De bijbel als levensboek. Levenslang in gesprek

Afbrokkelende tradities

Het was voor mij een schokkende ervaring in een openhartig interview te lezen, dat in het gezin van prof. Kuitert op een gegeven moment het bijbellezen aan tafel was afgeschaft, omdat de kinderen het absoluut niet meer zagen zitten. Even later bedacht ik, dat het in talloze andere gereformeerde en hervormde gezinnen natuurlijk ook zo gegaan was; met dit verschil dat de ouders zelf het daar waarschijnlijk al eerder af lieten weten. Nog weer later begon het me in mijn eigen gezin op te vallen welke andere gevoelens daar het bijbellezen aan tafel losmaakte dan vroeger in mijn ouderlijk huis. Voor ons was de bijbel omgeven met een heilig aureool. Het kwam niet in je hoofd op om kritisch commentaar te leveren op wat je hoorde. Wat daar stond was eenvoudig waar en wanneer het je niet lag, moest je zelf anders gaan liggen. Heel veel passages begreep je natuurlijk niet in de cognitieve zin, maar je had er wel iets mee, omdat het Woord van God was. In het bijbellezen ging het niet alleen om de inhoud, het was ook een ritueel, een heilige handeling, waarin iets van bemiddeling was tussen God en mens. Dit laatste kwam nog veel sterker naar voren, wanneer ik wel eens ergens kwam, waar de mannen hun pet af deden voor het bijbellezen, terwijl daarna een van de mannen op een gedragen, zangerige toon, heel anders dan wanneer hij gewoon praatte, een hoofdstuk begon voor te lezen. Daar waren ze bij ons thuis weer niet zo voor trouwens. Ze waren bang dat dat afdeed aan de echte betekenis van wat er stond. Bovendien moest je gewoon doen en je niet aanstellen, want God hoorde bij gewone mensen in het gewone leven. Enige nuance was er dus ook vroeger in orthodoxe gezinnen wat betreft de omgang met de bijbel. Bij de een lag meer de nadruk op de heilige rite van het lezen uit het heilige boek, bij de ander lag de nadruk meer op wat er letterlijk stond. In beide gevallen echter ging het om het heilig Woord van God, waar je in grote eerbied naar geacht werd te luisteren, zonder tegenspraak.

Vandaag is de traditie van het bijbellezen aan tafel in veel gevallen verdwenen. Waar ze nog wel bestaat, zijn er drie mogelijkheden. Er is nog niet zoveel veranderd vergeleken met vroeger. Dat zal met name het geval zijn in de rechtervleugel van de reformatorische zuil. Het gaat hier om een aparte cultuur, waarvan het heel spannend is of en hoe ze zich zal weten te handhaven. Zal het lukken in een cultuur van inspraak en mondigheid puur te blijven geloven op gezag? Een tweede mogelijkheid is, dat er nog wel uit de bijbel gelezen wordt, maar dat deze traditie op haar laatste benen loopt. Steeds vaker wordt het overgeslagen. Steeds meer gezucht van de kinderen, wanneer het gedeelte langer is dan vijf verzen. Steeds minder motivatie ook bij de ouders, omdat het henzelf eveneens weinig meer zegt. Maar er is ook in verschillende variaties nog een derde mogelijkheid.

Kritische gesprekspartner

Die derde mogelijkheid is dat bijbellezen weer opnieuw als belangwekkend ervaren wordt, maar nu als het voortdurende en steeds weer boeiende gesprek met een kritisch (T)tegenover.

Ik keer even terug naar het voorbeeld van ons eigen gezin. Het commentaar is soms niet van de lucht. Lezen we Romeinen 3, waar Paulus schrijft: ‘Daar is niemand, die verstandig is, daar is niemand, die God zoekt’, dan klinkt het: ‘Wat een somber stuk en sterk overdreven.’ Lezen we 1 Petrus 3: ‘Desgelijks gij vrouwen, weest uw eigen mannen onderdanig’, dan zegt er licht één: ‘Volkomen achterhaald’ en anderen knikken instemmend. Lezen we een gedeelte uit het boek Spreuken, dan kan het zijn, dat iemand zegt: ‘Wat grappig, ik wist niet dat er ook zulke dingen in de bijbel staan.’ Als vader hoor ik dat aan en denk in de eerste plaats: dat zou ik vroeger nooit hebben durven zeggen. Niet alleen zou ik dat niet hebben gedurfd, het zou ook niet in me zijn opgekomen. Ik was me nauwelijks bewust van het feit, dat er een verschil zou kunnen zijn tussen wat ik zelf echt dacht en wat ik volgens de bijbel zou moeten denken. Verder was het een heilige tekst, waar je sowieso geen commentaar op hoorde te geven.

