Met de oorlog als epicentrum:

Geert Mak reist door de voorbije eeuw
Vier jaar na zijn stukjes met observaties uit alle hoeken van Europa in 'NRC Handelsblad 'ligt er 'het boek': 'In Europa: Reizen door de twintigste eeuw' . Aan dit magnum opus van Geert Mak begon ik, laat ik dat maar bekennen, met een paar lichte twijfels. Achteraf bezien waren het er tenminste een stuk of vier, die ik eerst nader zal benoemen, om er vervolgens de bevindingen van de lezing van het boek zelf naast te leggen. Ofwel: waarom dit boek toch mee moet naar de camping, deze zomer.

Om te beginnen was er de boodschap van de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Op dinsdagavond 4 mei zag ik daar, enigszins tot mijn verrassing, Geert Mak in de voetsporen van zijn vader de kansel beklimmen voor de herdenkingsrede. Bij de kranslegging op de Dam zelf sprak, onverstaanbaar voor de omstanders en ietwat verregend en verwaaid, voormalig politiek lichtgewicht Hans van Mierlo enige plechtige woorden. Maar wat deed Mak daar op de preekstoel?

Zijn optreden was in elk geval een onmiskenbaar teken van de tijd. Steeds vaker worden historici ingehuurd om niet alleen historische achtergronden toe te lichten, maar ook een soort publiek ‘moreel oordeel’ te helpen formuleren. In tv-programma’s als Netwerk en Nova verdient een groep historici een aangename extra boterham met morele duidingen van actuele gebeurtenissen als de Kosovo-oorlog, het Midden-Oosten of de oorlog in Irak [2].
Een typerend toppunt was de Srebrenica-opdracht die het kabinet-Kok toebedeelde aan het NIOD. Zou ooit ergens anders ter wereld een zuiver historisch-wetenschappelijke onderzoeksinstelling de opdracht hebben gekregen een actuele politieke verantwoordelijkheid te toetsen? Alsof Srebrenica vooral ‘geschiedenis’ was, en nog sterker: alsof over Srebrenica alleen een ‘historisch’ oordeel te vellen valt en de direct verantwoordelijken – met name de verantwoordelijke politici, zowel ministers als kamerleden die ten tijde van de opdracht en zelfs ten tijde van de veel te late rapportage voor een aanzienlijk deel nog in functie waren – slechts van afstand kunnen toezien [3].

Profetenmantel

Dat Mak tijdens de dodenherdenking de kansel beklom, was dus ook een symbolische daad. Omdat zojuist zijn lijvige In Europa was verschenen – en van de 1200 pagina’s er pakweg 800 over de tijd van de beide wereldoorlogen handelen – valt hem blijkbaar op dit moment de nationale profetenmantel toe. In de Nieuwe Kerk bracht hij het er overigens heel behoorlijk vanaf: hij verhaalde vooral enkele episodes van onverwachte menselijkheid of moed uit de meest mensonterende momenten van de 20ste eeuw, die ook in het boek voorkomen. En zijn moraal bleef sober: “Wij, kinderen van de oorlog, moeten … onze moraliteit weer bijeenrapen zoals vorige generaties hun moed en verzet moesten oppakken en heruitvinden. Hun levenslot vertelt ons dat gerechtigheid en vrijheid nooit vanzelfsprekend zijn, nooit gemakkelijk, en nooit alleen ons, relatief veilig levende Nederlanders, toebehoren” [4]. Maar hoe zou die boodschap doorwerken in een allesomvattend boek, dat bovendien vooral over hele andere omstandigheden dan de Nederlandse zou gaan?

‘Zacht progressieve glans’

Mijn lichte argwaan vooraf heeft ongetwijfeld vooral met een tweede punt te maken. Met zijn verleden bij onder andere de Groene Amsterdammer en zijn leeftijd überhaupt – hij werd in 1946 geboren uit ouders die beiden net de Jappenkampen hadden overleefd – behoort hij tot de generatie van de Culturele Revolutie. Al laat hij zich over zijn eigen ontwikkeling nauwelijks uit, in De eeuw van mijn vader [5] wordt toch met zoveel woorden duidelijk dat hij in zijn studententijd in de jaren ’60 als vanzelfsprekend brak met zijn gereformeerde achtergrond. Qua achtergrond hoort Mak dus bij de generatie van progressieve intellectuelen die in de geschiedschrijving feilloos te herkennen valt aan een aantal stellingnames en thematische voorkeuren.

