In de ban van de nieuwe economie. Trends en hun grens

In de ban van de economie; dat wil zeggen dat er een betoverende invloed uitgaat van de economie. De mogelijkheden die de economie - we spreken zelfs over de nieuwe economie - ons biedt. Het ongekende en het grenzeloze ervan. We raken onder de indruk. En ook enthousiast als we merken dat ook wij van die ongekende mogelijkheden gebruik kunnen maken. Als consument. Als werknemer. Als producent.
En als gelovige? Als gelovige hebben we enige reserve. Vooral als het gaat om de betovering. In de ban van ... ja, wie moet niet denken aan de trilogie van Tolkien In de ban van de ring. De ring, afkomstig van de oermachten, beslist over heil en verderf. Zolang hij in het bezit is van een daar niets van afwetend monster, heerst er rust. Maar als die ring in de handen komt van de oude hobbit Bilbo, ontwaken de boze geesten en ontstaat de strijd tussen goed en kwaad. En in de loop van het boek raken ook zij, die de taak hebben om de ring uit handen te houden van de kwade machten, onder de invloed daarvan en de macht die het geeft... Gelukkig, de ring werd vernietigd.
Maar wat verstaan we eigenlijk onder Nieuwe Economie? Wat is er aan de hand met de economie, dat we zijn gaan spreken van een nieuwe economie? Daar zullen we eerst bij stil staan. Welke trends zijn gaande en hoe houden ze verband met elkaar? Vervolgens komt de vraag aan de orde hoe we deze ontwikkelingen moeten waarderen. En tot slot: kunnen wij ook grenzen stellen aan deze trends?

Trends in de economie

A De Nieuwe Economie

De nieuwe economie gaat over fundamentele veranderingen in de economie. Centraal daarin staat de informatie- en communicatietechnologie, of kortweg, de ICT. ICT vormt een doorbraaktechnologie [1]. Het kent een grote variëteit aan toepassingen en heeft een groot bereik. Het is vooral door de opkomst van internet en het proces van organisatorische aanpassingen dat wij ons bewust zijn van het nieuwe van de ICT.
ICT wordt ook wel ‘nieuwe economie’ genoemd, omdat nieuwe economische wetten zouden gaan gelden vanwege de schaalvergroting waartoe ICT leidt.
Allereerst zijn producten door ICT tegen lage kosten te kopiëren. Wanneer iemand informatie op internet ter beschikking stelt, kan iedereen daar gebruik van maken [2]. De kosten voor het winnen van informatie op internet zijn verwaarloosbaar. Bovendien zal onder invloed van sterke concurrentie de prijs van informatie sterk dalen. Voor bedrijven wordt het wel moeilijk om de kosten van de investering goed te maken. De grootte van de omzet wordt dan cruciaal: verkoopt het bedrijf aan miljoenen, dan maakt het superwinst; verkoopt het aan enkele duizenden, dan maakt het superverlies. Alleen de grote bedrijven blijven dus over. Dit leidt tot een winner-take-all economie.
(Producenten kunnen hun geringe marges verkrijgen door aan hun internet-product reclame te koppelen. Naast schaalvergroting heeft dit ook tot gevolg dat het product dat aangeboden wordt de grote massa moet aanspreken. De kwaliteit wordt dan niet meer afgestemd op de behoeften van de specifiek geïnteresseerden en het nut dat het goed geeft. Dus zal het aandeel van hoge kwaliteitsgoederen dalen [3]. Een voorbeeld is de Encyclopaedia Britannica (EB). In 1990 had deze een omzet van 1,3 miljard gulden. Binnen 3 jaar kelderde deze omzet met 80%. Reden: Microsoft nam een kwalitatief matige encyclopedie over en bood deze gratis aan in combinatie met Windows 95. Nu is EB gratis aanklikbaar op internet en steunt het volledig op de advertentie-inkomsten van de EB webpagina.)
Een tweede reden voor monopolievorming is het gebrek aan transparantie. De koper weet veelal niet precies wat hij koopt. Software leer je pas na verloop van tijd kennen. De kosten om op een ander softwareprogramma over te gaan zijn vaak hoog. De producent van software is daardoor in staat om de klant op allerlei manieren aan zich te binden. Een voorbeeld is Microsoft.
Een derde reden voor schaalvergroting is dat de kosten voor het vergelijken van producten door consumenten afnemen. Met internet kan de consument het goedkoopste product zoeken. Het gevaar is wel dat de servicebereidheid kleiner wordt. Kleinschalige winkels worden vervangen door grootschalige ketens. Denk aan Amazon. Daarmee verdwijnt ook het menselijk contact in de handel.

