelijke Bev Shaw offert Lurie als het ware zichzelf, ja, plaatst hij zich in de positie van Soraya en Melanie. Hij cijfert zich weg om Bev te bevredigen. Iets vergelijkbaars zou te zeggen zijn over zijn werk in een dierenkliniek waar men straathonden laat inslapen. In de laatste scène staat Lurie op het punt om een kreupele hond naar de slachtbank te brengen om de hond de dodelijke injectie toe te dienen.

Problematisering van de werkelijkheid  
Coetzee biedt geen verhaal dat naar een afronding toe leidt en door een geestelijke vernieuwing tot positieve praktische handelingen brengt. Hij laat de lezer achter met borende vragen. Coetzee laat de lezer achter met borende vragen Hij is niet de enige Zuid-Afrikaanse schrijver die na het realisme uit de strijd tegen het onrecht de fase van het problematiseren van de werkelijkheid is binnengestapt.

In de dit jaar verschenen briefwisseling van Coetzee met de Engelse psychoanalytica Arabella Kurtz onder de titel Het goede verhaal. Over fictie, waarheid en psychotherapie laat de schrijver zien dat hij de waarheid ontkent en toch naar waarheid verlangt. Wanneer hij in deze brieven details uit zijn jeugd prijsgeeft, schuilt daar een grote mate van waarheid in. Je weet als lezer niet goed waar je met Coetzee en met Coetzees personages (die zeer nauw aan elkaar verwant zijn) aan toe bent. Coetzee lezen betekent dat je als lezer met hem in discussie treedt. Een gegeven waar nauwelijks iemand naar heeft verwezen is Coetzees sympathie voor de uit Goes afkomstige Nederlands-Zuid-Afrikaanse schrijver Johannes van Melle (1887-1953). Van Melle is een zeer gelovige schrijver die behalve de roman Bart Nel en vele bundels korte verhalen ook Bijbelstudies publiceerde. Coetzee betitelt zich in de genoemde briefwisseling als ‘postreligieus’ en toch bewondert hij Van Melle. Coetzee brengt ons tot vragen, dat is duidelijk.

Maakte Lucy de juiste keuze door met Petrus te trouwen? Zal deze relatie bestendig zijn? En Lurie, gaat hij door met zijn letterkundige studies in de marge van de dynamiek van Zuid-Afrika?  J.M. Coetzee heeft in zijn boek White writing (1988) precies beschreven hoe Afrika door vooroordelen en verkeerde opvattingen over de mens van de kant van Europa is genegeerd en geknecht. Maar hij doet geen concessies aan de versimpeling bij de literaire verbeelding van dat complexe Zuid-Afrika.     

Hans Ester studeerde Duits, Afrikaans en theologie in Amsterdam (UvA), was docent in Nijmegen en vervulde een gastdocentschap in Grahamstown (Zuid-Afrika). Is redacteur van onder meer Maandblad Zuid-Afrika en publiceert in verscheidene dagbladen.