Aan magnum opus Geert Mak begon ik met lichte twijfelsHun voormalige ‘revisionistische’ voorkeuren – waarin bijvoorbeeld de politiek van de Sovjet-Unie met veel pogingen tot begrip werd bejegend en men actief op zoek ging naar gesprekspartners in de DDR – zul je aan het begin van de 21ste eeuw niet zo vaak meer onverbloemd verwoord zien. Maar aan de thema’s – een preoccupatie met de politieke verwikkelingen van de 20ste eeuw, met de grote ideologieën en vooral met fascinaties voor ‘fascisme’, racisme en nationalisme – herken je vaak moeiteloos het voormalige linkse engagement. En had Jan Blokker in de Volkskrant bij Mak niet een “zacht progressieve glans” waargenomen, en zelfs een neiging “politiek helemaal correct te willen wezen”?

Makreizen

En dan was er die recensie van Jan Blokker zelf [6]. In een karakteristiek vierkant Blokkerbetoog zette hij begin maart Mak weg als iemand die zijn journalistieke talenten verloochent en niet werkelijk de ervaringen van zijn reizen verhaalt, maar alleen ijverig verslag doet van zijn leesoefeningen. “Waarom nog weer eens honderden woorden van Mak over de holocaust, terwijl we over een literatuur beschikken die niet overtroffen kan worden? Waarom nog weer eens een omslachtige uitleg van de affaire-Dreyfus, een visie op het bolsjewisme, een interpretatie van de Duitse revolutie van 1918 of een beeld van het ‘Habsburgse’ Wenen, terwijl we voor die onderwerpen de meest trefzekere alinea’s onder handbereik hebben van H.L. Wesseling, Karel van het Reve, Sebastian Haffner en A.J.P. Taylor, aan wier analyses Mak niks heeft toe te voegen?”

De reportages komen niet tot zijn recht, meent Blokker, en de lezer moet zich door 1200 pagina’s “onderwijzersproza” en zelfs “je reinste stoplapperigheid” heen worstelen om te lezen wat hij veel beter in de bronnen zelf kan vinden. Bovendien zou Mak zich al te braaf aan de standaardliteratuur houden en zich niet wagen aan meer gewaagde, laat staan dissidente opvattingen.
Daar kwam, ten slotte, nog eens mijn eigen, persoonlijke perspectief bij. Ook zelf heb ik, vooral sinds de Val van de Muur, mijn vrije tijd gebruikt om het Europese subcontinent af te reizen. De meeste Europese steden en streken die Mak aandoet, ken ik ook uit eigen waarneming. En daarbij was ik ook zelf telkens op zoek gegaan naar de sporen van nabije en verdere verledens: een soort eigen Makreizen dus, die me bij voorbaat wat argwanend maakten over de kwaliteit van deze ‘snelle’ observaties – gedaan in dat ene jaar, 1999, toen hij al rondreizend zijn 320 stukjes voor de NRC produceerde. Want had Mak tot dusver niet uitsluitend bericht over Nederlandse dorpen (Jorwerd, Amsterdam) en vooral Nederlandse lotgevallen (De eeuw van mijn vader)? En hoe zou de succesauteur het er vanaf brengen in minder gelukkige en vooral – vanuit het Nederlandse perspectief – minder begrijpelijke Europese oorden?

Nederlandse percepties

Mijn eigen visie op Europa was namelijk door al die reizen nogal veranderd. Gaandeweg waren veel heersende Nederlandse vooroordelen en het vaak dominerende perspectief – overmatig ‘westers’ gekleurd en vaak zonder enig besef van de complexiteit van de recente Europese geschiedenis – mij tegen gaan staan. Hoe meer je door Europa reist, hoe meer je erachter komt dat Nederland en de Nederlandse samenleving soms marginaal staan ten opzichte van het ‘echte’ Europa. Maar in Nederland zelf is het omgekeerde perspectief dominant: alles wat niet aan vooropgezette Nederlandse percepties voldoet, wordt als vreemd en vaak zelfs expliciet als achterlijk beoordeeld.
Steeds vaker begon me op te vallen, dat observerende, journalistieke Nederlandse publicaties over andere delen van Europa te vaak onder de maat zijn, en meer over de auteurs zelf dan over de beschreven landen vertellen. Observanten blijken vaak geobsedeerd door eigen goed/foutschema’s, hanteren vaak onbekommerd beperkte concepten van bijvoorbeeld nationalisme, en lijden vooral te vaak aan onwetendheid over de (recente) Europese geschiedenis [7]. Goede Nederlandse buitenlandcorrespondenten zijn bovendien op de vingers van één hand te tellen, en ook van hen laten redacties maar mondjesmaat reportages van enige kwaliteit door. Kortom: waarom zou Mak het beter doen dan zijn falende collega’s?

