Gerechtigheid verhoogt een volk

Over de depaulinisering van recht
Dat het christelijke geloof en juristerij veel met elkaar te maken hebben, blijkt niet alleen uit de feiten dat de twee kernwoorden van de Heilige Schriften ´genade´ en ´recht´ zijn en dat veel groten in het koninkrijk der hemelen - onder wie Luther en Calvijn niet de minste bewijzen zijn - aanvankelijk in de rechten geschoold werden, doch ook uit het feit dat er binnen de C.S.F.R./RRQR al weer enige decennia een juristenkring actief is die jaarlijks gedurende ongeveer vijf van wijs- en gezelligheid bol staande avonden nadenken over alles wat met een combinatie van genoemde twee kernwoorden te maken heeft.

Leefbaarheid

Als de boodschap van het Nieuwe Testament (beter: Aanvulling) in één woord samengevat zou dienen te worden, moge duidelijk zijn dat het begrip ´genade´ hoge ogen gooit. Hetzelfde geldt voor het woord ´recht´ als het om het Oude Testament (beter: Basis) gaat. Het is niet voor niets dat Mozes, als de man van het Oude Testament, en Jezus Christus. als de Man van het Nieuwe Testament, vaak in één adem genoemd worden.

Door het centraal zetten van de rechtvaardiging van de goddeloze (het lijkt wel eens alsof het ganse leven en alles na de schepping draait om de individuele mensenziel…) is de visie op het centrale Schriftuurlijke kernbegrip ´Recht´ vaak verengd tot perspectieven tussen de Heere God en de mensenziel. Paulus (en er is een dreigend gevaar dat wij meer ´Paulinisch´ dan ´christelijk´ gaan denken) is zo aangedaan door het dan nog zeer recente borgtochtelijk lijden van de Heere Jezus en zijn nog recentere eigen rechtvaardigmaking dat hij het woord recht hoofdzakelijk in die kaders gebruikt.

Recht en gerechtigheid hebben in het geheel der Schriften echter een veel bredere lading. Het zijn de kernbegrippen van het Oude Testament, waarin niet de rechtvaardiging van de goddeloze, maar een zo goed als mogelijke aardse samenleving centraal staat. Recht is Gods cadeau aan de mensheid om de samenleving leefbaar te maken.

Steeds weer ontaardt de mensheid in verkeerd gedrag en steeds weer komt God met Zijn recht(snormen) om de mensen te laten zien hoe Hij het bedoeld heeft, waarbij Hij steeds weer en meer van Zijn recht openbaart.

Als Jezus het begrip recht aanduidt, vooral in de disputen met farizeeërs, gebruikt ook Hij het in deze maatschappelijke zin van het woord en niet met de Paulinische bijsmaken. Overigens gebruikt Paulus zelf ´recht´ ook in deze brede zin, wanneer hij het koppelt aan de overheidstaak, maar dat speelt een ondergeschikte rol in zijn brieven.

Meteen na de schepping en nog voor de zondeval en zelfs voordat God Zijn ene op het menselijke geluk gerichte strafrechtregel geeft, komt God met Zijn opdracht aan de mens de aarde te ordenen en te cultiveren en daarmede met de Goddelijke taak regels (= de delen die samengevoegd het recht inhouden) te geven en orde (het belangrijkste doel van het recht) te scheppen. De ordenende taak neemt een aanvang in het geven van namen aan de dieren, waarbij de Heere God benieuwd is hoe Adam die Goddelijke taak volbrengt.

Omdat de mens goed en kwaad wilde leren kennen, overtrad men de ene regel en ontstond de strijd tussen goed en kwaad, tussen recht en onrecht. Wel kwam de belofte dat het goede zou overwinnen; nog niet openbaarde God hoe mensen het beste met elkaar konden gaan samenleven. Dat deed God pas toen Hij, nadat Hij – vanwege het feit dat Hij tot Zijn ontsteltenis zag dat de door Hem en zelfs naar Zijn Beeld geschapen mensen elkaar vermoorden - de mensheid op acht na uitgeroeid had, Noach nieuwe rechtsregels openbaarde om dergelijk wangedrag in te dammen: “Wie bloed vergiet, diens bloed zal door de mens vergoten worden, want Ik heb de mens naar Mijn Beeld gemaakt!”
Het grote onrecht waaraan de verre nazaten van Noach in Egypte leden, is God een gruwel. Het is de reden waarom Hij Mozes roept Zijn volk uit het land van verdrukking en onrecht uit te leiden. Onderweg naar het land van de optimale natuurlijke omstandigheden leert God via Mozes aan Zijn volk hoe de samenleving in het nieuwe land een juridische heilstaat wordt. Deze wetgeving staat bol de appèllerende en adviserende zinsneden “opdat het u welga” en “doe dit en gij zult leven”, waarin de Wetgever laat zien wat Zijn motieven van de rechtsopenbaring zijn.

