'Iemand heeft het voor ons opgenomen in deze barre werkelijkheid'

Interview met 'herfst-scriba’ Arjan Plaisier

Als het aan Arjan Plaisier (1956) had gelegen was hij nooit PKN-scriba geworden. ’Ik moest met geweld overgehaald worden. Als je mij m’n gang laat gaan, blijf ik m’n hele leven in een hoekje liggen’. Plaisier maakt inderdaad op het eerste gezicht een wat rustige, beschouwende indruk. Een man van de studie. Niet iemand die met de vuist op tafel slaat. Ook niet de gehaaide bestuurder die aan vele touwtjes trekt. Maar dat wil niet zeggen dat hij niet weet wat hij wil. Uit de jaren dat hij lid was van de Wapenveldredactie herinneren wij ons Plaisier als iemand die in eerste instantie  luisterde en observeerde. Niet iemand die direct het hoogste woord had. Maar als hij sprak – bijvoorbeeld wanneer Bert de Leede vroeg: “Arjan, wat vind jij ervan?” – had zijn spreken iets beslists; hij overzag het veld en kon daarom richting geven.

Nu het stortregent

en ieder ding verdwijnt,
in ‘t overwegend en onbelijnd
geweld van overvloed,
wordt mij bewuster
wat ik geloven moet:
men kan geruster
zijn als de ramp losbreekt
over het leven,
dan waar de lamp verbleekt
in angst en beven,
want in de overmacht
van ’t reppend oerbegin
zet God weer onverwacht
herscheppend in.

 (Guillaume van de Graft)

 

Toen Plaisier uiteindelijk toch scriba werd, wist hij goed wat hij wilde. Hij wilde als scriba de theoloog zijn, minder de bestuurder. Scriba is een functie in het moderamen van de synode. De voorzitter van het moderamen is echt een moderator. De synode geeft leiding aan de kerk en heeft de beschikking over een dienstenorganisatie, het dagelijks bedrijf van de PKN met een paar honderd werknemers in dienst, en de opvolger van wat daarvoor de raden waren. Er waren heel veel verschillende raden, maar die aanpak was op een gegeven moment uitgewerkt. Als scriba zit ik ook in het bestuur van de dienstenorganisatie, samen met de directeur, Haaije Feenstra, en een aantal pro-deo-bestuurders. Mensen die hun sporen in de samenleving hebben verdiend. Scriba zijn is gewoon elke week vergaderen, stukken lezen. Dat heb ik zo goed mogelijk proberen te doen. Al kan ik nog steeds slecht een begroting lezen, dat laat ik met een gerust hart over aan mensen die dat beter kunnen. Het is mijn taak om steeds de vragen te stellen: Doen we als kerk waar we voor zijn? Waar gaat het om? Wat is de inhoud van ons kerk-zijn? Maar je kunt niet de hele dag preken. Ik heb me juist als theoloog ook bezig gehouden met een hernieuwde bezinning op de organisatie van de kerk. Als scriba heb je dus een scharnierfunctie. Je sparringpartners zoek je zelf, in de dienstenorganisatie, in het land. Maar je hebt toch een eigen rol, een eigen ambt, een eigen gezicht. Ik wilde niet een GGD’er zijn, de vertolker van de grootste gemene deler. Luisteren, samenvatten, en dan vanuit basis-intuïties richting geven. Een stuk levenservaring en vorming is dan noodzakelijk. Zonder voorgeschiedenis is het niet te doen.’Een kerk vol taboes heeft geen toekomst

Je was scriba in een tijd waarin we ons als westerse christenen, zoals je het zelf noemde, in de herfst bevinden. Kun je dat toelichten?

