Seculier christen zijn

Dietrich Bonhoeffer als inspiratiebron

Het Werk van en over Bonhoeffer is booming. Het is volgens mij niet overdreven om te zeggen dat de afgelopen jaren sprake is van een ware Bonhoeffer-renaissance, met name in orthodoxe en dan vooral evangelicale hoek. In de Angelsaksische wereld, maar ook in Nederland, worden zijn boeken keer op keer vertaald en opnieuw gedrukt.

Bonhoeffer doet het goed

Het leven van Bonhoeffer is inmiddels meerdere keren – helaas meestal niet al te best – verfilmd en wordt vanuit allerlei verschillende perspectieven beschreven in nieuwe biografieën. Van het boek Dietrich Bonhoeffer: Pastor, martelaar, profeet, spion die de Amerikaanse theoloog Eric Metaxas schreef, werden maar liefst 800.000 exemplaren verkocht. Ook lutherse, anglicaanse en rooms-katholieke christenen lezen Bonhoeffer graag.

Je kunt je afvragen waarom dit het geval is. De Duitse theoloog, dominee en verzetsstrijder die uiteindelijk door de nazi’s op 39-jarige leeftijd werd opgehangen, raakt iets in ons. Mijns inziens heeft dit te maken met de omstandigheden waarin Bonhoeffer leefde en schreef die in een specifiek opzicht lijken op de huidige omstandigheden van veel christenen, althans in West-Europa: het lijkt erop dat de kerk haar geloofwaardigheid kwijtgeraakt is en irrelevant geworden is. Wat betekent het om in zo’n situatie christen te zijn en hoe doe je dat? Wie ben ik als christen in deze tijd en in deze omgeving? Dat is de vraag die Bonhoeffer probeert te beantwoorden in zijn werk en het is een vraag waar heel wat mensen vandaag de dag mee worstelen.

Een biografie over de mens Bonhoeffer

De nieuwe levensbeschrijving van de hand van de Amerikaanse religiewetenschapper Charles Marsh voegt iets belangrijks toe aan de bestaande literatuur. Hij gaf zijn boek de karakteristieke titel Strange Glory mee: Bonhoeffer is bevangen door Gods genade en weet dat het iets is dat van buiten onze belevingswereld naar ons toekomt: vriendelijk, oordelend, onvoorspelbaar, ongrijpbaar. Het werk is schitterend vertaald door Linda Jansen onder de titel Licht in het duister, waarmee zij verwijst naar het mysterie waardoor Bonhoeffer zich gegrepen wist en tevens naar de manier waarop hij zelf een licht is geweest in een tijd die voor heel de wereld donker was.

Eberhard Bethge schreef decennia geleden een gedetailleerde theologische biografie en de levensbeschrijving door Eric Metaxas heeft een evangelicale en vaak zelfs een apologetische inslag. Marsh produceerde wat je wel een antropologische biografie zou kunnen noemen: hierin krijgen we veel meer te zien van de persoon Bonhoeffer. Van zijn vertwijfelde zoektocht naar licht in het duister. Van zijn vragen – vaak zonder het antwoord te weten – naar hoe het evangelie nog relevant was nu de kerk in Duitsland zichzelf irrelevant had gemaakt. En vooral ook van de zoektocht naar het antwoord op de vraag die Bonhoeffer zichzelf elke keer weer stelde: wie ben ik eigenlijk? Dit betekent niet dat de biografieën van bijvoorbeeld Bethge en Metaxas niet de moeite waard zouden zijn; integendeel, ze bieden met name als het gaat om theologische diepgang een mooie aanvulling op het boek van Marsh.

Marsh loopt aan de hand van mooie anekdotes de belangrijkste gebeurtenissen in het leven van Bonhoeffer langs. Het beeld dat hij schetst is dat van iemand die muziek, sport en studie met gemak combineert – en zelfs in al deze dingen excelleert. We zien een jongen die op al zijn dertiende besluit om theologie te gaan studeren en een obsessie heeft met de eeuwigheid. Een mondaine, elitaire figuur, die houdt van dansen (voor de liefhebbers: open wals, de quadrille en de française), tennissen, piano spelen, skiën, reizen, schermen, het bezoeken van opera’s en ga zo maar door. Er zijn hele perioden waarin hij nauwelijks studeert. De ene keer voelt hij zich daar schuldig om, de andere keer amuseert hij zich erover. Een jonge man die tijdens zijn bezoek aan Italië diep onder de indruk is van de rooms-katholieke kerk en dan met name haar universaliteit, vroomheid en overweldigende liturgie. In vergelijking daarmee vindt hij het Duitse lutheranisme maar provinciaal, nationalistisch en kleinburgerlijk. Tijdens een bezoek aan Noord-Afrika wordt hij getroffen door de manier waarop de islam het hele leven doordrenkt.

