Jenny Erpenbeck

In de spiegel van de media

Deze zomer kreeg de Duitse schrijfster Jenny Erpenbeck de Europese literatuurprijs uitgereikt voor haar boek Aller Tage Abend, in het Nederlands vertaald als Een handvol sneeuw. Die prijs is, voor de duidelijkheid, geen Europese maar een Nederlandse prijs voor het beste Europese boek dat het afgelopen jaar in vertaling verscheen. De jury was lyrisch, ook over vertaalster Elly Schippers: ‘Een schitterend historisch panorama van het Europa in de twintigste eeuw trekt aan de lezer voorbij (...). Erpenbeck goochelt met tijden, schrijft in een beeldende stijl, kiest voor elk hoofdstuk weer een net wat andere toon en hanteert een enorme variëteit in werkwoordsvormen als het gaat om het aanduiden van de tijd. Dat de lezer daar niet in verstrikt raakt is te danken aan Elly Schippers, die een uitmuntende prestatie heeft geleverd.’

Maar niet iedereen snapte de toekenning van de prijs. In een column in Trouw gebruikte Ger Groot de casus-Jenny Erpenbeck om te illustreren dat het Europese prijzencircus te elitair is: ‘Deze week, zo lees ik zojuist in de krant, werd de Europese Literatuurprijs 2015 toegekend aan de schrijfster Jenny Erpenbeck voor haar boek Een handvol sneeuw. Ik moet bekennen: van beide had ik nog nooit gehoord. Het nieuwsbericht was zo kort dat ik nog altijd niet weet in welke taal of welk land ik haar plaatsen moet.’ Over Erpenbeck zelf heeft Groot geen oordeel, maar hij fulmineert flink door over het hele verschijnsel ‘boekenprijs’. ‘Prijzen leiden niet tot méér verkochte boeken, maar tot meer verkoop van almaar minder verschillende boeken.’ Hetzelfde aambeeld als waarop ook de schrijver Tim Parks hamert: die maakte al in 2011 in The New York Review of Books de kachel aan met het hele literaire prijzencircus en vooral de Nobelprijs – maar dat terzijde.

Gericht op een lezerselite is Jenny Erpenbeck wel. Haar boek vormt geen makkelijk leesvoer voor de miljoenen, het vraagt aandachtig lezen en diep nadenken. Veelzeggend is dat de meeste recensies veel ruimte moeten besteden aan het uitleggen van de plot: zó zit dit boek in elkaar, lezer, zorg dat je dat snapt, want als de puzzelstukjes op hun plaats vallen, geeft dat een ‘Aha-Erlebnis’, een bevredigend gevoel. Ook al beweert de ene recensent met aplomb dat dit het verhaal is van ‘de vijf mogelijke levens van een na acht maanden gestorven meisje’ (de Volkskrant), en de andere dat dit het levensverhaal is van één vrouw, die op vijf verschillende manieren aan haar einde had kunnen komen (The Independent). De lezer mag dus kiezen.

In Nederland kreeg het boek, los van de prijstoekenning, niet zo heel veel aandacht. Geen wonder dat de naam Erpenbeck niet bekend klinkt, en dat lezers zich afvragen wie die prijswinnares eigenlijk is. Niet alle kranten plaatsten een recensie, en waar dat wél gebeurde, ging het vaak om een korte beschouwing, geschreven door een buitenlandcorrespondent. Dat is steeds weer een keus voor de grote krantenredacties: laat je dit boek bespreken als literair meesterwerk (dan kies je je toprecensent op literair gebied), of laat je het recenseren als tijdsdocument dat een beeld geeft van de Oost-Europese geschiedenis van de twintigste eeuw (en dan kies je dus de buitenlandcorrespondent).

Dat laatste levert, literair gezien, wat minder grondige beschouwingen op. Jan Luijten, voormalig correspondent in Duitsland, beperkt zich in de Volkskrant tot een samenvatting van het boek, zonder beoordeling. Michel Krielaars, correspondent in Moskou, doet in nrc een iets verdergaande poging met een ietwat schools lijstje van motieven (‘de neiging om je lichaam te verkopen’, ‘het geheim van de verdwenen vader’) en de opmerking dat Erpenbeck ‘haar personages een unieke stem [weet] te geven. Ieder heeft zijn eigen taal en toon, elk hoofdstuk zijn eigen ritme. Ook zet ze een geloofwaardig historisch decor neer, waarmee ze de geschiedenis van de 20ste eeuw beschrijft aan de hand van de lotgevallen van een paar mensen. Kortom, ze bespeelt een orgel met vele registers.’

