Van de Beeks oordeel over de klassiek gereformeerde theologie

Om gelijk met de deur in huis te vallen: ik heb ik er behoefte aan om te reageren op wat er gezegd is op het reünistencongres van de RRQR (oud-C.S.F.R.’ers) op 28 november jongstleden in Ede.

Mijn eerste inspiratie om deze reactie te geven lag in een artikel van Prof. A. van de Beek, ook in Wapenveld [1]. ‘Een eeuw theologie’ ging hij in vogelvlucht, maar wel kernachtig samengevat, na. Er blijkt in de afgelopen eeuw heel wat theologisch gebeurd te zijn. K. Barth wordt natuurlijk genoemd (‘de eeuw van Barth’), maar ook de rooms-katholieke theologie, Bultmann en de opmars van de evangelicalen. En dan ten slotte de, wat hij noemt, klassiek gereformeerde theologie, zeg maar de gereformeerde orthodoxie. Van de laatste weet Van de Beek echter niets nieuws te melden. Kuyper is de laatste vernieuwer geweest, maar dat is al grijs verleden, helemaal voorbij. Verder hebben gereformeerde theologen zich beperkt tot het onderzoek naar hun eigen wortels. Graven dus in het verleden, maar geen nieuwe en toch gereformeerde boodschap voor het heden.

Ik moet zeggen, dat ik me wel even in mijn theologisch hemd gezet voelde, toen ik dat las. Je moet maar veertig jaar met de gereformeerde theologie bezig geweest zijn en deze beoordeling krijgen. Ik was daar echt niet blij mee. Maar terugziende op mijn eigen loopbaan en ook op die van anderen, moet ik het Van de Beek wel toestemmen. Hij heeft gewoon gelijk.

Toch bleef het mij bezighouden. Ik moest terugdenken aan mijn boekje Gereformeerden op zoek naar God, waarin ik probeerde de situatie onder de gereformeerden te schetsen en te analyseren, maar toen het erop aan kwam om een weg uit de impasse, die ons verder zou kunnen brengen, aan te geven, stond de wagen stil. Ik sprak over mijn verlegenheid. Ik kon die weg niet wijzen, want ik wist niet, hoe het verder moest.

Anderen hebben dat haarscherp gesignaleerd en terecht bekritiseerd. Maar aanzetten, hoe het dan wel zou kunnen, kreeg ik niet te horen, althans niet in eigen orthodox gereformeerde kring. Mijn probleem bleek dus ook hun probleem te zijn.

Hoe komt dat toch? Dat is de vraag, die mij vooral sinds Van de Beeks artikel heeft beziggehouden.

RRQR-congres

Vandaar dat ik verrast was, toen ik later vernam waarover het op het reünistencongres van de RRQR zou gaan: de vitaliteit van de gereformeerde orthodoxie. En nog meer verrast was ik, toen ik las, dat Van de Beek daar het woord zou voeren, en daar zou gaan vertellen, hoe het wel verder zou kunnen en moeten gaan. Het zou een woord zijn, gericht aan de Gereformeerde Bond, maar die stond natuurlijk model voor alles wat orthodox gereformeerd wil zijn.

Heel benieuwd was ik dus naar wat we te horen zouden krijgen. Ik moet zeggen: het was heel boeiend, wat Van de Beek zei en wat Plaisier zei niet minder. Maar ik heb natuurlijk geluisterd vanuit mijn probleem: zullen deze mensen ons nu vertellen, hoe het inderdaad met de gereformeerde orthodoxie verder kan, in deze en volgende eeuw?

Helaas heb ik moeten constateren, dat ik op die vraag geen antwoord heb gekregen. Wat van de Beek zei, heb ik in het Nederlands Dagblad nog eens zorgvuldig nagelezen. Mij bleek toen dat hij helemaal niets nieuws had gezegd. Gewoon de klassieke noties uit de gereformeerde theologie en traditie werden herhaald. Een beetje uitdagend van toon en vanuit de veronderstelling, dat ze momenteel wat ondergesneeuwd zijn onder uitwendigheden, maar dat te constateren is ook niet nieuw. Wat Van de Beek beklemtoonde, waarheid moet ervaren waarheid zijn, kunnen wij in de Nadere Reformatie ook al vinden, en ook in de eeuwen daarna, tot op vandaag toe.

Het enige, echt nieuwe was misschien, dat hij het kritisch Schrift-onderzoek aanbeval en verder zijn accent op het mens-geworden zijn van God in Christus. Bij dat laatste hoorde ik even zijn boek over de christologie doorklinken.

Is er iets nieuws onder de gereformeerde zon?