Eenzaamheid

Theologisch, zo beschrijft Marsh raak, voelt Bonhoeffer zich bijna nergens helemaal thuis. De gevestigde theologie in Berlijn is alleen academisch relevant, niet gegrond in de werkelijkheid van alledag en veel te liberaal, de dialectische theologie van Karl Barth is hem te transcendentaal, de Amerikaanse theologie van onder anderen Reinhold Niebuhr maakt indruk op Bonhoeffer maar is uiteindelijk te pragmatisch. Hij gaat zijn eigen weg en wordt lange tijd door verschillende partijen gedoogd, totdat hij vanwege zijn concrete keuzes uiteindelijk de theologische faculteit van Berlijn moet verlaten. Omdat het academische leven een intellectueel spel is geworden dat geen verschil meer maakt voor hoe we ons leven gestalte geven, zegt Bonhoeffer op een goed moment dat hij niet meer in de universiteit gelooft.

Op persoonlijk vlak is Bonhoeffer in heel wat opzichten een eenzame man

Ook op persoonlijk vlak is Bonhoeffer in heel wat opzichten een eenzame man [A] en meer dan andere biografen legt Marsh hier de vinger bij. Bonhoeffer heeft een intens verlangen naar vriendschap en acceptatie. Bij zijn ouders voelt hij zich uiteindelijk alleen en vrienden maken gaat hem niet gemakkelijk af. De grote uitzondering is Eberhard Bethge, met wie hij een innige band ontwikkelt. Die band gaat naar de begrippen van onze tijd ver, heel ver. Ze reizen veel samen, slapen op dezelfde kamer, hebben een gemeenschappelijke bankrekening, in sommige perioden stuurt Bonhoeffer hem dagelijks een brief, en als ze uitgaan wil Dietrich hem nog wel eens voorschrijven welke kleren Bethge moet aantrekken. Bonhoeffer is in hun vriendschap veeleisend en verschillende keren neemt Bethge bewust wat meer afstand. Op diverse plaatsen in zijn boek suggereert Marsh dan ook dat Bonhoeffer homoseksuele gevoelens koesterde voor Bethge – gevoelens die niet wederzijds zouden zijn geweest. Op zich is het natuurlijk een relevante vraag voor een biograaf of Bonhoeffer homoseksueel was. Maar Marsh heeft weinig oog voor culturele verschillen tussen vriendschappen van toen en nu. Ook maakt hij de kwestie groter dan hij is: voor zover ik kan zien, maakt het uiteindelijk weinig verschil voor de manier waarop wij nu gebruikmaken van Bonhoeffers theologie.

Waarom het boek van Marsh de moeite waard is

Een van de mooie dingen aan de biografie van Marsh is dat hij, zonder dit expliciet te betogen, laat zien dat Bonhoeffer niet gekaapt kan worden door de evangelische beweging, door de liberale beweging, of door welke beweging dan ook.

Bonhoeffer kan niet gekaapt worden door welke beweging dan ook

Bonhoeffer was een mens die voortdurend op zoek was, regelmatig van opvatting veranderde, afweek van de koers van de kerk in zijn tijd, maar ook een gemis ervoer in de seculiere wereld om hem heen, iemand die Jezus probeerde te volgen, wat de ene keer tot de ene en de andere keer tot de andere opvatting leidde. Als iemand wars was van een leerstelsel of dogmatisch systeem, dan was het Bonhoeffer.

Marsh laat zien hoe Bonhoeffer al aan het begin van zijn leven, gedurende zijn tijd in Spanje, zich vertwijfeld afvraagt wat het christendom nog te betekenen heeft voor een club mensen die een betere manier gevonden heeft om de zondagmorgen te besteden dan een kerkbezoek. Helder schetst hij hoe Bonhoeffers theologie langzaam gestalte krijgt door wat hij meemaakt; hoe hij bijvoorbeeld in Amerika tot de overtuiging komt dat voor de theoloog met zijn visie ook persoonlijk iets op het spel moet staan omdat hij anders niet geloofwaardig is. Eerlijk is hij over de zwakke kanten van Bonhoeffer, zoals zijn geploeter om het seminarie in Finkenwalde goed te runnen en de fouten die hij daarin maakte, zoals het feit dat hij ervoor zorgde dat zo ongeveer iedereen behalve hij zelf corvee moest doen.