De recensie in Trouw is iets diepgravender, maar ook negatiever. Wil Rouleaux, specialist op het gebied van Duitse en Oost-Europese literatuur, vindt het boek ‘geconstrueerd’ en komt tot de conclusie: ‘Uiteindelijk maakt Een handvol sneeuw een onevenwichtige indruk. Je komt van alles te weten over de grote catastrofes en ideologieën van de twintigste eeuw, en Erpenbecks originele vertelwijze dwingt respect af. Maar de hoofdpersoon, die in het laatste hoofdstuk plotseling ‘Mevrouw Hoffmann’ blijkt te heten (waarom?), komt amper tot leven en laat je onverschillig. Je kunt het ook anders zeggen: deze roman heeft te weinig intiems, mist persoonlijke sprankeling.’

Nóg negatiever is Mark Cloostermans, literair recensent voor De Standaard en Boekblad: ‘Erpenbecks talent springt in het oog, maar Een handvol sneeuw is drama-porno (...). Dit boek is mij iets te belust op pijn en tranen. Alsof Erpenbeck de punt van haar kroontjespen nog het liefst onder de nagels van haar lezers zou steken.’ Maar literatuurcriticus Cyrille Offermans, die in de Groene Amsterdammer over Een handvol sneeuw schrijft, beleeft dat heel anders. Na een samenvatting van het boek komt hij tot de conclusie: ‘Vooral in de gelaten beschrijving van verzwegen pijn en verdriet is dit complexe boek bij vlagen van een weergaloze schoonheid.’

Veel samenvatting dus in de Nederlandse recensies, en veel onderbuikgevoel. Voor de echte analyses moet je niet bij de vaderlandse pers zijn maar bij de Duitse en Engelse kritieken. Bijvoorbeeld van Helmut Böttiger, in Die Zeit: ‘Jenny Erpenbecks Roman Aller Tage Abend wirbelt den Schmerz eines Jahrhunderts durcheinander (...). Dies ist eine wirklich literarische Durcharbeitung der Erfahrungen, die die Gründergeneration der DDR prägten!‘ Of Andreas Platthaus in de Frankfurter Allgemeine: ‘Schon der Kunstgriff des immer neu ansetzenden Lebens ist ein Coup. Aber was Jenny Erpenbeck an formalem Raffinement einsetzt, um die einzelnen Bücher und Intermezzi voneinander abzugrenzen, hat die Qualitäten einer großen Sinfonie.’

In deze kranten, maar ook op de websites van The Guardian, The Independent, The New York Review of Books vind je de dieper gravende beschouwingen. Daar kun je vergelijkingen lezen tussen dit boek en Erpenbecks eerdere boeken, tussen Erpenbeck en andere grote Europese schrijvers. Je ontdekt dat Aller Tage Abend (Engelse titel: The End of Days) over de dood gaat, over de tijd, over het raadsel van de herinnering, over verlies en noodlot. Het is een filosofisch boek waarover je niet uitgedacht komt, ook al is het dan misschien wat te geconstrueerd, en de buitenlandse recensenten doen hun best om je als lezer iets van die grotere thema’s mee te geven. Ze zetten je aan het denken over die eeuwige vraag: Wat zou er gebeurd zijn als...? Ze brengen je aan het peinzen over God en lot, over tijd en eeuwigheid.

Bijvoorbeeld als Kapka Kassabova in The Guardian schrijft over de hoofdpersoon van het boek: ‘She thinks “How much better it would be … if the world were ruled by chance not a God” – an authorial nudge, since that’s precisely what Erpenbeck offers: a world ruled by chance so ruthless it might be mistaken for a God. Except knowing that this is not the only version of her life offers no actual consolation. Erpenbeck’s Chekhovian talent for letting us into the shifting consciousness of her characters’ various incarnations is such that with each death our loss feels definitive. But while in Chekhov there are no exits from personality, here there are no exits from history.’ Dat zijn zinnen waar je nog lang over na wilt denken. Of je de vergelijking met Tsjechov kunt meemaken of niet, of je van Erpenbecks manier van schrijven houdt of niet, ze heeft je als lezer belangrijke vragen te stellen.

Enny de Bruijn is literatuurhistoricus en redacteur cultuur bij het Reformatorisch Dagblad. Ook maakt zij deel uit van de redactie van Wapenveld.