B Globalisering

ICT gaat gepaard met globalisering. Globalisering is het proces waarbij de structuur van de economische markten, de technologische ontwikkelingen en de communicatiestructuren steeds meer internationaal van aard worden. Onderliggende oorzaken zijn gelegen in de liberalisatie van markten, toegenomen mobiliteit en financieel kapitaal en technologische ontwikkelingen, waaronder ICT. ICT verlaagt immers de kosten voor het uitwisselen van informatie. Ook de gesignaleerde trend van schaalvergroting werkt internationalisering in de hand, doordat dit bedrijven motiveert om strategische allianties aan te gaan met buitenlandse ondernemingen met het oog op productontwikkeling, productie en marketing.
Het proces van globalisering doorliep na de Tweede Wereldoorlog verschillende fasen. In de jaren ’50 en ’60 vormden de verlaging van de importtarieven een stimulans voor de wereldhandel. De jaren ’70 kenden een forse groei van de buitenlandse investeringen van ondernemingen. Alleen Afrika heeft nog weinig buitenlandse investeringen mogen begroeten en blijft voor een groot deel afhankelijk van ontwikkelingshulp die sinds 1990 met 15 procent is afgenomen [4]. In de jaren ’80 werd de globalisering gestimuleerd door technologische samenwerking middels internationale overeenkomsten tussen bedrijven. Voorbeelden zijn de auto-industrie, vliegtuigbouw, telecommunicatie en computers.

C Economisering

Een derde trend betreft de economisering van de samenleving. Economisering betekent dat de handelingen die mensen verrichten om in hun behoeften te voorzien steeds meer via markten en contracten verlopen [5]. Volgens Tieleman kan men globaal drie mechanismen onderscheiden waarmee het economisch handelen van het ene individu wordt afgestemd op dat van het andere en op het grote geheel [6]. Het eerste is handelen gebaseerd op normen zonder dat er een onmiddellijke tegenprestatie tegenover staat. Mensen doen allerlei werk voor elkaar, zonder dat daarvoor betaald wordt. Tieleman noemt dit wederkerigheid, maar dat suggereert mijns inziens nog teveel dat er gelijkheid moet zijn in prestatie en tegenprestatie. Het tweede is planning of verdeling door een centrale instantie zoals de overheid. Het derde is ruil of handel, meestal via de markt. Tegenover elke prestatie staat dan een duidelijke tegenprestatie in geld of natura. Bij economisering neemt het belang van ruil en handel toe ten koste van de eerste twee mechanismen.
De belangrijkste motieven voor economisering zijn dat het marktmechanisme het meest efficiënte coördinatiemechanisme is om economische groei te genereren en dat het de individuele vrijheid bevordert. Op een anonieme markt hoeft niemand zich te bekommeren om een ander, als hij zich maar aan de spelregels van de markt houdt.
De economisering van de samenleving is op allerlei manieren merkbaar. Denk alleen maar aan de toegenomen participatiegraad van vrouwen. Deze is in de periode van 1970 tot nu gestegen van ruim 30 naar 59 procent. In combinatie met de uitbreiding van de betaalde kinderopvang betekent deze toegenomen participatie op de formele arbeidsmarkt, dat een deel van de zorg is overgeheveld van het domein van de onbetaalde economie naar de betaalde economie. Een voorbeeld van een overheveling van verdeling naar markt als coördinatiemechanisme is het omroepstelsel, waarbij het publieke stelsel dat gebaseerd is op collectieve middelen vervangen is door commerciële zenders.
Zowel ICT als globalisering kunnen economisering bevorderen. Doordat de grenzen vervagen, is het moeilijker de belastingdruk in Nederland af te laten wijken van die in het buitenland. De vergrijzing in Nederland kan niet betaald worden door een hogere belasting- en premiedruk. Dit vergt een verschuiving van onbetaalde naar betaalde arbeid. We kunnen ons de luxe van onbetaalde arbeid niet meer veroorloven.
Een andere reden voor economisering is gelegen in een verschuiving van waardepatronen. Sociologisch onderzoek indiceert dat in vergelijking met de jaren ’60 er een verschuiving van idealistische en familiale waarde-oriëntaties in de richting van meer materiële en individualistische waarde-oriëntaties heeft plaats gevonden [7]. Als ons waardepatroon meer materialistisch is, zal de efficiëntie van de markt ons meer aanspreken dan de mogelijkheden voor herverdeling via de overheid of het hogere ideële karakter van het onbetaalde circuit.