Het belangrijkste is dat Marsh meer dan andere biografen laat zien dat het leven van Bonhoeffer geen mooi, coherent geheel was. We vinden bij Bonhoeffer evangelicale trekken, orthodoxe trekken, liberale trekken met grote bewondering voor figuren als de dogmenhistoricus Adolf von Harnack, elitaire trekken, trekken van bewogenheid, seculiere trekken, relaties die mooi zijn en tegelijk in sommige opzichten misschien wat ongezond, zoals met Bethge en later met zijn achttien jaar jongere verloofde, Maria von Wedemeyer. Iemand die, hoewel hij al begin jaren dertig waarschuwt tegen Hitler als antichrist, zelf stukje bij beetje moest leren zijn nationalisme op te geven. Het is kortom een mensenleven.

In het spoor van Bonhoeffer

Er worden niet alleen biografieën over Bonhoeffer geschreven, maar ook boeken die geïnspireerd zijn door zijn theologie. Een recent voorbeeld is van de hand van Wim Dekker (1950), die werkzaam is als predikant in de Protestantse Kerk in Nederland en bij de IZB, een missionaire organisatie binnen de PKN. Al eerder schreef hij Marginaal en missionair (2011). Zijn missionaire visie ontwikkelt hij verder in Tegendraads en bij de tijd. Verder in het spoor van Bonhoeffer (2015).

Met dit boek wil Dekker het werk van Bonhoeffer toegankelijk maken voor mensen die inspiratie en vernieuwing zoeken in een seculiere tijd waarin de kerk een marginaal verschijnsel in de samenleving is geworden. In die opzet is het boek naar mijn idee niet volledig geslaagd, hoewel dit natuurlijk ook geen gemakkelijke opgave is. Het is primair een boek geworden waarin de auteur zijn eigen mening over de plaats van de kerk in een seculiere samenleving presenteert en zijn opvatting regelmatig onderbouwt met citaten van Bonhoeffer. Daar is op zich niet zoveel mis mee, maar het helpt niet altijd om Bonhoeffers werk toegankelijker te maken. Daarvoor geeft hij te weinig uitleg over de ontwikkeling van Bonhoeffers visie in de loop van de tijd en de positionering van Bonhoeffers gedachten in zijn eigen cultureel-historische omstandigheden. Wel zijn de essays van Dekker sterk door het gedachtengoed van Bonhoeffer gekleurd.

Het boek van Dekker is sterk door het gedachtegoed van Bonhoeffer gekleurd

Dit kan de lezer inspireren om zich verder in Bonhoeffer te verdiepen. Een biografie als die van Marsh zou dan een goede eerste stap kunnen zijn, bijvoorbeeld in combinatie met recente vertalingen van de meer toegankelijke werken van Bonhoeffer (2003; 2005; 2014).

Het boek van Dekker zal niet zo snel mensen overtuigen die er niet al net zo over denken. Nu is het in het algemeen moeilijk mensen van iets te overtuigen waarvan ze niet al overtuigd zijn. Maar Dekker had hierin nog wat meer in het spoor van Bonhoeffer zelf kunnen wandelen. Met instemming haalt hij deze woorden van Bonhoeffer aan: ‘Laat de dode Luther toch eindelijk eens met rust en luister naar het evangelie, lees de Bijbel, hoor Gods Woord’ (pp. 196-197). Zelf citeert Dekker de Bijbel slechts sporadisch. Het is wat dat betreft meer een uiteenzetting van zijn eigen overtuigingen, geïllustreerd met citaten uit het werk van Bonhoeffer. Hierin verschilt het van boeken als Vreemdelingen en priesters (2015) van Stefan Paas, die aan de hand van de geschiedenis van het volk Israël in ballingschap poogt te laten zien hoe een kleine christelijke gemeenschap zoutend zout kan zijn in een seculiere samenleving.

Dekker is duidelijk goed thuis in het werk van Bonhoeffer en weet wat Bonhoeffer meer dan zeventig jaar geleden schreef op allerlei actuele vragen toe te passen. Een enkele keer laat Dekker Bonhoeffer buikspreken. In gemeenschappelijk leven benadrukt Bonhoeffer bijvoorbeeld dat de gemeente van Christus een geestelijke en niet een psychologische entiteit is: we zijn als broers en zussen in Christus aan elkaar gegeven, en niet omdat we elkaar zo aardig vinden of dezelfde hobby’s hebben of iets dergelijks. Dekker gebruikt dit waardevolle punt van Bonhoeffer vervolgens echter ook om mensen te berispen die van kerk wisselen omdat die beter bij hen past in hun nieuwe levensfase. Dekker schroomt zelfs niet om in dit opzicht ook een parallel met seriële monogamie te trekken. Het is op zijn minst fragwürdig of Bonhoeffer dit inderdaad bedoelde – kunnen mensen geen goede praktische redenen hebben om van gemeente te wisselen? Bovendien lijkt het me geen wijze keuze om in een boek als dit uitgebreid aandacht te besteden aan relatief perifere zaken: de vraag was hoe we christen kunnen zijn in een seculiere samenleving en dit leidt de aandacht alleen maar af van waar het werkelijk om gaat.