Chroniqueur

Ik had me alle argwaan kunnen besparen. Na de eerste paar honderd bladzijden is wel duidelijk dat Mak buitengewoon degelijk en ook minutieus te werk is gegaan. En al verder lezend dringt zich steeds meer het besef op dat het boek grote kwaliteiten bezit en dat het gevit van de Blokkers van deze wereld hem werkelijk onrecht doet.
Inderdaad: een historicus in de eigenlijke zin is Mak niet – zelf noemt hij zich overigens ook uitsluitend journalist (‘als ik iets ben, dan dat’)[8] – en de archieven die hij tijdens zijn reizen induikt, zijn vaak krantenarchieven om er het nieuws van destijds in na te slaan. Maar als reportageschrijver, interviewer en vooral: als chroniqueur van een verloren eeuw, is hij in Nederland vrijwel onovertroffen.

Voor de rol van journalist-reiziger-historicus kunnen in Nederland ook maar weinig mensen de tijd vrijmaken. Vrijwel de enige die Mak concurrentie aandoet, en die hem stilistisch en qua inkijk in onbekende facetten van de duistere 20ste eeuw zelfs nog overtreft, is Frank Westerman, met zijn boeken over de Stalinjaren in de Sovjet-Unie en de teloorgang van het Oost-Groningse platteland [9]. En qua inspirerende reisjournalistiek had hij soms nog een voorbeeld kunnen nemen aan Carolijn Visscher [10]. (Haar boeken lijkt Mak, anders dan die van Westerman, niet te kennen. Dat zegt iets over zijn aanpak: in zijn pan-Europese concept is weinig plaats voor ‘uithoeken’ als Estland of IJsland; hij concentreert zich toch vooral op de grote plaatsen, de grote namen, de grote steden en de grote gebeurtenissen, maar weet daar vervolgens wel zeldzame inkijken in te geven.)

Westermans boeken zijn eerder 200 dan 1200 bladzijden dik, en concentreren zich telkens op één thema. Qua aanpak en gedegenheid heeft Mak alleen concurrentie uit de Angel-Saksische wereld, met name van iemand als de Britse historicus-journalist Timothy Garton Ash, die op een soortgelijke manier reisreportages verbindt met historische beschouwingen die praktisch heel Europa beslaan [11]. Mak sluit zich bewust bij die vooral Engelstalige traditie aan en pareert met dat vergelijkingsmateriaal gewapend de onvermijdelijke kritiek uit vakwetenschappelijke hoek [12].

Draaiboeken

De eerste hoofdstukken van In Europa ogen nog wat onwennig en liggen qua bezochte plaatsen nog wat al te veel voor de hand – het eerste deel speelt zich af in Londen, Parijs, Berlijn en Wenen, de symbolische hoofdsteden van Europa in het begin van de 20ste eeuw – maar gaandeweg voert de reis ook langs minder bekende steden en ontvouwt zich een steeds intiemer verhaal, met vaak sterke observaties en unieke gesprekken. Anders dan veel Nederlanders voor hem, is hij niet met zijn rug naar de oostelijke helft van Europa gaan staan, en heeft hij bovendien oog voor het diepe zuiden en verre westen (weliswaar niet IJsland, maar wel Ierland), die evenzovele afwijkingen op het standaard-‘West-Europese’ patroon vertegenwoordigen.
Daarbij reist Mak volgens een voorbedacht plan: in januari trekt hij langs de hoofdsteden van het Europa van 1900 tot 1914, in februari staat de Eerste Wereldoorlog centraal, in maart de Russische revolutie en in april het Interbellum. Vier zomermaanden staan vervolgens in het teken van de Tweede Wereldoorlog en ook in september houdt zich nog grotendeels bezig met het duistere midden van de eeuw, wanneer de rol van Hitler wordt overgenomen door Stalin en de Grote Terreur ook over Midden-Europa rolt.