 ‘Niet alleen de individuele gelovige, ook de kerk kan in een herfst-fase verkeren. En dan is er meer reden tot zorg. De herfst is de tijd van de oogst, je weet wat je is toegevallen, je hebt kaf van koren gescheiden.[1]  Aan de andere kant kan het ook verarming zijn, het besef wat er allemaal is weg gevallen. Dat beeld kennen we in de kerk van vandaag maar al te goed. Het is niet gemakkelijk  om een sfeer te creëren waarin we elkaar met vreugde mogen vertellen wat we wel geloven. Dat is gevaarlijk en heeft alles te maken met de moderniteit, die wat we geloven op afstand heeft gezet. Dat maakt ons eenzaam en dreigt ons arm achter te laten. God is op afstand gezet, en dat geldt ook voor de Bijbel. Die moet uitgelegd worden en dat is moeilijk. Christus raakt zo eveneens op afstand. Dan krijg je een kloof. Die moet overbrugd worden. Tegelijkertijd wordt de eigen werkelijkheid van de mens  steeds zelfstandiger, dus valt er steeds minder over de brug te brengen. Het leven hier en nu wordt steeds meer aangekleed, de sixties vormden een beslissende doorbraak. We verlekkeren ons aan deze wereld. Vandaag komt er nog eens een golf overheen met sociale media. Fijn naar de winkels gaan, jezelf zijn, maar commercie regeert. Individualisme en collectivisme tegelijk. Als God wegvalt, gaat het leven om ons zelf draaien. Daar kan het Evangelie niet in meegaan. Dat is herfst in de zin van verarming.’

 

Valt hieraan te ontkomen?

‘We zitten in veel opzichten in een weg omlaag. Het gevestigd protestantisme in de Lage Landen is behoorlijk aan het afsterven. Dat gaat niet vanzelf over in heldere luchten. In het protestantisme is sprake van een innerlijk vacuüm. Huizinga opent zijn In de schaduwen van morgen (1938) met de opmerking dat de geest is geweken, maar dat de vormen nog werken. Dat herken ik. Zijn die vormen dan fout geweest? Nee. Ik ga geen hoera roepen als ze breken.  Ik ben niet van:  laat maar afsterven. Ook niet van: laten we inzetten op de pioniersplekken en helemaal opnieuw beginnen. Die pioniersplekken gaan het ook echt niet allemaal halen.  Met het besef van herfst lopen we allemaal rond. Een gevoel van sprakeloosheid. Dat merk je ook in de praktijk van het kerkelijke leven: We bidden niet met elkaar. We praten niet over God. Jezus, pas op, zo meteen ben je een Pinsterklant. We zijn tolerant, maar zitten ook vol taboes. Maar een kerk vol taboes heeft geen toekomst.’ Met het besef van herfst lopen we allemaal rond 

Heb jij die taboes doorbroken?

‘Niet bewust. Ik ben niet begonnen met een programma. Had geen idee. Ik had wel een basisbesef, basis-intuïties. Ik wilde dominee van de hele kerk zijn. Moest dat met mijn eigen stem, mijn eigen taal doen, dicht bij mijn eigen hart. Ik kon niet in de schoenen van de nota-taal stappen. Mijn vuurdoop kreeg ik met de nogal beladen kwestie-Hendrikse. Daarmee kwam in één keer het spreken over God  op de synode-tafel. Dat vormde de aanleiding voor een nota die ik heb geschreven, De hartslag van het leven. [2] Centrale punt erin is een pleidooi voor het weer ontdekken van de taal van het geloof. Daar is uiteindelijk ook de nota Kerk 2025  uit voortgekomen [3]. Na een dag praten in de synode werd Kerk 2025: waar een Woord is, is een weg unaniem aanvaard. Dat was een bijzonder moment. We zijn dus wel samen kerk. Makkelijk was het niet. De dagen waarin de nota besproken werd waren heel intens. Daar moesten  wij doorheen. Op de synode ontstond daarna een soort klaarheid. Je komt dan tot eensluidendheid, de mist trekt op. Al houdt iedereen wel eigen gedachten. We ervoeren dat  Gods Geest werkt.  Dat ervoer ik ook persoonlijk, toen ik van  de synode-tafel naar de katheder liep en dacht: Wat ga ik zeggen? Het werd me toen gegeven. Daar ervoer ik God.