Vooral in Psalm 72, het lied rondom de machtsoverdracht van David aan zijn zoon Salomo, wordt duidelijk dat de koning de taak heeft via zijn rechtsbetrachting de onderdanen gelukkig te maken. Daarbij wordt de nadruk gelegd op het respect voor de zwakkeren, de weduwe, de wees en de vreemdeling. Als de maatschappij goed bestuurd wordt, zo lijkt David aan te geven, zal God de eer krijgen die Hem toekomt. En niet geloof(sbetrachting) blijkt een volk te verhogen, doch gerechtigheid.
Overigens is het frappant dat Salomo´s wijsheid altijd geprezen wordt, doch dat het volk na zijn dood toch niet langer zo bestuurd wil worden. Bij Salomo´s bestuur lijkt niet altijd het welzijn van de bevolking centraal gestaan te hebben, maar ook de weelde en welvaart van het bestuur(lijk apparaat). Uiteindelijk wordt deze niet-het-welzijn-van-het-volk-centraal-zet-mentaliteit al dan niet direct de oorzaak van de splijtzwam tussen de twee delen van de staat Israël…

De Heere God en de profeten zijn vertoornd als Israël andere afgoden ging dienen, doch de echte geestelijke verontwaardiging was gericht op het toestaan of zelfs promoten van aards onrecht. Vooral Micha maakt het duidelijk dat het in het openbare bestuur en het volksleven gaat om aardse gerechtigheid, recht en ootmoedigheid.

Jezus en Paulus

Hoewel de essentie van Jezus verhaal over Zijn Koninkrijk (en het tot Zijn recht komen van iedereen daarin) gaat en Hij in Zijn zoektocht naar de mens(heid) velen persoonlijk bij Zijn verhaal probeerde te betrekken, laat Hij zijdelings zien dat eerlijkheid en recht en oprechtheid aardse deugden zijn. Hij liet de pijn zien die resulteerde uit het gedrag van de onrechtvaardige rechter. Hij wees op de schijnheiligheid en onoprechtheid van de toenmalige leidslieden.
Benevens het hierboven aangeduide aspect van de persoonlijke rechtvaardigmaking en de door Christus gewrochte en door de Heilige Geest geschonken gerechtigheid des geloofs, heeft Paulus ook een visie op het aardse recht. Ook hij duidt het als een cadeau van God en wijst erop dat degene die het aardse recht schendt, Gods recht en orde schendt. Christenen en de overheid dienen dat te beseffen en hun gebed, respectievelijk taken op rechtsbetrachting (met onder als doel een stil en gerust leven te leiden) te richten. Nadrukkelijk roept hij op zichzelf niet te wreken (dat leidt immers tot niets), omdat God de wraak toekomt. God zal dus wreken en Hij doet dat via Zijn dienaar, de overheid, die in Zijn dienst staat om het kwaad te vervolgen en het goede te belonen. Duidelijk moge zijn dat Paulus niet oproept onrecht maar geduldig te accepteren. Onrecht moet niet door de betrokkene gewroken worden, maar de betrokkene moet zorgen dat de overheid Zijn taak namens God (Wiens orde immers geschonden is) kan vervullen en daarmede het onrecht binnen Gods rechtsorde als het ware rechttrekken.

Wat Jezus al over Pilatus´ bevoegdheid zei, duidt Paulus ook aan: de overheid heeft de zwaardmacht gekregen van God, in Wiens dienst zij staat. Dat het daarbij niet over de Godvruchtige Balkenende maar over de wrede christenvervolgende keizer Nero ging, maakt het alles des te frappanter.

Bij Paulus dient men op te letten als hij zijn lezers oproept zich niet tot de rechter te wenden. Dit mag niet geduid worden als afkeer van de rechtsstaat of Gods rechtsorde. Het lijkt hier nadrukkelijk over privaatrechtelijke discussies van gemeenteleden onderling te gaan. Paulus acht het niet verstandig als leden van een nieuwe godsdienst elkaar voor de rechter gaan betwisten en beschimpen. Men doet Paulus geen recht als men met een beroep op deze gedachten strafrechtelijk wangedrag onder de pet wil houden.

In de Heilige Schriften openbaren God en Zijn dienaren een visie op het aardse recht die het overdenken meer dan waard is. Bij het woord ´recht´ dienen we primair te denken aan de aardse rechtsverhoudingen en te onderzoeken welke consequenties dat voor ons hedendaags handelen heeft.

Theocratie

Zoals in het hierboven betoogde heeft de Paulinische visie op het woord ´recht´ het begrip vaak versmald. Dit heeft ertoe geleid dat van de vele facetten die de rijke theocratiegedachte te bieden heeft, de rechtvaardigmaking van de burgers (en daarmede het tegengaan van godsdienstvrijheid) een verhoudingsgewijs grote rol gekregen heeft. Juist omdat de Heilige Schriften ook zo´n maatschappelijk dimensie hebben en het aardse recht een centrale rol erin vervult, is het toe te juichen dat de meest theocratische partij (de partij die de titel van dit artikel vroeger als verkiezingsslogan gebruikte…), die aanvankelijk vooral vertegenwoordigd werd door (soms hoogbriljante) dominee´s en later door (soms rijk getalenteerde) ingenieurs, tegenwoordig vertegenwoordigd wordt door op de C.S.F.R./RRQR-juristenkring aangescherpte juristen: am. Holdijk en am. Van der Staaij.

Kringgedachten

De kring wordt gemiddeld bezocht door zo´n zes van de ongeveer 15 kringleden. De kring vindt altijd op vrijdagavond plaats, pal tussen de drukke werkweek en de joodse en christelijke rust- en bezinningsdagen. De kring helpt haar leden te bezinnen op alle vragen rondom recht en levensovertuiging. In het verleden heeft dit al veel goeds opgeleverd op de kringavonden en bij de leden persoonlijk. Mede door de bezinning prominent geworden kringleden zijn/waren naast genoemde kamerleden: am. Koos Plooij (ondertussen uitgegroeid tot de bekendste officier van justitie) en am. Jan Steven van der Kolk (president rechtbank Assen). Behalve bij de christelijke geloofsfeiten, geven resultaten in het verleden geen garantie voor de toekomst...