Nederland heeft nauwelijks besef van EuropaAlleen in oktober en november is er ruimte voor de wederopbouw en de decennia waarin het proces van Europese integratie op gang kwam, want in december roepen de oorlogen op de Balkan en in de Kaukasus opnieuw het beeld op van een in oorlogen en burgeroorlogen gedompeld, bijna verdoemd continent.
Wanneer je alle ook door Mak soms genoemde cijfers optelt, moet je tot de conclusie komen dat politiek geweld in Europa in de 20ste eeuw misschien wel 80 tot 100 miljoen dodelijke slachtoffers heeft gekost [13]. Historici hebben berekend dat bijvoorbeeld in de hele 19de eeuw minder dan een miljoen slachtoffers vielen, zodat de conclusie onvermijdelijk is: de 20ste eeuw was de meest gewelddadige van alle eeuwen en overtrof zelfs de verschrikkingen van die andere duistere eeuw, de 16de, tijdperk van de grote godsdienstoorlogen.

Bijna drie jaar is hij vervolgens nog bezig geweest alle reiservaringen uit te werken, in een meer historische context te plaatsen en verder te becommentariëren met fragmenten uit dagboeken en andere egodocumenten. “Ik wilde precies de draaiboeken kennen waarmee de Eerste Wereldoorlog begonnen is. Ik heb dus vrij veel research na afloop gedaan. Ik stuitte op heel veel dingen die ik helemaal niet wist. Ik ben zo eigenwijs om te denken dat de meeste van mijn lezers het dan ook wel niet zullen weten. En ook: als ik het leuk vind, zullen de meeste lezers het ook wel leuk vinden. Het was een ongelooflijke klus, maar ik heb nog nooit met zo veel plezier – nou nee, plezier, dat kon ik niet altijd zeggen, maar wel met zo veel geestdrift aan iets gewerkt als aan dit. Het betovert jezelf als schrijver ook" [14].

Hitler

Mak is regelmatig verweten dat hij te veel tijd en plaats inruimt voor de oorlogsjaren en te weinig voor de Pax Americana en de Europese integratie van de laatste decennia [15], maar dat verwijt lijkt me weinig doordacht. Want het verhaal van twee wereldoorlogen en de voortdurende dreiging van een derde is zo ongelooflijk, dat een reiziger die in het laatste jaar van de eeuw om zich heen kijkt en de balans probeert op te maken, vooral daar steeds naar terug zal keren. Europa zit nog zo boordevol nooit eerder vertelde verhalen. En hoe lang zullen de ooggetuigen nog leven?

Mak heeft er tientallen gesproken, honderden misschien wel. Soms worden ze terloops gepresenteerd, als onderdeel van een reportage. Maar regelmatig vormt een interview een heel hoofdstuk op zich. Daar zitten parels bij. Gesprekken als die met de Letse jood Marger Vestermanis die de ondergang van de joden van Riga beschrijft, maar weigert iets van zijn eigen lot en leven bloot te geven [16]; of met de kleinzoon van de laatste Duitse keizer, of met de stokoude Italiaanse verzetsman Vittorio Foa. Maar ook met politici als Richard von Weizsäcker, over zijn jeugd in de Wehrmacht en over zijn vader die Hitler diende als diplomaat; of zelfs met Nederlanders als Max Kohnstamm en – opvallend persoonlijk en heugelijk – Ruud Lubbers, over de Europese samenwerking na de laatste oorlog en het wonder van de Val van de Muur.

Daar tussendoor zijn enkele tientallen tekstkadertjes ingevoegd met een beknopte uiteenzetting over een speciaal thema, zoals de Rijksdagbrand en Van der Lubbe, of de zogenaamde Protocollen van de Wijzen van Zion, of de rol van Duitse artsen in de vernietigingskampen. Dat concept van die tekstkadertjes lijkt regelrecht afgekeken van de ‘capsules’ van Norman Davies in zijn 1400 pagina’s dikke Europe: A History, destijds besproken in Wapenveld [17]. Davies is een van de boeken die Mak regelmatig ter hand heeft, maar het hele concept van In Europa is anders en heeft verder weinig van Davies’ krachttour [18].