Vervolgens denk ik: het is best wel spannend waar je op den duur uitkomt, wanneer je zo vrij en openhartig met de bijbel omgaat. Gaan langzamerhand de kritische tegenstemmen niet overheersen, zodat de bijbel als een verouderd boek terzijde geschoven gaat worden?

Even later denk ik dan: het is ook mis gegaan met zoveel mensen, die altijd zogenaamd eerbiedig luisterden zonder kritische tegenstemmen. Op zekere dag hielden ze gewoon op met bijbellezen en naar de kerk gaan, omdat ze er achterkwamen, dat deze zaken hen eigenlijk al lange tijd niets meer deden. Misschien is dit kritisch in gesprek zijn met de bijbel wel de manier waarop je het vandaag nog het langst, het eerlijkst en het meest authentiek volhoudt. Wanneer ik vervolgens als theoloog hierover verder denk, stel ik mezelf een aantal vragen. In de eerste plaats: ‘Wat is gezag en wat is, daarvan afgeleid, het gezag van de bijbel?’ In onze cultuur van na de Verlichting is dat geen gezag meer, dat los staat van mondigheid en vrijheid. Mijn kinderen zijn dus in hun reacties op het bijbellezen aan tafel gewoon kinderen van hun tijd. Zij luisteren niet zonder meer naar hun ouders of hun leraren op school. Ze zijn met hen in een kritisch gesprek. Het is toch niet te verwachten, dat ze deze instelling ineens achter zich zouden laten, wanneer het gaat om ‘geloven’. Het zou zelfs slecht zijn, wanneer ze dat zouden doen. Het zou ‘geloven’ een heel aparte plek geven buiten het gewone leven. Dan ineens zou er weer sprake zijn van onmondigheid en dan ineens zou het irrationele de toon aan moeten geven. Daarmee zou een fundamentele kloof gegeven zijn tussen het mens zijn op maandag en dat op zondag, tussen het alledaagse leven en het religieuze leven. Dit zou een slecht uitgangspunt zijn om de bijbel te leren verstaan, waar het religieuze en het alledaagse leven geheel in elkaar verweven zijn. Maar dat niet alleen, het zou er ook voor zorgen, dat de bijbel geen kans zou krijgen zijn kracht te bewijzen in het moderne leven. De bijbel zou immers van meetaf zijn levensruimte hebben op het terrein van de ziel en het gevoel, terwijl het eigenlijke leven zich in onze wereld afspeelt op de terreinen van het verstand, het weten en het handelen. De tweede vraag, die ik mezelf dan stel is deze: zit er in de bijbel zelf niet veel meer de ruimte voor het kritische gesprek dan we in een wereld waarin autoriteiten centraal stonden, altijd dachten?