In feite trap ik in Kerk 2025 veel open deuren in. Dat is niet erg. Spreek het maar uit. Sta er maar voor. Durf ook maar kwetsbaar vroom te zijn. Laat je hart spreken, maak er geen moordkuil van, denk ik dan maar. Dat is wel iets van een rode draad. Het is er ook wel de tijd voor. We moeten terug naar de basics. Dat begon overigens al eerder. Na de ervaring dat de wereld zich niet laat kerstenen, ondanks onze apostolaatstheologie, en de noodzakelijke maar veel energie kostende fusie, was de eerste stap de nota van mijn voorganger Bas Plaisier Leren leven van de verwondering,  waarin wij ons meer richten op  de kerk als missionaire beweging. Dat waaide een beetje over uit Engeland, waar de Anglicaanse kerk ook een deel van haar vernieuwing aan deze beweging te danken had.’

 

Wat bedoel je precies met basis-intuïties?

‘Dat Christus het geheim van de werkelijkheid is. Niet in een goedkope zin, maar diep existentieel. De westerse cultuur is op dood spoor, vervreemd van haar eigen bronnen. De Britse denker Chesterton zei mooi dat een gek ook goed denkt, maar dat zijn wereldje te klein is. Dat is wat je ook vaak tegenkomt in de Tien Geboden Interviews in Trouw. Daarin kom je veel ‘afscheid-nemers’ tegen. Ze hebben geen ongelijk, er was veel kleinburgerlijkheid, maar is het wereldje dat overblijft zoveel groter? Een zweem van zelfbewondering  is vaak niet ver in die verhalen. In onze belevingssamenleving kunnen we net doen alsof het leven één groot feest is.  Maar het camoufleert zomaar dat we stervelingen zijn, holle vaten, die een wisse dood tegemoet gaan.  We zijn niet zelf scheppers, we zijn stof.  En in deze werkelijkheid verschijnt God, verschijnt het Evangelie.  Als het hier allemaal op orde is – of het  lijkt zo – dan wordt het lastig daar oog voor te hebben.  Als je alles hebt, heb je daar geen tijd voor.  

Maar in deze werkelijkheid is het Evangelie. En dat Evangelie staat niet haaks op de werkelijkheid. Het mag dan wel niet in ons zijn opgekomen, de werkelijkheid zelf is op Gods liefde aangelegd. Geloof is geen sprong in het absurde. We
mogenons toevertrouwen. Ik bedoel dit niet nauw kerkelijk. Ik denk dat we het in de 21e eeuw moeten hebben van het brede katholieke geloof, de rest heeft zijn tijd gehad. Begrijp me niet verkeerd, maar de Protestantse Kerk in Nederland interesseert me niet zo veel. Het is gestalte [3]. Schisma’s hebben een westerse achtergrond. Het Evangelie is niet protestants, of rooms-katholiek. Christus aan het kruis is van God uit. In die ruimte moeten we weer ademen. Van het algemeen ongetwijfeld christelijk geloof. Het gaat om het Koninkrijk van God. Om de presentie van de opgestane Heer.

Het besef dat Hij ons draagt is bij mij alleen maar gegroeid. Ik ervaar dat ook als genade. Als predikant van de Brug hier in Amersfoort mocht ik Christus verkondigen. Ik had wel wat vrees hoe dat in de breedte van de kerk zou gaan. Ik ben echter ook gevoed door de kerk die mij droeg. De evidentie van Christus is sterker geworden. Dat is misschien wel steeds meer mijn lijn geworden, niet toegeven aan een steeds abstracter spreken. Laten we gewoon over God spreken, over Christus, als Iemand die ons hoort, met ons leeft, ons draagt. Dat hoeft niet altijd gepaard te gaan met diepe emoties. Zoals Stephan Sanders in Trouw verhaalt over zijn ontdekking van God in zijn leven. “Laten we gewoon God zeggen, zijn naam aanroepen”. Dat heeft een eigen kracht.’ Als je de hemel erkent, kunnen de dingen hun eigen taal gaan spreken

 

Wat was hierin het belang van je eigen levensgang?

