Redactioneel

Dit Wapenveld-nummer is er een voor de mijmeraars onder ons. Wat blijft er van een mens over als het dunne laagje beschaving er af is? Waar vinden we nog echte rust te midden van de gekmakende onrust om ons heen? En: wie overtuigt ons ervan dat nu alles beter is dan in de vervlogen tijden van weleer? Dat soort vragen. Wie deze vragen stelt, durft een gebied te betreden waar de geest vrij is. De grandeur van de mens is dat hij de materiële wereld van welvaart en geluk niet nodig heeft om tot zijn wezen te komen.
Dat klinkt abstract, maar ik zag het pas op de foto’s die mijn zwager liet zien van zijn reis naar India. Hij was op bezoek geweest bij christenen die regelmatig tegenslagen hebben te verdragen. Hun kerk is afgebrand, hun dierbaren zijn vermoord, ze worden afgeranseld of met een valse aanklacht voor jaren in de gevangenis gezet. Maar het was hen niet aan te zien. Ze stonden op de foto met een stralende glimlach en ogen vol levenslust en vriendelijkheid. Ze hebben weet van iets wat onverwoestbaar is. Er is veel reden om aan te nemen dat we in ons land deze manier van ons verhouden tot de werkelijkheid meer en meer nodig zullen krijgen. De lege ontevreden blikken om me heen elke morgen in mijn forensentrein stellen me echter niet gerust als het gaat om de innerlijke weerbaarheid van onze landgenoten.
Het populisme heeft ons ontevreden gemaakt. De ontwikkelingen zijn ons uit de hand gelopen en we kunnen zelfs onze directe naasten niet meer vertrouwen. Waarom wij dit zijn gaan denken, komt over het voetlicht in het interview met cultuurfilosoof René Boomkens, een tweede aflevering in onze jaarserie over vervreemding:  Hij is niet optimistisch over het mondiale kapitalisme, maar ziet ook tekenen van hoop, te beginnen bij de burgemeesters van onze grote steden. Bert de Leede geeft reliëf aan de analyse van Boomkens. Ons beroep op de joods-christelijke cultuur is niet vrijblijvend. Dat kan niet zonder een levende omgang met de Thora en het evangelie. Waarden zonder bron zijn weerloos.
Johan Snel bespreekt William Goldings klassieker Lord of the flies. De toepassing naar onze tijd ligt voor de hand: onze verdediging van de joods-christelijke cultuur is o zo kwetsbaar. Er is heel weinig nodig om onze ware aard naar boven te halen. Terug naar de bronnen dus, maar zonder innerlijkheid zal het niet gaan.
Robert van Putten schrijft over rust, het thema van de maand van de filosofie. Rust is een weinig gevonden goed in onze bedrijvige wereld. Ze verwijst naar een levenshouding van contemplatie en feestvieren. Bij het lezen van dit artikel moest ik denken aan het verhaal van de Israëlieten in Egypte. Niet langer wilden zij voldoen aan de productieschema’s van de farao. Zij gingen feestvieren in de woestijn. Deze levenshouding raakt ook aan het spel, vanouds de niet-functionele levenshouding bij uitstek. Het feest van de nutteloosheid  is in onze vermoeiende prestatiemaatschappij broodnodig. Een binnenpretje kan het voorspel zijn van een stralende lach.
De ‘Brief aan mijn kleinkind’ is geschreven door een van de founding fathers van Wapenveld: IJp Verweij. Zijn levensverhaal past naadloos bij het jaarthema: de besloten wereld van de Gereformeerde Gemeente in Den Haag werd opengebroken toen hij lid werd van de christelijke studentenverenging CSFR. Dat was nog maar het begin; zijn wereld werd groter en groter. Toch eindigt zijn verhaal niet in verwarring of boosheid. Aan het eind van zijn brief vallen woorden als leiding, zegen en vriendschap. Ook het ‘geloof der vaderen’ gaat mee de toekomst in: ‘Het geloof is geen bezit, maar een vertrouwen dat je vastgehouden wordt.’