Persoonlijke ontdekkingstocht

Zoëven had ik het over de moderne cultuur, die ons gewild en ongewild beïnvloedt, ook bij het bijbellezen. We zijn mondiger, kritischer, rationeler geworden. Intussen is er ook sprake van een postmoderne cultuur. Daarin zie ik een gevaar wanneer het gaat om ‘geloven’, namelijk dat aan ‘geloven’ de afdeling van het irrationele wordt toegewezen. Dit gevaar is niet denkbeeldig. Ik zie het steeds om me heen. Hoog opgeleide mensen, rationeel, mondig, kritisch in de uitoefening van hun dagelijks werk, vaak in de wereld van de techniek, gaan ineens irrationeel, onmondig en onkritisch te werk wanneer het om ‘geloven’ gaat. In de week buigen ze zich over de meest ingewikkelde wiskundige formules, ’s zondags luisteren ze met voldoening naar de meest simplistische bijbelstudies en zingen de meest infantiele versjes. Dit gebeuren acht ik een van de grootste bedreigingen van de postmoderne cultuur voor de reikwijdte van het christelijk geloof. Anderzijds biedt de postmoderniteit juist de mogelijkheid tot een andere manier van omgaan met de bijbel, die het misschien voor mensen die onder invloed van de moderniteit bijna afgehaakt waren, weer aantrekkelijk maakt in te stappen. De moderne cultuur was en is immers niet alleen de cultuur van mondigheid en rationaliteit, maar ook van ‘het grote verhaal’. De delen kunnen uitsluitend gezien worden als delen van het grote geheel en het gaat uiteindelijk om dat grote geheel. De moderne cultuur is de cultuur van de grote systemen: socialisme, liberalisme, communisme. Mede onder invloed daarvan komt dan in het christelijk geloof ook steeds meer nadruk te liggen op het systeem, het afgeronde dogmatische systeem in de orthodoxie, de alomvattende levens- en wereldbeschouwing in de meer liberale theologie (Hegel, Troeltsch e.a.). Het postmoderne denken heeft hierin een fundamentele verandering gebracht. Het ‘grote verhaal’ wordt gewantrouwd. De aandacht voor het ‘kleine verhaal’ is daarentegen groot. Tegenover alle grote systemen staat men sceptisch. Het fragmentarische daarentegen, waarin iets oplicht van wat uitgaat boven het alledaagse, kan rekenen op veel belangstelling.

Nu voegen we twee elementen, die we ontdekten in de moderne en in de postmoderne cultuur samen. Uit de moderne cultuur het element van de kritische, ook rationeel bepaalde, mondigheid en uit de postmoderne cultuur de afkeer van het grote verhaal en de interesse voor het fragmentarische. Deze twee elementen bepalen voor een goed deel de habitus waarmee mensen vandaag de bijbel benaderen. Kan de bijbel daar tegen? Mijn antwoord is: ja. De bijbel is namelijk niet in de eerste plaats het ene grote boek, maar bestaat in de eerste plaats uit 66 fragmenten. In die fragmenten gaat het steeds om levensechte ontmoetingen met God en mensen, waarin alles gezegd mag worden, niets achter gehouden behoeft te worden en mensen de kans krijgen op hun eigen manier te ontdekken wie God is.

Wie zelf op ontdekkingstocht wil en grote verhalen van autoriteiten wantrouwt hoeft zich aan de bijbel op voorhand nog niet te stoten. Hij krijgt gelegenheid in te stappen in welk fragment hij maar wil om daar vervolgens zijn eigen authentieke ontdekkingen te doen.

Het verhaal

In onze tijd mogen we opnieuw ontdekken van hoe grote betekenis het is, dat de bijbel voor een zeer groot deel bestaat uit verhalen. In de tijd waarin het grote verhaal centraal stond, werden alle kleine verhalen slechts gezien als middelen om telkens weer op andere wijze dat grote verhaal te vertellen. Het grote verhaal was samengevat in een belijdenisgeschrift, de dogmatiek of enkele passages in de bijbel die als sleutel dienden om alle andere passages te verstaan. Elke stroming in het christendom had zo zijn eigen grote verhaal. In de katholieke stroming draaide het in feite om het sacramentele geheimenis van kerk en ambt, in de reformatorische stroming om het rechte verstaan van zonde en genade, zoals dat met name in Paulus’ brief aan de Romeinen naar voren komt, in de humanistische stroming om de Bergrede. De bijbelse verhalen uit het Oude en Nieuwe Testament dienden in hoofdzaak om het grote verhaal te illustreren. In Jacobs worsteling bij Pniël vond men de rechtvaardiging van de goddeloze terug, in Jozef die brood uitdeelt aan de Egyptenaren het sacramentele geheimenis van de kerk, in Mozes die de geboden geeft een voorloper van Jezus, die mensen opnieuw de zedenwet inscherpte. Zo had iedere stroming haar hermeneutiek vanuit haar eigen grote verhaal. Maar hebben de verhalen niet kun eigen kracht en dynamiek, wanneer we ons daar zo goed mogelijk voor openstellen? Ik bedoel niet, dat we onbevooroordeeld, als een onbeschreven blad papier kunnen lezen. Ik bedoel juist dat wij met ons levensverhaal binnen mogen stappen in de levensverhalen van mensen, die ons in de bijbel getekend worden. Niet als een onbeschreven blad papier, maar juist met al onze vragen, twijfels, vreugden, diepten en oppervlakkigheden, in alle fasen van ons leven weer op een verschillende manier. Steeds zal het verhaal ons dan weer identificatiepunten bieden en steeds zullen we vanuit het subjectieve uitgangspunt van onze eigen existentiële betrokkenheid iets ontdekken van een waarheid, die onze subjectiviteit te boven gaat. Daar namelijk waar het verhaal een ‘tegenover’ voor ons wordt, waarin iets van de grote ‘Tegenover’ van wie al deze verhalen op de een of andere manier getuigen, oplicht.

