Spiritualiteit in het alledaagse

Jean-Luc Godard heeft ooit gezegd: ‘Film is de meest religieuze van alle kunsten omdat ze de mens voor de essentie van dingen plaatst en de ziel in het lichaam laat zien.’ Nu zal een schilder dit misschien over schilderkunst beweren en een dichter over de dichtkunst, maar het is zeker waar dat een goede film een kijker confronteert met zichzelf en met de 'grote vragen des levens'. Een film hoeft daarvoor zeker niet groots en meeslepend te zijn. Schoonheid is vaak in het kleine te vinden. De mooiste films laten het ware leven zien maar tillen de kijker daar tegelijkertijd bovenuit.

Zo'n zeldzaam pareltje is de Amerikaanse film Paterson van Jim Jarmusch. De film gaat over een jonge buschauffeur, Paterson genaamd, die samen met zijn creatieve vrouw in Paterson, New Jersey woont. Zijn pauzes en vrije avonden brengt Paterson door met het schrijven van gedichten over alles wat hij tegenkomt. De film beslaat een week: iedere dag zien we hoe Paterson rond half zeven wakker wordt, zijn vrouw een zoen geeft, opstaat, ontbijt en naar zijn werk gaat. Hij begroet zijn collega's, stapt op de bus en rijdt zijn route. 's Avonds komt hij thuis, zet de brievenbus recht, geeft zijn vrouw een kus, loopt een rondje met de hond en drinkt een biertje in zijn stamkroeg. Elke dag hetzelfde ritme, de dagen rijgen zich naadloos aaneen. Om die sleur draait het juist in Paterson: de film is een ode aan het alledaagse en de poëzie die het 'gewone' leven kan bieden. De poëzie van Paterson is niet verheven of overdreven gestileerd maar is klein, zoals Patersons leven klein is. En dat maakt het juist zo mooi, want het doet ons beseffen dat het geluk voor het oprapen ligt en niet afhankelijk is van een drukke agenda of een volgepropt huis. Liefde is naast elkaar wakker worden, dag na dag na dag.

Regisseur Jim Jarmusch maakt knap gebruik van de ziel van Paterson, een soort Tilburg van Amerika: een provinciestad met ongeveer 150.000 inwoners, gevormd door de industrialisatie en bepaald niet Amerika's mooiste stad. Toch is de stad bekend in de Verenigde Staten, omdat ze diverse schrijvers en beroemde literatuur voortbracht, zoals Alan Ginsberg (Howl) en On the Road van Jack Kerouac. De grote inspiratiebron van chauffeur Paterson is de dichter William Carlos Williams, die net als hijzelf gedichten schreef over het 'gewone' leven. Williams' kloeke vijfdelige boekwerk Paterson, een episch gedicht over de stad en zijn omgeving, net als de gedichten van Paterson, staat pontificaal in zijn boekenkast.  

Veilige cocon
De gedichten die in de film te zien zijn, werden geschreven door Ron Padgett (zie het voorbeeld). Hij is een vriend van Jim Jarmusch en ging de uitdaging aan om specifiek voor de film nieuw werk te schrijven. Hij las het script en stelde zich het personage en zijn innerlijke wereld voor. Vanuit de routine van Patersons leven fantaseerde hij verder. De kleine gewoontes van Paterson komen zo ook in de gedichten voor: ‘I knock off work, / have a beer / at the bar. I look down at the glass / and feel glad.’  Dat is alles. Patersons leven, hoe klein ook, gaat over óns, of misschien wel over alle mensen samen. De kern van Patersons leven wordt gevormd door de veilige cocon van zijn eigen huis en de poëtische laag die hij over de alledaagse werkelijkheid aanbrengt. Die laag wordt letterlijk in beeld gebracht door de gedichten van Paterson in tekst over het beeld te leggen. Zo worden ook wij ons bewust van de schoonheid in het leven van alledag en gaan we verlangen naar de rust die schuilgaat in sleur.
Paterson biedt de kijker ruimte om te reflecteren op het eigen leven en laat zo, om met Godard te spreken, de ziel in het lichaam zien. Hoewel de film op geen enkele manier religieus is, valt de film wel degelijk in een spiritueel kader te plaatsen. In zijn boek Christian Spirituality definieert de Dominicaanse theoloog Richard Woods spiritualiteit als ‘de zichzelf overstijgende kern van alle menselijke personen, en alles wat daar betrekking op heeft, inclusief bovenal de manier waarop die misschien oneindig kneedbare kern in dagelijkse situaties tot uitdrukking komt.’[1] Juist door de sterk ritmische opzet, waarbij elke dag een apart hoofdstuk vormt, wordt de link gelegd met kloosterspiritualiteit waarin ook een sterk ritme en een hoog 'sleurgehalte' zit. Paterson sluit zich echter niet op in een klooster, maar rijdt met zijn bus door de stad terwijl hij tegelijkertijd luistert naar de gesprekken van zijn passagiers en alle ogenschijnlijk onbelangrijke details in zich opneemt. Het zijn kleine, willekeurige gesprekken van steeds weer andere mensen, maar juist daardoor voel je als kijker dat 'de zichzelf overstijgende kern van alle menselijke personen' aanwezig is.
Jarmusch zelf zou het waarschijnlijk geen spiritualiteit noemen, maar hij maakte Paterson wel bewust als een ode aan schoonheid en kleine details. In zekere zin is de film daarmee exemplarisch voor wat we wel 'horizontale' spiritualiteit noemen: seculiere religie die te vinden is in kunst, literatuur en cinema. Jarmusch geeft in het 'director's statement' aan dat hij bewust een tegenwicht wilde bieden aan de grote, dramatische verhalen die we vaak in Hollywood zien. ‘Paterson is bedoeld als een ode aan de poëzie van details, variaties en dagelijkse interacties en een soort tegengif voor de donkere, erg dramatische of actie-georiënteerde cinema. Het is een film die je gewoon moet toestaan om langs je heen te drijven – zoals beelden die je ziet uit het raam van een stadsbus, die als een mechanische gondel beweegt door een kleine, vergeten stad.’

Paterson is nog in de kleinere filmtheaters te zien en komt binnenkort uit op dvd.

Dr. A.C. van Hell promoveerde op de relatie tussen de toe-eigening van films en de religieuze identiteit bij orthodox-protestantse filmkijkers. Ze is docent aan de CHE en filmrecensent.

  1. Richard Woods (1989), Christian Spirituality. God's Presence Through the Ages, Thomas More Press, p. 9.