‘Die heeft er inderdaad mee te maken, denk ik. Ik kom uit een stevig gereformeerdebondsgezin,  maar mijn eigen geloofsstart is niet ‘GB’ geweest, zelfs niet protestants.  Pascal was voor mij beslissend. Ik kwam bij hem uit mede door het denken van dr. F. de Graaff. Die was in mijn jonge jaren predikant in Hillegersberg en ik las zijn boeken. Zijn boek Als goden sterven vond ik weergaloos en opende voor mij een heel nieuw perspectief. [4] Het deed me ervaren welke geestelijk-culturele machten werkzaam zijn in de westerse cultuur. Zijn denken is zeker speculatief te noemen, maar ik kwam wel in een geheel nieuwe ademruimte. Ik had een stevige bèta-aanleg, overwoog om zuivere wiskunde te gaan studeren in Delft, maar door De Graaff werd ik op een ander spoor gezet. De existentiefilosofie heeft me bijzonder aangesproken. Ik ontdekte Pascal en toen kwam Christus naar binnen. Dat deed een nieuwe geestelijk wereld voor me opengaan. Terug naar een soort GB-methodisme lukte me niet meer, al ben ik wel dankbaar voor een bevindelijke laag in mijn vorming van-huis-uit. Geloof moet resoneren in je gevoelsleven, het gaat door ons zelf heen. Het hart staat centraal, daar draait het om, al heeft het niet altijd dezelfde temperatuur. Maar ik werd vooral gevoed door het geloof van de catholica, het geloof in God de  Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

Ik heb altijd sterke behoefte gehad aan vertolkers die zelf ook in de catholica staan en taalgevoelig zijn. Chesterton noemde ik al, maar ook Dostojevski, zijn romans: lyrisch-dramatisch. Geloof zwemt in een taalstroom. Zal het altijd blijven doen. Noordmans, Marilynne Robinson, T.S. Eliot. [5] Bij Elliott realiseer ik mij dat ik ook die moderne mens ben. Ik  ken ook de waste-lands, “these fragments I have shored against my ruins”.  Er zit ook wel een grondtoon van woestijn, dood, desolaatheid in mij. Maar ik ben niet de enige. We hebben unieke getuigen. Kierkegaard, Hopkins. Zij zijn ook allemaal door die nacht gegaan. Maar ook in de ban geraakt van het katholieke geloof. Die denkers hebben mij geraakt. In hun koor heb ik mij willen voegen. Het hart heeft zijn redenen, is de titel van mijn afscheidssymposium, van daaruit heb ik willen werken.

Dat de werkelijkheid aangelegd is op het Evangelie betekent dus niet dat we de werkelijkheid niet uit het lood kunnen trekken. En in onze tijd misschien wel zover dat het leven begint te kreunen. Ook de kerk deelt hierin. Weer ontvankelijk worden voor het geheim van leven en daarover nadenken  - dat lijkt me onze roeping. Denken is veel interessanter als het vanuit een gegevenheid kan vertrekken. En ernaar terugkeren. Anders wordt het ijl. God heeft Zijn redenen gehad. Daar denken wij over na. Het denken ontvouwt zich in deze werkelijkheid. We schieten vaak te makkelijk door in het denken. Over-reflectief. We doen er goed aan in ons denken steeds terug te keren naar het hart van het Evangelie, dan heb we stof te over,  zegt Noordmans. Terug naar de materie, terug naar het leven. De print van God staat op de dingen. Als je de hemel erkent,  kunnen de dingen hun eigen taal gaan spreken.’

 

Wat zie je gebeuren de komende tijd?

