Varkensleed

Onlangs was er op social media ruim aandacht voor de opnames die een undercover-journalist maakte  in een varkensslachterij in het Vlaamse Tielt. Ik zag de beelden niet: aan de levendige beschrijvingen ervan had ik genoeg om me de wreedheden te kunnen voorstellen, net als het leed van de dieren zelf. De berichten gingen gepaard met oproepen tot het tekenen van een petitie of tot het lid worden van actiegroepen als Varkens in Nood en Wakker Dier. Ook al was het genoemde abattoir inmiddels gesloten, er bleef immers werk aan de winkel. Om begrijpelijke reden waren degenen die toch al vegetariër waren, of die maar hoogst zelden een stukje biologisch scharrelvlees consumeerden, het meest actief in het posten en delen van het bericht, en in het reageren erop. 

Ze waren geschrokken en wilden dat iedereen nu eens zag hoe vreselijk men in het verborgene, in deze zogenaamd beschaafde, vrije westerse wereld, met consumptiedieren omsprong – en hen trof daarbij uiteraard geen blaam. Onbedoeld kreeg de aandacht voor de slachtpraktijken hierdoor ook iets van een grote zelffelicitatie: ‘Wij wisten of vermoedden dit al, wij hebben geen bloed aan onze handen, wij genieten niet van vlees dat bij leven zo heeft moeten lijden.’
   Allemaal waar, en begrijpelijk en terecht. Het deed me goed om binnen een paar uur zoveel activisme, zoveel betrokkenheid te zien. Maar er was ook iets wat me verbaasde. Dat was de volstrekte afwezigheid van complimenten aan het adres van jodendom en islam, twee van de drie monotheïstische religies waarin het eten van varkensvlees alweer vele eeuwen niet koosjer respectievelijk haram is, dus verboden. De praktijken van beide godsdiensten staan soms onder ferme kritiek waar het bijvoorbeeld rituele slachting betreft, maar ook een gebruik als de besnijdenis van kleine jongetjes wordt soms ter discussie gesteld – waarbij er dan ook nog met twee maten wordt gemeten. Want wie kritiek heeft op de joodse riten wordt al gauw van antisemitisme verdacht, terwijl moslims alle kritiek maar moeten verdragen, hoe ongezoutener hoe beter: ‘Want zo eerlijk en vrij gaan wij hier in Nederland nu eenmaal met elkaar om.’
   Circumcisie en rituele slachting en het vieren van het offerfeest: voor sommige mensen allemaal bewijzen dat de islam in wezen een gewelddadige religie is, of althans wrede trekken kent. Er gaat geen dag voorbij of deze godsdienst en haar belijders zijn negatief in het nieuws. Een enkel positief bericht heeft als teneur dat er toch ook best wel heel goede moslims bestaan, die hard werken, zorgzaam zijn, maatschappelijk betrokken, vredelievend, gericht op dialoog en hierin soms zelfs vooruitstrevend. Een goede moslim is kennelijk iemand die inziet dat het zin heeft om je aan te passen en dan ook nog eens zo aardig is om in woorden en gedrag in te stemmen met onze hoogstaande cultuur en daar zijn voordeel mee te doen en zijn deel aan bij te dragen. Zelden hoor ik iemand zeggen: ‘Wij kunnen ook veel van jullie waarden leren.’ Of: ‘Jullie waren er, dankzij de woorden van jullie profeet Mohammed, vrede zij met hem, op sommige gebieden eerder bij dan wij.’ Bijvoorbeeld waar het het verbod op het eten van varkensvlees betreft.
   Nogmaals: dierenrechtenactivisten, vegetariërs, veganisten en voorvechters van biologische landbouw en veeteelt waren bij alle leed verheugd over het feit dat zijzelf aan de goede kant stonden, maar eens een keer een waarderend woordje voor de islam kon er niet vanaf. Vervolgens heb ik het nog even op de Facebookpagina’s van moslimvrienden en –vriendinnen gecheckt: helemaal niemand klopte zich daar op de borst waar het de eigen onschuld aangaande varkensmarteling betrof. Een verademing, die bescheidenheid en dat gebrek aan preekzucht en bekeringsdrift. En een vriendschappelijke buiging waard.