Vorkoeta

De reisroutes volgen telkens een schema dat langs zoveel mogelijk plaatsen voert die in de betreffende jaren centraal staan. Waar het de eerste maand nog Londen, Berlijn, Wenen en Parijs zijn, komen allengs ook minder bekende plaatsen voorbij. Het Interbellum vraagt om een rondrit langs de uitgemoorde dorpen en slagvelden van het voorspel van de wereldbrand die spoedig volgen zou: de Spaanse burgeroorlog. In het hoofdstuk over de centrale jaren van de tweede wereldoorlog komt Mak in Kiev, Wolgograd (vroeger Stalingrad) en Odessa, maar ook op Kreta en in Vichy, en in het laatste hoofdstuk worden voorheen vergeten plaatsen als Sarajevo en Srebrenica aangedaan – want moordplekken zijn er in Europa meer dan een reiziger in een jaar kan bereizen.

De stad die het vaakst voorbij komt is Berlijn: de officieuze hoofdstad van bijna alles wat Europa in de 20ste eeuw heeft doorgemaakt en figurerend in de helft van alle hoofdstukken. Niet altijd, natuurlijk, lukt het om ter plekke voldoende ingevoerd te zijn: in een stad als Vilnius mist Mak de juiste gesprekspartners (en al schrijvend vergeet hij even dat Litouwen tijdens het Interbellum een onafhankelijk land was en dat de joodse bevolking van de huidige hoofdstad toen onder Pools gezag viel), en in Rusland is hij vooral aangewezen op gesprekspartners uit de intelligentsia. Anders dan de Duitse vernietigingskampen lenen de kampen van de Goelag zich nauwelijks voor een bezoek, en waar hij als vanzelfsprekend de troosteloze vlakte van Auschwitz-Birkenau bezoekt, komt de naam Vorkoeta – een goelagkamp in het uitsterste Noord-Oosten van Europa waar mogelijk nog meer mensen zijn omgebracht dan in Auschwitz [19] en dat daarmee de ultieme afgrond van de Europese cultuur vertegenwoordigt – zelfs niet eens in zijn tekst voor.

George Steiner

Wanneer hij elders plaatsen aandoet die minder directe associaties oproepen, verlaat hij regelmatig de chronologie van zijn verhaal voor een diachronische uitstap naar, vooral, de jodenvernietiging tijdens de laatste wereldoorlog. Beschouwingen over de onafhankelijkheid van tal van Europese landen in het begin van de 20ste eeuw en de rol van het nationalisme in de vroege decennia, van Ierland tot de Kaukasus en van Finland tot de Balkan – een historische episode waar we in Nederland amper iets vanaf weten – lopen we daardoor mis. Zoals Berlijn de hoofdstad is van de eeuw, zo is de Tweede Wereldoorlog het epicentrum, en telkens wordt het verhaal daarnaar toe geleid, en dan nog weer speciaal naar het onbegrijpelijke raadsel van de moord op al die miljoenen armetierige joden.

Een van de grootste complimenten die men Mak daarbij kan maken, is dat hij grotendeels afziet van de tot dusver gangbare (en te vaak ideologisch) gekleurde interpretatiekaders. Bij hem komen duizenden vergeten gebeurtenissen weer tot leven, en vooral: gewone mensen en minder gewone mensen die daarop terugzien, en de lezer leest ademloos mee. Op politiek gekleurde opvattingen over goed en kwaad, op de bekende sjablonen van ‘fascisme’ en ‘racisme’ en de betekenis van de grote politieke ideologieën van de eeuw, kortom op alles wat voor veel Nederlandse intellectuelen het referentiekader vormt om de recente Europese geschiedenis te duiden – je kunt Mak er hoegenaamd niet op betrappen.

Waar je De eeuw van mijn vader nog kon lezen als een familiekroniek – van de familie Mak, van de opkomst en ondergang van de taaie gereformeerde familie, maar ook gewoon van de grotere familie die een kleine natie aan de Noordzee vormt – daar levert In Europa een veel vergruisder beeld op. Ongetwijfeld vormen ook de Europeanen in potentie een soort van grote familie, maar er is teveel gebeurd om daar nog een eenduidig verhaal van te kunnen maken. Zelfs wanneer je het groot ziet, schrijft Mak, kom je nog tenminste tot vier gescheiden families: een noordelijke protestantse, een latijns-katholieke, een oostelijk-orthodoxe en een zuid-oostelijke islamitische familie, met elk een eigen kroniek en botsende visies. Het lijkt nog te vroeg daar een gezamenlijk Europees idee uit te willen destilleren.