Dit kan nog wat vaag klinken. Toch is het niet zo vaag als het klinkt, omdat de verhalen zelf doorademd zijn van de kennis van een zeer bijzondere persoonlijke God, anders dan alle vage goden en machten, waar deze verhalen ook van weten, maar die als nietigheden worden ontmaskerd. Bijbellezen wordt weer spannend, wanneer we de kracht van het verhaal als verhaal gaan ontdekken. Het bijzondere van goede verhalen is, dat je al luisterende er zelf in mee gaat doen. Je kunt nooit alleen maar toeschouwer blijven. Dat maakt het ook spannend. Opeens sta je zelf op het kruispunt, waar de hoofdpersoon stond en moet je zelf kiezen. Dit is echter iets heel anders dan iets op gezag van buitenaf geloven. Je vrijheid en mondigheid worden gerespecteerd, maar worden intussen niet heilig verklaard. Het verhaal doet juist een appèl op je vrijheid en mondigheid om de goede beslissing te nemen en niet de verkeerde.

De dialoog

De bijbel is ons niet alleen gegeven in de vorm van verhalen, maar ook van vele dialogen. Hoe vaak zijn mensen niet in gesprek met God? Van Adam en Eva af tot en met Johannes op Patmos. Het gaat in al deze dialogen niet alleen om wat er uiteindelijk staat als boodschap, bijvoorbeeld in Genesis 3 de ‘moederbelofte’ en in de Openbaring aan Johannes ‘de wederkomst van Jezus’. Het gaat ook om de dialoog zelf. Eén van mijn Utrechtse leermeesters, H. Jonker, zei altijd: in de bijbel heeft God het eerste woord en het laatste woord, maar de mens wordt een tussenwoord gegund. Zo zou je het kunnen zeggen, maar het is me nog te mager geformuleerd. God spreekt zijn eerste en laatste woorden niet, zonder effectief geluisterd te hebben naar mensenwoorden. Zelfs naar de broedermoordenaar Kaïn, die zichzelf beklaagt omdat hij voortaan rechteloos zal zijn, luistert God nog zó effectief, dat Hij hem de bescherming van het Kaïnsteken geeft (Gen. 4:13 e.v.). De bijbel geeft ons niet alleen heel veel dialogen weer tussen mensen en God, de hele structuur van de omgang tussen God en mens in de bijbel is dialogisch van aard. Al lezende mogen wij onze eigen dialoog beginnen. Daar worden we door deze dialogische structuur vanzelf toe uitgenodigd. Moderne en postmoderne bijbellezers moeten dus hun vragen en opmerkingen bij de teksten helemaal niet inslikken. Ze mogen ze inbrengen in het gesprek tussen God en mens, dat al tientallen eeuwen aan de gang is. Het gaat niet verkeerd, wanneer wij als bijbellezers onze kritische vragen stellen. Het gaat verkeerd wanneer we met deze vragen weglopen uit de relatie met God, wanneer we vragen stellen die de tekst als een ‘ding’ beschouwen. In elke tekst ligt de uitnodiging tot dialoog met Hem naar wie de teksten verwijzen.