Waardering

Hoe moeten wij deze ontwikkelingen nu waarderen? Om deze vraag te kunnen beantwoorden, dienen we eerst na te gaan welke criteria we daarvoor hanteren. Daarvoor zijn verschillende mogelijkheden, maar ik beperk mij tot de volgende zes: consumptie, vrije tijd, rechtvaardigheid, duurzaamheid en de kwaliteit van het persoonlijk en van het geestelijk leven.

A Consumptie

Het eerste criterium is misschien een beetje plat. Goudzwaard en Noordegraaf [8] noemen tal van criteria die zij ontlenen aan het sociaal ethisch denken in de internationale oecumene, maar consumptie - het criterium van economen - zit er niet bij. Luxe, het gemak dat de mens dient, daar hebben wij als gelovigen toch een beetje moeite mee. Terwijl het voor veel mensen en ook voor onszelf zo’n belangrijke drijfveer is. Scheppen we niet een te grote afstand tussen onze moraal en onze behoeften, als we dit criterium buiten beschouwing laten?
Nemen we nu consumptie als criterium, dan valt het oordeel positief uit. De productiviteitsgroei waaraan de ICT een nieuwe impuls geeft, verhoogt de kwaliteit van producten zonder dat de kostprijs omhoog gaat. In sommige gevallen zien we zelfs duidelijke prijsdalingen. Kijk alleen maar naar de PC: wacht je een half jaar met de aanschaf van een bepaald type, dan is deze alweer 25 procent goedkoper geworden. En internet en e-mail bieden enorme mogelijkheden voor informatie-uitwisseling. In no time stuur je een artikel of foto naar de overkant van de wereld. En wil je een weekje erop uit, dan kijk je even op internet voor goede wandelmogelijkheden of een goedkoop hotel. Kortom, onze consumptieve mogelijkheden nemen toe. Ook de globalisering biedt de consument veel voordelen door verruiming van het productassortiment en de gunstigere prijs. En door de economisering is bovendien de koopkracht van de consument groter.