Vijf redenen om dit boek te lezen

Hoewel het boek dus een paar minpunten heeft, zijn er genoeg goede redenen om het aan te schaffen en te lezen. Ten eerste onderstreept Dekker meerdere keren wat de kern is van christelijke gemeente zijn: het eendrachtig samen zijn als kleine gemeenschap, het goede doen, bidden en wachten op God. Deel hebben aan Jezus’ leven, lijden en opstanding, daar gaat het om. We hoeven niet terug te keren naar een christelijke cultuur waarin de volkskerk domineert en we hoeven ook niet de wereld te veroveren. We kunnen prima agnostisch zijn op punten waar voorgaande generaties misschien dachten heel wat te weten. Als Jezus Christus maar centraal staat.

Dekker doet recht aan de breedte van Bonhoeffers theologie

Ten tweede citeert Dekker uit bijna alle belangrijke niet-academische werken van Bonhoeffer en komt daardoor tot een rijke variëteit aan gedachten: Navolging, Leven met elkaar, Verzet en overgave, de prekenverzamelingen Beter dan het leven en Uit genade alleen, Aanzetten voor een ethiek en Bidden met de Psalmen. Een introductie op Bonhoeffer is dit mijns inziens niet helemaal, maar hij doet hiermee, net als Marsh, wel recht aan de breedte van Bonhoeffers theologie. 

Ten derde is het een nuchter en realistisch werk. Dekker aanvaardt dat we in een seculiere cultuur leven en dat het voorheen, in een cultuur die in zekere zin christelijker was, niet per se beter was. We moeten kijken waartoe God ons roept in deze nieuwe situatie. Zo schrijft hij al aan het begin van het boek: ‘Een cultuur valt niet te ontkennen, we moeten linksom of rechtsom ermee dealen. We moeten ook niet denken dat de voorafgaande cultuur, waarin het collectieve meer op de voorgrond stond, in alle opzichten beter was of in ieder geval veel dichter bij het evangelie stond.’ (p. 17)

Ten vierde durft Dekker persoonlijk te zijn. Regelmatig komt hij met verhalen over zijn eigen ervaringen als predikant, als missionair werker en soms ook gewoon als christen en tussen de regels door zien we zijn eigen teleurstelling, verdriet, verwachting en hoop. Hij schrijft dit boek niet primair als theoloog of als kerkelijk werker, maar als mens en als christen, die getroffen is door Gods genade en die de onweerstaanbare drang voelt om daar iets mee te doen.

Ten vijfde is Dekker consequent. Als hij kritisch is naar wat hij als de huidige individualistische en subjectivistische tijdgeest beschouwt, dan zegt hij dat deze elementen ook niet geheel vreemd zijn aan de piëtistische stroming waarbinnen hij zelf opgroeide. Hij bevraagt zichzelf en zijn eigen traditie, waarmee hij de lezer voor zich wint en zelf geloofwaardig wordt, omdat duidelijk is dat Dekker geen punten naar voren zal brengen voordat hij ze zelf aan zijn eigen kritiek heeft onderworpen.

Wie ben ik?

De boeken van Marsh en Dekker laten zien dat we bij Bonhoeffer inspiratie kunnen vinden voor de manier waarop je christen kunt zijn in een seculiere tijd. Je zou kunnen zeggen dat Bonhoeffer een seculier christen was: iemand die Jezus wilde volgen en tegelijkertijd onderdeel was van een cultuur die niet langer christelijk maar seculier geworden was en daarin volop, als christen, participeerde.

Bonhoeffer vraagt zich voortdurend af wie hij is

Dit betekent niet dat er een recept – een serie richtlijnen – is voor hoe je dat zou kunnen doen. Bonhoeffer zelf vraagt zich voortdurend af wie hij is.  Wat is mijn essentie, hoe moet ik mezelf zien? Wie ben ik als mens en wie ben ik als christen in deze tijd waarin het christendom er niet meer toe lijkt te doen? Is wat ik geloof, waar ik voor wil leven, nog wel relevant in deze tijd? Als ik christen ben, waarom ervaar ik dan vaak niet de kracht en vreugde die je daarvan zou mogen verwachten? Met deze vragen heeft hij tot aan het einde van zijn leven geworsteld, strijdend met zijn eigen onvermogen en zijn eenzaamheid. Herkenbaar is Bonhoeffers zoektocht naar wie hij eigenlijk was en inspirerend de manier waarop hij zichzelf uiteindelijk vindt. In 1944 schrijft hij, ongeveer een jaar voor zijn dood, dit gedicht (2003, 345-346):

 

Wie ben ik?