‘Laten we stoppen met de kloof als probleemstelling maar ons toevertrouwen aan die God,  die al lang is overgekomen en ons liefheeft.  In een kerkdienst komen we in het krachtenveld van de Geest. Kritische vragen zijn geen onzin maar we moeten op het spoor komen dat God met ons is begonnen. Iemand heeft het voor ons opgenomen in deze barre werkelijkheid. God heeft Geest te over, mooi gezegd door Noordmans, en die werkt in onze levens. De primaire begrippen van het Evangelie zijn eeuwig jong en vragen om een nieuwe entree in ons leven. Jezus Christus, doop, sterven en opstaan. De betekenis van deze grondwoorden wil opnieuw opgedolven worden. We zijn er in opgenomen. Dat mogen we elkaar aanzeggen, ondervinden, smaken. Met ons lijf. Niet alleen het ijle verstand aanspreken. Het hart is brandende in ons. Jezus kwam bij de Emmaüsgangers. Een spreken dat het hart raakte. We komen niet om te horen hoe de Bijbel in elkaar zit. We komen in de sfeer van God. Daar horen ook tranen van ontroering bij, en tranen van vreugde. God moet ons weer bij de kladden grijpen

 

Dat heeft ook gevolgen voor de vormen. We zijn het praten zat. Een voorganger die van begin tot eind aan het woord is, dat is vermoeiend. Voordat je het weet is het woord-kramerij. Wat trekt mensen in Taizé, wat werkt daar nou? Wat komt daar binnen? Christus staat er centraal, er is een sterke traditie. De cantates van Bach vormen het hart van de Lutherse traditie. De liederen van Paul Gerhard spreken diep aan. Of neem de Engelse hymnen. Dat zijn gevulde teksten die je meenemen. Ik heb ook de waarde van lijfelijkheid ontdekt.  In Ahoy tijdens Taizé aan de Maas (2010) werd het kruis binnengedragen. Daar kon je bij knielen en dat raakte me. Je moet uit je stoel komen, op je knieën. Dat is echt wat anders dan in je stoel aan het kruis denken. God doet wat met je. Dat is allemaal goed. Het risico van een trucje is wel aanwezig, zeker in onze belevingssamenleving. Maar het heeft zeker zijn waarde. Ik voorzie dus wel zoeken naar nieuwe, gevulde vormen. Dat is waardevol, als het maar gevoed wordt door het Credo.

Het is ook een tijd om weer opnieuw te beginnen, dat God ons weer bij de kladden grijpt.

Waar zie je het gebeuren? Waar kijk je hoopvol naar? Op heel veel plaatsen. Jonge predikanten zoeken ernaar. Zijn er aan toe. Vanuit een geloof in Christus die onder ons is. Het kan ook in een doorsnee kerk gebeuren. De route naar Koninkrijk is in elke generatie even kort en even lang. Dat is ook het enerverende van deze tijd. Het kan ook zo maar opnieuw beginnen.’

 

Wat betekent de netwerksamenleving voor de organisatie van de PKN?

‘De huidige structuren horen bij een burgerlijke fase van de cultuur die op haar einde loopt. Dan is het niet gek dat de zaak begint te kreunen en steunen. Op veel plaatsen wordt het minder, moet er bezuinigd worden. De gezichten worden somber, praten over organisatie en geld neemt de overhand. Voeg daarbij de moeite over wat we geloven en het wordt dan wel een penibele zaak. 

Ik ben begonnen met observeren, de werkelijkheid tot me laten doordringen. En het dan maar gewoon benoemen. Dat we niet meer een kerk kunnen zijn met overal filialen. We zijn in een missionaire context gekomen. Als we de lasten niet meer kunnen dragen dan moeten we dat onder ogen zien, de lasten zien te  verlichten en ons tegelijk richten op waar we voor bedoeld zijn. We waren een kerk van besturen en structuren met algemene kerkenraden, wijkkerkenraden. Als dat niet meer zo past, dan moet je ook de moed hebben nieuwe wegen in te slaan. Calvijn zette tenslotte met de ouderling ook de paus schaakmat. Wij geloven dat het ambt bekwaamt, zeker. Maar we leven ook in een tijd waarin de persoon het weer meer moet doen. Schep daar dan ook structuren voor.