B Vrije tijd

Wat betreft vrije tijd is het oordeel minder eenduidig. Veel mensen ervaren dat de werkdruk toeneemt. Dat is toch paradoxaal. Ondanks de enorme productiviteitsgroei krijgen we het alleen maar drukker, tenminste dat is ons gevoel. Natuurlijk, we moeten het verleden niet idealiseren. Vergelijken we met tweehonderd jaar geleden, dan is niet alleen onze consumptie toegenomen (met een factor 15), maar ook onze vrije tijd. Maar toch is het een feit dat de reductie in werktijd in de laatste decennia in geen verhouding staat tot de groei in productie. In de VS is het aantal gewerkte uren per persoon zelfs gestegen na 1970 en dat in toenemende mate [9].
Daar zijn verschillende verklaringen voor. Allereerst zijn werkgevers in het algemeen terughoudend in het verminderen van de arbeidstijd, omdat dit vaak extra kosten geeft en de beschikbaarheid vermindert. Bovendien stellen de toenemende concurrentie en technologische veranderingen vaak hoge eisen aan de werknemer. Een derde reden waarom de spiraal van werken en consumptie zich in stand houdt, is dat de consument ook zijn eigen eisen opschroeft. Wat eerst bevrediging gaf, geeft geen bevrediging meer als nieuwe en betere producten op de markt verschijnen, of als anderen zich meer kunnen veroorloven. De waardering van onze consumptie is namelijk grotendeels relatief ten opzichte van wat anderen hebben. De snellere verspreiding van informatie die ICT op wereldschaal mogelijk maakt, versterkt bovendien dit proces van consumptie-navolging. Het geld dat mensen denken nodig te hebben om alle dromen te kunnen verwezenlijken, is in Amerika in een paar jaar tijd verdubbeld [10]. Een vierde simpele reden is dat de groeiende koopkracht van consumenten sommige producten erg schaars maakt en daardoor erg duur. Denk aan huizen: mensen die hun huis kopen op basis van twee inkomens kunnen later moeilijk terug. Ook via dit mechanisme gaat van het handelen van anderen een dwingende invloed uit in de richting van meer arbeidsmarktparticipatie en economisering.

C Een rechtvaardige verdeling

De Nieuwe Economie heeft geleid tot nieuwe rijken. De ICT-baron Jim Clark verdiende in 4 jaar tijd 3 miljard dollar [11]. En het vermogen van Bill Gates wordt geschat op 100 miljard dollar (alhoewel dat nu wel wat minder zal zijn). Hoe rechtvaardig is dat nog? Hoe rechtvaardig is het dat de 3 allerrijkste mensen bij elkaar meer vermogen bezitten dan het Bruto Nationaal Product van de 48 armste landen [12]?
Dat hangt er natuurlijk vanaf hoe je rechtvaardigheid definieert. Iemand als de filosoof Robert Nozick definieert rechtvaardigheid langs procedurele lijnen. Een bezit is rechtvaardig als het op rechtmatige wijze is verkregen, zonder dat inbreuk is gemaakt op de eigendomsrechten van anderen [13]. Als veel mensen in alle vrijheid een hoge prijs voor het aandeel Microsoft willen betalen, dan verwerft Bill Gates zijn rijkdom toch op een rechtmatige wijze?
Als christen vind ik een dergelijke procedurele opvatting over rechtvaardigheid echter te mager. We zullen ook naar de uitkomsten van het economisch proces moeten kijken en naar de behoeften van mensen. Ik voel wat dat betreft meer voor de egalitaire benadering van John Rawls, die stelt dat economische ongelijkheid zo moet worden vormgegeven dat de minst bedeelde het meest profiteert en er gelijke kansen zijn [14]. In het licht van dat criterium lijken de trends van ICT, globalisering en economisering geen positieve bijdrage te gaan leveren. Internationaal niet, omdat ICT en globalisering goeddeels voorbijgaan aan Afrika, waar de meeste armoede voorkomt. Het zal de trend van groeiende inkomensongelijkheid tussen landen, vrees ik, niet ombuigen. In de afgelopen tweehonderd jaar die de industrialisatie kent, is de koopkracht in sommige Afrikaanse landen nauwelijks toegenomen. In 1993 was het gemiddeld reëel inkomen per hoofd in het rijkste land, zeg Zwitserland, en het armste land, Ethiopië, 56:1 [15]. Tweehonderdvijftig jaar geleden was die kloof waarschijnlijk 5:1 [16]. Wat zal de toekomst brengen?
Maar ook nationaal zullen ICT, globalisering en economisering de inkomensongelijkheid niet verminderen. Veeleer zal ICT nieuwe kloven scheppen tussen de ‘info haves’ en de ‘info have nots’. Onderzoek wijst erop dat ICT tot hogere productiviteit leidt indien dit gepaard gaat met een groter aandeel hoger opgeleiden [17]. Beide zijn complementair. Lager opgeleiden vallen dus buiten de boot. Ook globalisering heeft als resultaat dat de inkomensongelijkheid toeneemt, omdat met name ongeschoolden hierdoor uit de markt worden geprijsd. Hetzelfde geldt voor economisering. Meer markt in plaats van overheid beperkt de mogelijkheid van herverdeling.

