Frustrerende stilte

 

Het is in onze drukke, overvolle wereld niet zo vreemd dat mensen actief op zoek gaan naar stilte.
Dat kan de stilte van de natuur zijn, de stilte van een klooster of een (lege) kerk, de stilte van de eigen werkkamer. Smartphone, computer, radio en televisie uit, en als er toch geluid moet zijn, dan het liefst muziek met een verstilde en verstillende kwaliteit. De nieuwsberichten in de krant komen later wel weer: nu even rust voor het wat langere achtergrondartikel of opiniestuk en voor reflectie daarop.
Sommige mensen zijn graag geregeld stil in groepsverband: ze volgen een cursus yoga, mindfulness of spirituele massage, of ze komen samen om te mediteren, te waken en te bidden, aan de hand van een heilige tekst die dan niet eerst al oeverloos door een deskundige wordt toegelicht en uitgelegd. Stilte als eb in een overvloedige ad & app-cultuur. Het oefenen van ontvankelijkheid in een tijd waarin ‘zenden’ de norm lijkt te zijn. Lang behoorde ik tot degenen die regelmatig een lans wilden breken voor meer stilte, of in ieder geval voor een (her)waardering van de stilte.
  Het ontging me niet dat ik hierbij soms wel erg veel woorden nodig had. Bovendien was en ben ik me ervan bewust dat ik ook buiten mijn werk een uitbundige prater kan zijn en maar zelden voldoe aan mijn ideaalbeeld van de stille en bedachtzame luisteraar. Erger nog, ik spreek in gezelschap vaak voor mijn beurt, toeter door gesprekspartners heen of maak hun relaas ongevraagd af. Eenmaal alleen, schaam ik me voor dit gedrag en voel tegelijkertijd opluchting: ik hoef weer even niets te zeggen en er is weer ruimte voor indrukken, gevoelens, herinneringen, verbeelding en inspiratie – gelaagd, onaf, ongevormd en nog lang niet rijp voor duiding of commentaar. Zwijgtijd. Eindelijk.  
Stilte als luxe. Zelfgekozen, ‘zelfgemaakte’ stilte. De telefoon gaat over, maar ik neem lekker niet op.
Dat is een andere stilte dan die waarin je niet opgebeld wordt, terwijl je daar misschien wel naar verlangt. Een andere stilte dan die waarin er wel tegen je gesproken wordt, maar niet door die éne persoon wiens stem je nu zo graag zou horen.
    Met terugwerkende kracht voel ik soms spijt over mijn al te eenzijdige lofzangen op de stilte. Ik schreef ze in een tijd waarin ik vooral oog – in dit verband moet ik natuurlijk zeggen: ‘oor’ – had voor de schoonheid de helende kracht en vruchtbaarheid van stilte en me zelden realiseerde hoe frustrerende stilte kan zijn. De stilte die ik liefhad, was een stilte die was ingebed in zekerheden.
Hoewel ik ervan doordrongen was dat deze zekerheden me ook zomaar weer zouden kunnen ontvallen, liet de angel in dit besef zich toch geleidelijk voelen als een even opwekkende als gratuite speldenprik: filosofische acupunctuur, bedoeld om het vertrouwde, alledaagse, gelukkige leven te intensiveren. ‘Morgen kan het zomaar voorbij zijn.’
   Donkere romantiek, in mineur, waarvan de waarde onbegrijpelijk wordt zodra mensen zichzelf plotseling aan de andere kant van de lijn bevinden. Waar verlies en verlorenheid niet meer tot de noodlottige mogelijkheden behoren, maar een dagelijkse realiteit zijn geworden – en waar de stilte hen vooral de pijn daarvan laat voelen. Stilte, niet als beloning of traktatie, niet als vakantie van de drukte, niet als teder, woordeloos samenzijn, maar als een gevangenis, als straf. Denk aan de speciaalzaak waar het aldoor stiller wordt, omdat de supermarkt beweert dezelfde ambachtelijke producten te verkopen. Aan de stilte na het verlies van een geliefde. Aan de stilte die iemand ten deel kan vallen wanneer hij of zij onrechtmatigheden aan de kaak heeft gesteld, in naam van velen – en daarna door hen wordt gezien als een spelbreker. Soms zijn we zelf stiltedaders. Die anderen een stilte aandoen waar ze niet om hebben gevraagd. Waar ze uit verlost willen worden. Dat vraagt om een stilte waarin we kunnen voelen hoe zwaar de stilte voor anderen kan zijn. Om vervolgens het zwijgen te doorbreken. Al is het maar met het onmachtige, paradoxale zinnetje: ‘Ik heb er geen woorden voor.’ Dat mensen hun innerlijke stilte met elkaar kunnen delen door deze uit te spreken, dat is een troost. In alle schraalte. Een stilte waarin je elkaar op afstand nabij kunt zijn, op een manier die een gesprek soms niet vermag.