Uw naam is met wijn geschreven

Bijbel, liturgie en dichtkunst in het vroege werk van Willem Barnard/Guillaume van der Graft
Maria Pfirrmann

Drie dissertaties zijn er inmiddels verschenen over zijn werk. Bij alle drie de promoties is hij zelf aanwezig geweest. Dat dat een dichter bij zijn leven overkomt is bijzonder. We hebben het over Willem Barnard [1].

Het eerste proefschrift was van de Vlaming Paul Gillaers, het tweede van de Nederlander André F. Troost en het derde van de Duitse Maria Pfirrmann. Zij eindigt haar boek met de oproep nog meer studie te maken van het werk van Barnard: `Het bredere kerkelijk-liturgisch kader van Barnards poëzie maakt nog veel studie mogelijk en nodig, ook al omdat zijn liturgisch-poëtische arbeid van ongekende invloed is op de lied- en dienstboeken van diverse kerkelijke gemeenschappen in Nederland.'

Pfirrmann promoveerde oktober vorig jaar op dit in het Duits geschreven proefschrift aan de Universiteit van Amsterdam. Zij is een Duitse met veel kennis van het Nederlands, gezien deze alleszins geslaagde luisteroefening naar de dikwijls niet eenvoudige poëzie van Barnard. De Nederlandse vertaling van haar proefschrift is van de Amsterdamse predikant en dichter Sytze de Vries. In deze vertaling zijn overigens alle noten en literatuurverwijzingen uit het origineel weggelaten.

Pfirrmann houdt zich in deze studie eerst en vooral bezig met de interpretatie van een aantal poëtische teksten van Barnard. Daarbij concentreert zij zich op de gedichten uit de vroege fase van Barnard, de jaren in Amsterdam (1954-1959) die voor zijn werk van groot belang zijn geweest.

Er wordt een nadrukkelijk verband aangetoond tussen Barnards liedteksten en zijn overige poëzie. Dat is belangrijk. Want elke keer opnieuw is er de neiging te spreken over de liederen van Willem Barnard en de gedichten van Guillaume van der Graft. Alsof het over hele verschillende zaken gaat. Barnard heeft daar zelf altijd onder geleden. En het zal dan ook niet voor niets zijn geweest dat hij in 1982 zijn Verzamelde Liederen samen met zijn Verzamelde Gedichten onder zijn pseudoniem Guillaume van der Graft heeft gepubliceerd. Volgens Pfirrmann zijn de gedichten en liederen uiteindelijk niet onafhankelijk van elkaar te interpreteren. De gedichten verhelderen het bijzondere karakter van de liederen. De bijzonderheden van de gedichten vinden we terug in de kerkliederen: de oorspronkelijke metaforiek, de muzikaliteit van de taal en de sterke associaties.

Dat in het boek uiteindelijk maar een klein aantal van Barnards teksten besproken worden is helemaal niet erg. De schrijfster heeft de teksten zo gekozen dat ze tezamen toch een representatief beeld geven van het werk van de dichter. En er is alle ruimte voor een intensieve en verhelderende bespreking. Bovendien komen in het verband van deze besprekingen allerlei andere thema’s aan de orde die voor het verstaan van Barnards werk van belang zijn.

Het boek begint met de bespreking van zes gedichten uit de bundel Woorden van brood, drie `Eucharistie-gedichten' en drie `Liederen voor de gedachtenis des Heren'. Zaken als `schepping' en `vleeswording' komen aan de orde, maar bijvoorbeeld ook de houding van Barnard ten opzichte van de traditionele avondmaalscontroverse tussen lutheranen en gereformeerden. Barnard neemt geen stelling, of toch, de houding van de dichter: `Ik zou mij wensen, dat de mensen zich meer zouden overgeven aan de vrome overpeinzing van wat wij door het sacrament ontvangen en minder ruzie maken over de manier waarop dat dan gebeurt...'

In deel II worden allereerst zes liederen, geschreven voor de eredienst geïnterpreteerd: de gezangen 173, 199, 337, 225, 246, 301 uit het Liedboek voor de kerken. Zes motieven staan centraal: stad, zaad, water, naam, adem en vreemdelingschap. Deze motiefwoorden zijn typerend voor Barnards werk. De schrijfster laat dat heel duidelijk zien. De beeldtaal van deze woorden keert telkens weer terug, is bijbels gevoed, en Barnard gaat er uiterst creatief mee om. Door het boek heen wordt Barnard ook in zijn literaire context geplaatst: de Vijftigers, de engelse dichters T.S. Eliot en Charles Williams. Vooral wordt steeds weer beklemtoond hoe groot de verwantschap is tussen Barnard en Martinus Nijhoff. Het werk van Nijhoff heeft Barnard diepgaand beïnvloed, net als overigens de theologie van Miskotte.

Een sleutelwoord in het werk van Barnard is volgens Pfirrmann `lichamelijkheid': in het begrip lichamelijkheid komen bijbelse, liturgische en poëtische facetten van zijn werk samen. De muzikaliteit van de teksten, de eenheid van vorm en inhoud, de intensiteit van klank en ritme, waartoe de afzonderlijke woorden van een gedicht zich samenvoegen, bepalen de lichamelijkheid ervan. Zingen in de ruimte van de kerk bouwt de gemeente als lichaam van Christus. De lichamelijkheid van Barnards poëzie is ook haar bijbels karakter: het dichterlijk woord als scheppingswoord; de poëtisch sprekende mens als Adam, die de wereld bij de naam noemt; woorden van God gegeven; woorden zijn als brood, de naam van God is als wijn: `Uw naam is met wijn geschreven' (de titel, slotregel van het gedicht `Eucharistie/1').

Het boek van Pfirrmann verschaft je toegang tot het werk van Barnard. Dat is een verdienste. Het opent je de ogen voor de rijkdom van zijn gedichten en kerkliederen. Eigenlijk is het jammer dat de rijkdom van zijn liederen door velen nooit wordt opgediept. Ze kennen Barnard als één van de dichters van het Liedboek, en wel een moeilijke. Zo worden zijn teksten immers dikwijls ervaren (en terecht).

Het is wellicht een goede gedachte in de gemeente zo nu en dan avonden te organiseren rondom liedteksten. Met een groep mensen grondig luisteren naar een aantal van die teksten die we zo vaak gedachteloos meezingen in de kerk. Het boek van Pfirrmann kan daarbij goede diensten bewijzen.

Overigens moet me nog wel van het hart dat het boek ronduit slordig is uitgegeven, alsof men vergeten is de drukproeven ter correctie door te nemen. Er zitten ongelofelijk veel druk– en andere fouten in dit boek. Dat is jammer, zeker als het een boek betreft over een dichter die zo zorgvuldig met de taal omgaat.

  1. Uitg. Boekencentrum i.s.m. boekmakerij Gert Jan Buitink, Zoetermeer Brasschaat 1999, 288 blz., f39,50.