D Duurzaamheid

Wat zullen de gevolgen zijn van ICT, globalisering en economisering voor de draagkracht van de natuur?
Een eerste constatering is dat de economische groei van de laatste tweehonderd jaar het milieu heeft belast. De concentratie kooldioxide is tussen het jaar 1000 en 1800 stabiel geweest, maar daarna met 30 procent gestegen en dat steeds sneller [18]. Aan de andere kant weten we dat een gebrek aan economische groei ook belastend kan zijn voor het milieu. Kijk maar naar het Oostblok. Economische groei is in zekere zin dus ook een noodzakelijke voorwaarde voor een goed milieubeleid. Maar het is geen voldoende voorwaarde.
Wat draagt ICT nu bij aan het milieu? Potentieel kan ICT een positieve rol spelen. Door de informatietechnologie zijn we in staat om efficiënter om te gaan met energie in het productieproces en in ons consumptiepatroon. Ook gaat ICT gepaard met een zekere dematerialisering van de handel, omdat het juist een medium is dat vraagverschuiving van materiële goederen naar immateriële goederen genereert. Bijvoorbeeld bij fotografie: foto’s worden van internet gehaald, waardoor er geen chemicaliën meer nodig zijn om de foto’s te ontwikkelen. Tegenover deze milieubesparende effecten staan ook potentiële negatieve effecten. Vooral waar ICT een verdere globalisering in de hand werkt en daarmee tot een groei van het internationaal vervoer van goederen en mensen leidt.
Globalisering kan ook op een andere manier het streven naar duurzaamheid bemoeilijken. Door de internationalisering van het bedrijfsleven is het steeds moeilijker voor de overheid om milieu-belastend gedrag aan banden te leggen. De armslag van de nationale overheid reikt niet verder dan de nationale grens. Internationale coördinatie is echter moeilijk omdat verschillende landen verschillende culturen kennen en in verschillende fasen van ontwikkeling verkeren [19]. Landen die aan het begin staan van economische ontwikkeling voelen niet voor strenge milieu-eisen, omdat ze zich dat niet kunnen permitteren. Dit biedt internationaal opererende bedrijven de mogelijkheid om overheden tegen elkaar uit te spelen.

E Het persoonlijk leven

Wat betreft het persoonlijke leven zie ik zowel positieve als negatieve aspecten aan ICT. Enerzijds kan het ons leven verrijken, doordat informatie op veel grotere schaal toegankelijk wordt. Ook biedt ICT allerlei nieuwe vormen van creativiteit. Maar die nieuwe vrijheid kan je ook opslorpen en je gevangene maken van je eigen mogelijkheden. Wie op het internet is aangesloten, is ook makkelijker te bereiken. Hoeveel mensen openen ’s avonds nog hun e-mail thuis? Daar gaat een dwingende werking vanuit. ICT vereist dat de gebruiker zelf grenzen stelt. Mensen moeten nog bewuster hun privé-leven afschermen en rustmomenten creëren. Het is de vraag of ze dat kunnen.
Een potentieel schadelijk effect is dat ICT en economisering tot meer individualisme leiden en de kwaliteit van persoonlijke relaties verminderen. Via internet kom je enerzijds gemakkelijker tot contacten. Maar zal je internet-vriend(in) het ook in de gaten hebben als het niet zo goed gaat met je? Zelfs als hij of zij dat wel merkt, zal hij of zij dan ingrijpen en je weer op de goede weg proberen te helpen? Daarvoor zal de afstand veelal toch te groot zijn en de relatie te vrijblijvend. Ook hier geldt: beter een goede buur dan een verre internetvriend.
Ook kan economisering tot een verschraling van contacten leiden, doordat het de houding van ‘voor wat hoort wat’ versterkt. De markt is gebaseerd op het behartigen van je eigen belang. In anonieme markten kunnen we ook minder oog hebben voor de belangen van de ander, want die ander is een som van een oneindig groot aantal personen die via talloze schakels met elkaar verbonden zijn. Echter, naarmate een groter deel van onze interactie met andere mensen via de markt loopt, zullen mensen ook op andere terreinen meer vanuit het eigenbelang denken. We krijgen dan een maatschappij waarin de liefde verkilt.
Aan de andere kant kan marktwerking ook de moraal versterken. Financiële prikkels kunnen mensen ook dwingen om rekening te houden met andere mensen, bijvoorbeeld als het verkopen van je product een goede reputatie vereist. Adam Smith stelde al dat markten de waarden van verantwoordelijkheid, initiatief en arbeidsethos versterken [20].