Als we maar niet blijven somberen dat we onze machtspositie kwijt zijn. So what. Dan hebben we maar niks meer te vertellen. Maar we hebben wel wat te vertellen. Neem je plek maar in. We hoeven niet louter bescheiden te zijn alsof we de laatsten zijn die straks het licht uitdoen. We zijn getuigen. Natuurlijk moet je over beleid nadenken.  Maar in de kerk is het incarnatie: God met ons. Daar mag je je aan toevertrouwen. De kerk is een stuk wereld waar God beslag op heeft gelegd. Wat je daar leert heeft ook relevantie voor de samenleving. Loop niet weg.  Mijn besef van de hoogte, breedte en diepte van het Koninkrijk is tijdens mijn scribaat alleen maar vergroot. De oecumenische contacten hebben me veel gebracht. Bijvoorbeeld met de Pinksterkerken. Maar ook met de catholica en de Oosterse kerken. Wij treffen het trouwens niet dat we in onze Nederlandse context niet te maken hebben met een heel veerkrachtige katholieke traditie.

Daarbij dienen wij ons niet alleen te richten op de middenklasse of elite. De overgang van een burgerlijke kerk naar een meer missionaire kerk vind ik belangrijk. De kloof tussen arm en rijk wordt niet minder. Ik droom van een kerk waar de intellectueel, de groenteboer en de schoonmaker samen gemeente zijn. Laat er hart zijn voor volksbuurten. De Anglicaanse opleving kwam deels ook voort uit herlevend contact met volksbuurten. Het methodisme is ook zo begonnen. Het Evangelie werkt ook disciplinerend. Het helpt om het leven vorm te geven.’ Ik droom van een kerk waar de intellectueel, de groenteboer en de schoonmaker samen gemeente zijn

 

Wat ga je zelf doen?

‘Ik stel me waarschijnlijk beroepbaar. In combinatie liefst met wat anders. Ik zou graag een bijdrage leveren aan het opnieuw verwoorden van de grondtonen van het Evangelie, zo mogelijk verbonden aan een theologische opleiding. De theologie moet zich niet opsluiten in het wetenschappelijk bedrijf van steeds verdere specialisatie, maar juist op zoek zijn naar syntheses, naar het openhouden van de bron waaruit we leven. In gesprek met wijsbegeerte en kunst. Maar eerst hoop ik af te kicken van dit bestaan, de adrenaline en moeheid moeten uit mijn lijf.’

 

 
  1. Arjan Plaisier, Overvloed en overgave – Een caleidoscopisch geloofsboek (2013), p.86: “De zomer is voorbij. Ik denk dat dit de realiteit in gelovend Nederland is die serieus genomen moet worden. We hebben niet zoveel vet meer op de botten”.
  2. De hartslag van het leven (2012), http://www.protestantsekerk.nl/overons/protestantse-kerk/missie-en-visie/Paginas/Visienota-2012.aspx. De titel is ontleend aan gezang 426: Is de hartslag van het leven niet de liefde van de Heer?
  3. Kerk 2025 (2016), http://www.protestantsekerk.nl/Lists/PKN-Bibliotheek/Kerk%202025%20-%20Defintieve%20versie.pdf ‘Waar een Woord is, is een weg. Er is een levend Woord, en daarom is er een weg. Ooit voegde dat levende Woord zich bij twee leerlingen die dachten dat ze op een doodlopende weg liepen. Ineens waren het er drie die daar liepen, de twee en een vreemdeling, die gaandeweg steeds vertrouwder werd. Harten begonnen te branden en op de avond van die dag brak Hij het brood met hen. Toen Hij uit hun ogen verdween, wisten ze het: het is de Jezus, de opgestane Heer. Dat maakte alles anders.’
  4. Dr. F. de Graaff, Als goden sterven – De crisis van de westerse cultuur, Lemniscaat, 1969.
  5. Plaisier schreef mooie recensies van Robinsons Gilead en Lila in Wapenveld, http://wapenveldonline.nl/artikel/708/gilead-en-het-geheim-van-het-menselijke-bestaan/ http://wapenveldonline.nl/artikel/1229/lila/.