Mijn reactie hierop was tweeledig. In de eerste plaats dacht ik: ook Van de Beek weet niet, hoe het verder moet. Ook hij doet mee aan het herhalen van zetten. Mijn tweede reactie was: en àls hij iets aanreikt, dat op werkelijk iets nieuws wijst, althans binnen de gereformeerde orthodoxie, dan is dat niet (meer) orthodox-gereformeerd. Ik denk dan aan de genoemde twee aspecten: het kritisch Schriftonderzoek en de radicale doordenking van de menswording van God.

Het kost mij niet veel moeite om dit te bewijzen. Bij het eerste, het toelaten van het kritisch Schriftonderzoek, denk ik aan dr. Bert Loonstra. Hij heeft als eerste in orthodox-gereformeerde kring dit serieus en inhoudelijk geprobeerd. En we weten hoe het hem vergaan is. Door de orthodox-gereformeerden afgeschreven!

Bij het tweede, een nieuwe impuls brengen in de christologie, denk ik aan Van de Beek zelf. Hoe is het hem vergaan op de onlangs gehouden contio van gereformeerde bondspredikanten? Daar is het woord ‘ketters’ gevallen. Dit is niet meer gereformeerd. Dit is zelfs levensbedreigend voor gereformeerden [2].

Mijn conclusie is dus: er wordt naar Van de Beek instemmend geluisterd, zolang hij wat uitdagend toch helemaal blijft binnen het orthodox gereformeerde. Men vindt dat zelfs mooi, omdat hij ook nog een aantal gekrookte riet-gevoelens erin vertolkt. Maar zodra hij echt iets nieuws gaat zeggen, wordt hij als ongereformeerd in de hoek gezet. De gereformeerde orthodoxie heeft dan geen boodschap meer aan hem.

Plaisiers keus voor de ethischen

Nu heb ik nog niets gezegd over dr. Plaisier. Dat vind ik jammer, want ik vond het een heel goed verhaal, een integere en rake analyse. Maar wel is het zo, dat toen hij ook zover kwam, dat hij een nieuwe weg wilde wijzen, hij bij de ethischen terecht kwam. Dus toch weer terugwijzen naar het verleden. En dan naar een verleden, waarmee de gereformeerde orthodoxie destijds zich reeds uitvoerig heeft geconfronteerd en dat vervolgens heeft afgewezen. Dus toch ook geen echte stap verder in orthodox-gereformeerde richting. Plaisier staat hier overigens model voor meerdere jongere gereformeerde bondstheologen. Zeer bekwame jonge collega’s. Ze willen ook de gereformeerde theologie verder helpen. Want ze beseffen hoezeer dat in onze tijd nodig is. Maar hun verder helpen betekent in feite de gereformeerde orthodoxie terug willen voeren onder de heerschappij van de ethische theologie. Dat kan op zich misschien heel vruchtbaar zijn, maar de eerlijkheid gebiedt te zeggen: als dat gebeurt, is de gereformeerde orthodoxie niet orthodox meer. Daarom vinden onze jonge collega’s al of niet bedekt juist van die kant weerstand op hun weg. Want de orthodox-gereformeerden laten zich niet zo gemakkelijk verschalken.

Kan gereformeerde orthodoxie meegaan met de tijd?

Nu kom ik tot de moraal van mijn verhaal. Ik grijp dan nog weer terug op het artikel van Van de Beek in Wapenveld. Het model dat hij daarin hanteert is dat van ontwikkeling, voortgang in de theologie. Waar is die in deze eeuw te zien? Overal, behalve in de klassiek gereformeerde theologie. Daar staat de theologie al een eeuw of nog langer stil.

Mijn vraag is nu: kan dat wel anders? Is gereformeerde orthodoxie nog wel gereformeerde orthodoxie, wanneer zij zich ontwikkelt en werkelijk nieuwe elementen opneemt? Ik ben geneigd te antwoorden: dat is inderdaad niet mogelijk. En de belangrijkste oorzaak daarvan is, dat de gereformeerde orthodoxie een afgerond systeem laat zien, waarin werkelijke ontwikkeling, met ontvankelijkheid voor nieuwe visies en leringen, is uitgesloten. Dat wel toelaten zou in strijd zijn met het wezen van deze orthodoxie.