Afgelopen najaar deed George Steiner in Tilburg een bijna wanhopige poging desondanks een ‘idee Europa’ te schetsen in zijn Nexuslezing [20]. Ook bij hem is Europa bovenal getekend door de eeuwenlange jodenvervolging en eens te meer door de jodenvernietiging van de 20ste eeuw. Het belet hem niet een “misschien onvergeeflijke” naïeve droom te dromen: die van een Europa dat het stof van zijn geschiedenis van zich afschudt en eindelijk zijn bestemming vindt. Niet in zijn joods-christelijke geloofstradities en nog minder in zijn failliete ideologieën, maar in een postchristelijk seculier humanisme.
Mak ziet af van gangbare gekleurde interpretatiekaders “Uit de schaduwen van de godsdienstvervolging zou een postchristelijk Europa kunnen verrijzen (…). Als het zijn duistere erfenis van zich kan afspoelen door die erfenis onbeschroomd onder ogen te zien, dan kan het Europa van Montaigne en Erasmus, van Voltaire en van Immanuel Kant opnieuw de weg wijzen” [21].

Het grote kwaad

Maks toon is veel ingetogener. Ze is die van een “op zijn best hoopvolle scepsis” [22]. Bij hem zul je niet werkelijk een duiding van de Europese cultuur of zelfs maar van de betekenis van de 20ste eeuw aantreffen. Of het begrip ‘Europa’ inhoud heeft en hoe het met het continent aan het eind van die roerige eeuw is gesteld – Mak stelt de vragen wel aan het begin, maar aan het eind heeft hij nauwelijks een ander antwoord dan dat van al die verhalen die hij heeft opgediept. De schaduwen zijn te lang om al te veel optimisme te rechtvaardigen over het begin van een nieuwe eeuw.

Die bescheidenheid siert hem: ze vloeit vooral voort uit zijn oprechte belangstelling voor al die menselijke lotgevallen en zijn huiver bij het aanhoren van zoveel onbeschrijfelijk leed. Dat het grote kwaad geen politieke categorie is en zeker geen fraaie culturele duiding rechtvaardigt: hij is ervan doordrongen en het brengt hem tot bescheidenheid. Mak is een van die schrijvers die Hannah Arendts ‘banaliteit van het kwaad’ nog kent.

De recente geschiedenis laat geen onverdeeld optimistische toekomstscenario’s toe voor het zich moeizaam verenigende Europa van de 21ste eeuw. Daarom was zijn preek van de kansel in de Nieuwe Kerk zo slecht nog niet, en daarom is In Europa een indrukwekkende leeservaring geworden.
Als er dan toch een boek mee moet, de komende zomervakantie, dan zeker dit

