Redactioneel

Kortgeleden sprak ik een Russische wetenschapper tijdens een diner. Nadat we een tijdje lang wetenschappelijke beleefdheden hadden uitgewisseld, rook ik mijn kans. Ik informeerde langs mijn neus weg of hij in deze barre tijden zich nog welkom voelde in dit deel van Europa. Dat was ruim voldoende om hem op zijn praatstoel te krijgen. In het begin werkte zijn verhaal me enigszins op de lachspieren. Wat is het sluitende bewijs dat het Russische leger niet in Oekraïne actief is? Antwoord: als het wel zo was, zouden de rebellen in twee dagen Kiev hebben ingenomen. Einde bewijs. Maar na verloop van tijd begon het tot mij door te dringen dat mijn gesprekspartner niet een of ander oneerlijk personage was. Het verschil tussen ons was dat we elke dag ander nieuws lezen. Toen begon de twijfel mij te overvallen. Wie heeft er nu gelijk? Wie wel eens een slagje dieper probeert te graven dan wat onze eigen nieuwsdiensten ons voorschotelen, komt er snel achter dat nieuws in hoge mate gemaakt wordt. Wat is waarheid?

Deze vraag, maar dan meer gericht op de ethische diversiteit in de Nederlandse samenleving, keert terug in het artikel van jurist en filosoof Bas Hengstmengel. Waar een gemeenschappelijke ethische taal ontbreekt, is het moeilijk om samen keuzes te maken. Hengstmengel gaat een aantal opties langs om met deze vraag om te gaan. Te midden van de grote namen valt ook de naam van C.S. Lewis. Lewis suggereert in zijn The abolition of man dat de veronderstelling dat er geen morele orde is een hoog salonkarakter heeft. Blijkt niet vaak dat wie leeft vanuit deze veronderstelling kan komen tot zeer onmenselijke daden? Het nieuws mag dan soms een constructie zijn, maar het gaat te ver om van alles een constructie of een subjectieve keuze te maken. Hengstmengel licht al een klein tipje van de sluier op van wat in een volgend nummer veel uitvoeriger aan de orde zal komen. Wapenveld heeft Lewis-vertaler Arend Smilde verleid om al wandelend door onze hoogtechnologische samenleving The abolition of man van Lewis te herlezen.

Fred van Lieburg laat in dit nummer zijn licht schijnen over een gebeurtenis in ons nationale verleden waar ook van twee kanten naar kan worden gekeken. Het gaat om de Martelaren van Gorcum, een groep monniken die in 1572 in Brielle werd vermoord door de Watergeuzen, een zwarte bladzijde in de geschiedenis van het protestantisme in ons land. Van Lieburg laat zien dat rooms-katholieke historici de wandaden van de geuzen uitvoerig hebben beschreven, terwijl protestanten de gebeurtenis probeerden te bagatelliseren. Ook hier gold: beiden hadden hun eigen waarheid. Nu, ruim 400 jaar later, kunnen we het daar niet meer bij laten. ‘Het zal er nu om gaan iets te begrijpen van de levenshouding van mensen wier liefde tot hun waarheid en hun God tot ultieme geloofstrouw drong.’

In een uniek interview met de Amerikaanse filosoof Nicholas Wolterstorff keert de vraag naar de zwarte bladzijden terug. Wolterstorff breekt een lans voor collectieve schuldbelijdenis, juist als het gaat om de zwarte bladzijden. Dat zal niet gemakkelijk zijn, maar we kunnen beginnen met te beseffen dat persoonlijke schuldbelijdenis alleen onvoldoende is. Deze insteek doet denken aan wat Bart Wallet schreef in de introductie op onze jaarserie: juist de kerk heeft taal en riten in huis om op een betekenisvolle manier rekenschap af te leggen van de zwarte bladzijden in onze geschiedenis. Aan de vooravond van de Reformatieherdenking van 2017, waar ook de rooms-katholieke martelaren genoemd zullen worden, is dit het overwegen meer dan waard.