In het kort werk ik dit uit in een aantal punten.

a. Als eerste noem ik de belijdenis. Gereformeerde orthodoxie staat gelijk met: Schrift en belijdenis. Elke poging tot vernieuwing wordt direct de kop ingedrukt met het argument: dit is niet naar Schrift en belijdenis.

b. Inhoudelijk betekent dit, dat de Schrift verstaan wordt in het licht van wat de belijdenisgeschriften aangeven. Dat wil zeggen, dat niet de Schrift zelf maar de belijdenis-interpretatie van de Schrift als norm wordt aangelegd.

c. De belijdenisgeschriften zijn echter neerslag van de in die tijd in de kerk gangbare en door haar gesanctioneerde theologie. Dat geldt zowel van de klassieke als van de gereformeerde belijdenissen. Deze theologieën waren echter weer neerslag van systematisch doordachte, theologische systemen, die primair vrucht van Schriftverstaan waren, maar tegelijkertijd beïnvloed door het denken van de tijd, waarin zij zijn ontstaan.

d. Het Schriftgehalte van deze theologische systemen maakt de blijvend actuele en gezaghebbende kern uit. De tijdgebonden verwerking ervan bewees in hun ontstaanstijd haar kracht maar verloor naarmate de tijd en dus ook de ontwikkeling in het denken voortschreed haar vitaliteit.

e. Doordat de belijdenissen neerslag zijn zowel van Schriftinhoud als van tijdgerichte verwerking daarvan, zien wij in de voortgang van de tijd zowel het blijvend gezaghebbende als het beperkte tijdgebonden zijn van de belijdenis steeds duidelijker aan het licht komen. Vooral in tijden van cultuurwenteling zoals wij die nu beleven.

f. Wanneer niettemin ook nu nog de gereformeerde orthodoxie uitgaat van het elke theologische bezinning normerende adagium ‘Schrift en belijdenis’ betekent dit, dat zij zowel het Schriftgehalte als de tijdgebonden verwerking daarvan een gelijk en blijvend gezag toekent.

g. Het gevolg daarvan is, dat in de orthodox-gereformeerde theologie niet alleen geen principiële vernieuwing kan plaatsvinden, maar dat ook, naar mate de tijdsafstand van toen en nu groter wordt, de vitaliteit gaat afnemen. Want de blijvend gezaghebbende kernen ervan worden wel gezien en erkend, maar de tijdgebonden, typisch orthodox-gereformeerde verwerking ervan, gaat al maar meer aan actualiteit en relevantie inboeten. Gereformeerde theologie is gedoemd tot onveranderlijkheid en raakt daardoor steeds meer buiten beeld.

Wat valt eraan te doen?

Blijft nu nog de vraag: kan en moet daaraan wat gedaan worden? De orthodoxe twijfel blijft ook in mij leven: moet er wel zonodig wat worden gedaan? Is er wel noodzaak tot ontwikkeling, tot een verder komen, gericht op deze nieuwe tijd? Soms twijfel ik, maar ik denk, dat dat toch moet.

Maar kan het ook? Tot nu toe heb ik altijd gezegd: het moet kunnen, maar zelf weet ik niet, hoe. Nu denk ik een ander antwoord te kunnen geven. Wat ik nu ga zeggen, lijkt heel simpel. Maar het is het niet. Ik heb alleen geen ruimte om het nader uit te werken. Mijn antwoord is: door het hele orthodoxe erfgoed heen (let wel: er niet om heen maar er door heen: een grondig, moeizaam dus langzaam, existentieel proces!) terugkruipen naar het eerste (gereformeerde) begin: sola Scriptura. Sola scriptura. Zonder de toevoeging ‘belijdenis’ dus. Ook zonder directe of indirecte invloed van orthodox-gereformeerde theologie, hetgeen niet eenvoudig is maar door een diepgaand reinigingsproces kan worden verkregen.

Alleen de Schrift dus. Maagdelijk zou ik bijna zeggen. De Schrift lezen zoals ze is. Wel heel deskundig en alert en in het ontwijfelbare geloof. Maar toch de Schrift lezen zoals ze is. En dan met dit Sola staan in deze tijd. Loonstra noemt dat contextuele hermeneutiek [3]. Mij dunkt, zal dat een schok veroorzaken voor tot nu toe orthodox-gereformeerde theologen en gemeenten. Als zij zich tenminste nog kunnen laten schokken.

Nogmaals: het klinkt simpel. Maar het is het niet. Het heeft meer weg van een ‘tweede naïviteit’ (B. Rootmensen). In feite zal het zijn het wonder van de Geest, die ons vrijmaakt van elke ook theologische gebondenheid en ons horig doet zijn aan Gods eigen Woord en ons zo, naar Christus’ belofte, in de volle waarheid leidt.

  1. Wapenveld 49/3, juni 1999.
  2. Zie ook De Waarheidsvriend van 27 jan. j.l.
  3. Vgl. Kontekstueel 13/5, juni 1999.