  1. Geert Mak, In Europa: reizen door de twintigste eeuw (Amsterdam / Antwerpen, Atlas, 2004; isbn 9045011786; 1223 blz.; paperback € 39,90; gebonden € 49,90). De literatuur-verantwoording is volledig, maar het notenapparaat is bescheiden gehouden. In het boek is vooral een beschrijvende verantwoording. Voor gedetailleerde bron-vermeldingen zie: www.geertmak.nl.
  2. Zo o.a. Bas Blokker, ‘Het bruikbare verleden; De historicus is zeden- en rekenmeester tegelijk’ (Zaterdag-bijvoegsel NRC Handelsblad, 6-5-’00, p. 33).
  3. Zie m.n. de ontkennende reactie van NIOD-directeur Blom zelf in Trouw: J.C.H. Blom, ‘Niod wilde geen moreel oordeel’ (Trouw, de Verdieping, 30-4-’02, Podium, p. 15).
  4. Geert Mak, Voorbij de blanco spaties (uitgave Nationaal Comité 4 en 5 mei, Amsterdam 2004; blz. 15).
  5. Uitvoerig besproken door Herman Oevermans, ‘Vitaal gereformeerd in de spiegel van Geert Mak’, in Wapenveld (april 2000, p. 3-12).
  6. Jan Blokker, ‘Verdwaald in Europa. Geert Mak doet verslag van wat hij allemaal over het continent heeft gelezen’ (de Volkskrant, 12-3-’04; Cicero p. 27).
  7. Laat ik de gelegenheid aangrijpen om één kwalijk voorbeeld te noemen: de journalisten Willem Ellenbroek en Henk Raaff, die tien jaar geleden op kosten van het Fonds voor Bijzondere Journalistieke Projecten een reis rond de Oostzee maakten, produceerden een documentaire die meermalen op de Nederlandse tv is uitgezonden. Toch is ze van zo’n abominabele kwaliteit dat ik de beelden in journalistiek-colleges uitsluitend heb kunnen gebruiken als waarschuwend voorbeeld: hoe onkunde en bevoor-oordeeldheid leiden tot blunders en perspectief-vertekeningen. Het bijbehorende boek (Oostzee-Journaal. Een reis door Scandinavië, de Baltische republieken, Kaliningrad, Polen en Noord-Duitsland; uitg. Contact 1995) had vanwege soortgelijke tekortkomingen niet uitgegeven mogen worden.
  8. Lodewijk Bakker, ‘Een krakeling van reizen (interview met Mak)’ (Het Parool, 6-3-’04; PS van de Week blz. 18).
  9. Ingenieurs van de ziel (2002), De Graanrepubliek (1999) en het samen met Bart Rijs geschreven: Srebrenica, het zwartste scenario (1997). Westerman is ook in Wapenveld vaak genoemd en deels ook besproken.
  10. Wat betreft de lotgevallen van een ‘doorsnee Europese familie in de woelingen van de 20ste eeuw’ is Carolijn Visschers Uit het moeras (Amsterdam, Meulenhoff 2000), over een familie in Estland en Letland, onovertroffen.
  11. Timothy Garton Ash, Geschiedenis van het heden (Amsterdam, Atlas 1999) bevat tientallen achtergrond-reportages uit vooral Midden-Europa die soms ook ten voorbeeld hebben gelegen aan die van Mak. Idem diens eerdere: In naam van Europa. Duitsland en het gespleten continent (Amsterdam, Meulenhoff 1993).
  12. “Ze hebben gelijk als ze zeggen dat ik niet alles heb gelezen. Natuurlijk niet. Maar als zij zeggen: ‘Je zou eens wat meer moeten lezen’, dan is mijn antwoord, een beetje flauw: ‘Prima, als jullie dan wat mooiere Nederlandse zinnen zouden schrijven en je boeken wat beter zouden componeren. Wat een goudmijn aan materiaal hebben jullie toch, wat een prachtige dingen, maar tot welk een taaie stof wordt het verwerkt!’ Aan de andere kant zit ik in een historische traditie die in de Angelsaksische wereld doodnormaal is. Het is een heel waardige, klassieke traditie waar ik in handel.” (Lodewijk Bakker, ibidem, blz. 18.)
  13. Een overzicht geeft Norman Davies (Europa: A History, 1996) blz. 1328-1329, al wijken diens cijfers over m.n. de goelag nogal af van die van recentere overzichten, bijv. Anne Applebaum (Goelag: een geschiedenis).
  14. Lodewijk Bakker, ibidem.
  15. Natuurlijk ook Jan Blokker, maar meer recensenten hebben opgemerkt dat er 800 pagina’s zijn gereserveerd voor de eerste helft van de eeuw, tegen maar 300 voor de laatste 50 jaar.
  16. Hij speelt ook een belangrijke rol in een uitmuntende documentaire van VPRO Tegenlicht die op 30 mei werd uitgezonden en een van de eerste gelegenheden is waarbij Nederlandse journalisten wel weten door te dringen tot de dilemma’s en complexiteiten van de geschiedenis van Letten, joden, Duitsers, Russen, en anderen rond de Tweede Wereldoorlog. Gewoon: door betrokkenen zelf aan het woord te laten.
  17. Wapenveld, 1998, 48-4, p. 138-145.
  18. De laatste maanden toert Mak door Nederland voor leesavonden en ontmoetingen met lezers; zo kwam hij ook in Veenendaal, waar hij desgevraagd inging op de rol van Davies in zijn eigen boek.
  19. Zie een nieuwe evaluatie van de goelag door Anne Applebaum, Goelag, een geschiedenis (Amsterdam 2003), ook geraadpleegd door Mak.
  20. Uitgesproken op 30 november 2003, uitgegeven als: George Steiner, De idee Europa. Essay (Nexus Instituut, Tilburg 2004).
  21. Ibidem blz. 36-37.
  22. Ger Groot, ‘Wij zijn geen volk; Geert Mak reist door de Europese geschiedenis met hoopvolle scepsis (recensie van In Europa’ (NRC Handelsblad, 5-3-’04, Boeken, p. 1).