F Kwaliteit van het geestelijk leven

Tot slot, wat zou het effect zijn op het geestelijk leven? Dat is een lastige vraag, want waar meet je de kwaliteit van het geestelijk leven aan af? Kerkgang? Of het aantal mensen dat gelooft? Of moet je kijken naar wat het geloof concreet uitwerkt in het leven van mensen, hoe sociaal ze zijn? Allemaal vragen die open staan voor discussie.
Kijken we naar ICT en de economisering, dan treft mij het verschil tussen Amerika en Europa. Amerika loopt voorop op ICT-gebied en is in veel sterkere mate vereconomiseerd dan Europa. Maar mensen in de VS zijn ook veel kerkelijker en ontvankelijker voor het geloof. Terwijl in Europa de godsdienst in verval raakte, bloeide ze in Amerika. Bij een recente enquête verklaarden negen van de tien Amerikanen dat ze in God geloofden. En de orthodoxie is goed vertegenwoordigd. Het zijn ook deze groepen, die gebruik maken van de modernste middelen. Maar ja, hoe christelijk is christelijk Amerika? Hoe moeten we deze religiositeit waarderen tegen de achtergrond van de groeiende inkomensongelijkheid in de VS? Heeft de christelijke religie daar nog een matigende invloed op gehad, of is het andersom, dat het christendom in de VS heeft kunnen overleven doordat het zelf vercommercialiseerd is?
De globalisering heeft ook invloed op het geestelijk leven. Contacten met vele andere culturen en godsdiensten maken ons bewuster van de beperktheid van onze eigen geloofstraditie en vereisen een verwerking hiervan in onze geloofsvisie. Maar het biedt ook een versterking van het geloof. Waar wij in Europa en in ons eigen land een neergang in het geloofsleven zien, worden we bemoedigd als we in andere delen van de wereld juist een tegengestelde beweging zien.