Ze zeggen me vaak:

je treedt uit je cel

rustig blij en zeker

als burchtheer uit zijn slot.

 

Wie ben ik?

Ze zeggen me vaak:

je spreekt met de bewakers

vrij rechtuit en vriendelijk

als was je hun heer.

 

Wie ben ik?

Ze zeggen me ook:

je draagt je zwarte dagen

evenwichtig, glimlachend, trots

als iemand die gewend is te overwinnen.

 

Ben ik werkelijk

wat anderen van mij zeggen?

Of ben ik alleen

wat ik weet van mijzelf:

onrustig vol heimwee

ziek als een gekooide vogel

snakkend naar lucht, als werd ik gewurgd

hongerend naar kleuren

naar bloemen en vogels

dorstend naar een woord

naar een mens dichtbij

trillend van woede om willekeur

om de geringste krenking

opgejaagd wachtend op iets groots

machteloos bang om vrienden

in den vreemde

moe en te leeg om te bidden

te danken

te werken

murw en bereid om van alles afscheid te nemen?

 

Wie ben ik? De een of de ander?

Ben ik nu de een en morgen de ander?

Ben ik beiden tegelijk?

Voor mensen een huichelaar

en ben ik in mijzelf een verachtelijk huilende zwakkeling?

Lijkt wat nog in mij is op een verslagen leger

wanordelijk vluchtend na de verloren slag?

 

Wie ben ik? Ik ben de speelbal van mijn eenzaam vragen.

Wie ik ook ben, Gij kent mij

ik ben van U mijn God.

 

Naar aanleiding van Charles Marsh, Strange Glory: A Life of Dietrich Bonhoeffer (New York: Alfred Knopf, 2014), vertaald door Linda Jansen, Licht in het duister: Het leven van Dietrich Bonhoeffer (Kampen: Kok, 2015), en Wim Dekker, Tegendraads en bij de tijd. Verder in het spoor van Bonhoeffer (Zoetermeer: Boekencentrum, 2015).

 

Dr. Rik Peels is postdoctoraal onderzoeker aan het Departement Wijsbegeerte van de Vrije Universiteit Amsterdam. Hij doet onderzoek in de ethiek, de epistemologie en de godsdienstfilosofie. Later dit jaar verschijnt van zijn hand een studie naar de verantwoordelijkheid voor onze overtuigingen: Responsible Belief: An Essay at the Intersection of Ethics and Epistemology (New York: Oxford University Press, 2016).


Bibliografie

Bonhoeffer, Dietrich (2003). Verzet en overgave. Brieven en aantekeningen uit de gevangenis (Kampen: Ten Have).

Bonhoeffer, Dietrich (2005). Beter dan het leven. Preken in crisisjaren (Kampen: Ten Have).

Bonhoeffer, Dietrich (2014). Verborgen omgang. Over leven in gemeenschap (Kampen: Kok).

Dekker, Wim (2011). Marginaal en missionair. Kleine theologie voor een krimpende kerk (Zoetermeer: Boekencentrum).

Dekker, Wim (2015). Tegendraads en bij de tijd. Verder in het spoor van Bonhoeffer (Zoetermeer: Boekencentrum).

Huijgen, Arnold (2015). ‘We kunnen wel wat Bonhoeffer gebruiken’, Reformatorisch Dagblad, zaterdag 12 december, 6-7.

Marsh, Charles (2014). Strange Glory: A Life of Dietrich Bonhoeffer (New York: Alfred A. Knopf). Vertaald door Linda Jansen, Licht in het duister: Het leven van Dietrich Bonhoeffer (Kampen: Kok, 2015).

Metaxas, Eric (2010). Bonhoeffer: Pastor, Martyr, Prophet, Spy: A Righteous Gentile vs. the Third Reich (Nashville: Thomas Nelson). In het Nederlands: Dietrich Bonhoeffer: Pastor, martelaar, profeet, spion, vert. Egbert Krikke (Groen: Heerenveen, 2012).

Paas, Stefan (2015). Vreemdelingen en priesters. Christelijke missie in een postchristelijke samenleving (Zoetermeer: Boekencentrum).