Grenzen stellen aan trends

Overzien we het geheel, dan zien we zowel positieve als negatieve kanten van de verschillende trends van ICT, globalisering en economisering. Dat maakt het moeilijk om een oordeel te vellen. Daarvoor is de ICT trouwens ook nog teveel in beweging. Goed en kwaad hebben vele gezichten.
Waarschijnlijk geldt ook voor ICT, globalisering en economisering de economische wet van afnemende meeropbrengsten. ICT, globalisering en marktwerking zijn wel goed, maar moeten niet te dominant zijn. Op een gegeven moment bereiken we een omslagpunt, waarbij een nog snellere ICT-revolutie, nog meer globalisering en een nog sterkere concurrentie ten koste gaan van de kwaliteit van het bestaan. De vraag is natuurlijk: waar zit het omslagpunt, of zijn we daar al aan voorbij? En, in de tweede plaats, zelfs als we denken al voorbij dat omslagpunt te zijn, kunnen we dan terug? Kunnen we grenzen stellen aan deze ontwikkelingen?
Ik denk dat iedereen met mij eens is dat ICT doorgaat. Dat kun je niet tegenhouden. Dus zal ook de globalisering doorgaan en er een tendens zijn naar toenemende economisering. Als we het daarover eens zijn, dan betekent grenzen stellen vooral proberen de negatieve kanten van deze trends beperken en de positieve kansen die erin besloten liggen optimaal aangrijpen.
Voor de overheid betekent dat randvoorwaarden creëren, die zorgen voor eerlijke concurrentie; goed onderwijs, waarbij niet alleen geleerd wordt om ICT te gebruiken, maar ook geleerd wordt om de informatie goed te verwerken en op een verantwoorde manier te gebruiken; het toegankelijk maken van ICT voor brede bevolkingsgroepen in plaats van ernaar te streven dat Nederland internationaal voorop gaat lopen op dit gebied; en, last but not least, te bevorderen dat mensen ook hun rustmomenten kennen. En dat betekent in een interactieve maatschappij vooral ook collectieve rustmomenten, zoals de zondag.
Voor mij als persoon betekent grenzen stellen dat ik mijn leven niet laat overheersen door mijn werk. Dat betekent terughoudend zijn in bereikbaarheid, zodat ik de rust en energie heb om aandacht te geven aan mijn gezin en het kerkelijk leven. Goed het doel voor ogen houden waarvoor ik leef. En dat is niet voor de macro economie, ook niet voor mijn eigen economie, maar als rentmeester mijn gaven gebruiken in het licht van de bedoelingen die God daaraan gegeven heeft. Ik besluit daarom met een vrije weergave van Prediker 12 vers 12: En overigens, mijn zoon, wees gewaarschuwd; er is geen einde aan het bezoeken van veel internetsites en veel e-mails beantwoorden is afmatting voor het lichaam.

* Lezing voor het jubileumcongres van het Gereformeerd Sociaal Economische Verband op 8 april jongstleden in Zwolle.

  1. Centraal Economisch Plan, Centraal Planbureau, 2000.
  2. ‘Infonomie, contouren van een nieuwe discipline’ in: De kwaliteit van kennis en de kwaliteit van de samenleving, L.L.G. Soete, Universiteit Utrecht, 1999.
  3. Speculative micro economics for tomorrow’s economy, J.B. Delong en A.M. Froomkin, 1999,
  4. The World in 2020: Towards a new global age, OECD, 1997, Paris.
  5. Economisering van de samenleving, Th. van de Klundert (red), 1999, Centrum voor Wetenschap en Levensbeschouwing, Katholieke Universiteit Brabant.
  6. In het teken van de economie, H. Tieleman, 1991, AMBO, Baarn.
  7. L. Laeyendecker, ‘De samenhangen nader belicht: solidariteit en loyaliteit’, in: Een gezonde economie? Maatschappelijke dimensies van het economisch handelen, Goudszwaard e.a. (red), Kok, Kampen, 1994, blz. 103-32.
  8. B. Goudzwaard en H. Noordegraaf ‘De worsteling met de markt. Een oecumenische visie’ in: Maatschappelijk verantwoord ondernemen, Noordegraaf en van Workum (red.), Kok, Kampen, 2000, blz. 27-51.
  9. Beyond an economy of work and spend, J.B. Schor, 1997, TUP.
  10. J.B. Schor, a.w.
  11. NRC, 21-1-2000.
  12. NRC, 28-12-1999.
  13. Philosophical Ethics. An Introduction to Moral Philosophy, T.L. Beauchamp, 1991, Mc. Graw-Hill. An Introduction to Business Ethics, G.D. Chryssides en J.H. Kaler, 1993, Chapman en Hall.
  14. Idem (13)
  15. Human Development Report, UNDP, 1996.
  16. Arm en rijk, D.S. Landes, 1998, Het Spectrum.(17) Information technology, workplace organisation and the demand for skilled labor: firm level evidence, T.F. Bresnahan,
  17. E. Brynjolfsson en L.M. Hitt, 1999, NBER Working Paper 7136.
  18. Klimaatverandering. Hoe denkt Shell erover?, Shell Nederland B.V., 1998.(20) Th. van de Klundert, a.w.
  19. Governance in an era of globalization, Paper for the Club of Rome Annual Meeting, R.F.M. Lubbers, november 1999.