Profeten en Brieven

We hebben het gehad over verhalen, waar we in mogen stappen en over dialogen, die ons tot de dialoog uitnodigen. Maar zijn er ook niet heel andere gedeelten in de bijbel? Gedeelten, die veel massiever overkomen? Hoe vaak klinkt het bij de profeten niet: ‘Zo spreekt de Here’? En wordt ons in de brieven van Paulus en ook in de evangeliën niet een leer verkondigd, die we eenvoudig hebben te gehoorzamen?

Toch is het ook in al deze gevallen niet een kwestie van slikken of stikken. Drie dingen zijn van belang: de context, de existentiële ervaring en de relevantie. Bij de profeten met hun massieve verkondiging spelen de context en de relevantie een grote rol. Tegen welke mensen werd iets gezegd, wat deden ze, hoe leefden ze, welke belangen speelden – politieke, maatschappelijke, sociale – wanneer de profeet wel of niet werd gehoorzaamd? Dit alles moet bedacht worden om te ontdekken, waar de profetische kritiek in onze context zou inzetten. We luisteren dus niet naar de profeten om platgeslagen te worden door hun woorden, maar we worden uitgenodigd tot een kritische doorlichting van eigen leven en samenleven. Hetzelfde geldt van de woorden van Jezus. We worden uitgenodigd de relevantie ervan te ontdekken in onze eigen context. Wat betekent voor ons vandaag, dat Jezus de Weg, de Waarheid en het Leven is? Om welke kwaliteit van leven zou het dan gaan, waar we misschien al lang naar op zoek zijn, doch die we maar niet vinden kunnen?

Bij de Brieven van Paulus is van belang telkens te vragen welke existentiële ervaring er achter de soms moeilijke dogmatische formuleringen ligt. Dan wordt ook het lezen van de Brieven een spannend avontuur. Om een voorbeeld te noemen: waarom wond Paulus zich nu zo verschrikkelijk op over mensen, die de besnijdenis verplicht wilden stellen? Wat moeten wij met al die moeilijke discussies hierover in de Galatenbrief? Het wordt spannend, wanneer we ontdekken, dat het ging om een existentiële ervaring bij Paulus, dat God mensen in zijn liefde wil aanvaarden zonder enig onderscheid en dat wij deze liefde van God elke keer weer geneigd zijn van een vraagteken te voorzien door onszelf en anderen aan voorwaarden te onderwerpen. Het gaat niet om dogma’s die we moeten geloven, het gaat om ervaringen waarin we mogen delen.

Overal instappen?

De bijbel bestaat uit 66 fragmenten. De bijbel is ons gegeven in de vorm van verhalen. De structuur van de bijbel is dialogisch, hetgeen in sommige bijbelboeken zoals de Psalmen heel sterk naar voren komt, maar deze structuur zit eigenlijk in alle bijbelboeken omdat ze bij de God van de bijbel zelf horen. In de profetische boeken, de evangeliën en de Brieven worden ons geen waarheden in het gezicht geslingerd, maar wordt een voortdurend appèl op ons gedaan te ontdekken wat de boodschap te maken heeft met echt menselijk, vreugdevol, heilvol leven.

Er hoeft dus geen enkele reden te zijn voor moderne en postmoderne mensen om de bijbel als verouderd terzijde te leggen. Of het moest zijn, dat God zélf moderne en postmoderne mensen weinig of niets meer zegt. Hier dreigen we bij een vicieuze cirkel terecht te komen. De bijbel zal je slechts boeien, wanneer God een rol speelt in je leven en je in de relatie met Hem wil groeien. Maar God (althans de God van Israël en van Jezus) kan slechts een bewuste rol gaan spelen in je leven via de bijbel. En dan moet je dus eerst die hele bijbel geloven… Daar heb je de vicieuze cirkel. Toch is het nog net even anders. Je hoeft niet eerst de hele bijbel te geloven. Ook hoeft God niet op voorhand een zekerheid voor je te zijn. We worden alleen genodigd ergens in te stappen. De kerk heeft in de loop van de eeuwen ontdekt, dat elk fragment uiteindelijk verbonden is met een centrum: kruis en opstanding van Jezus Christus. Dat hoeft niet steeds op voorhand geponeerd te worden. Het mag steeds opnieuw in elke generatie ontdekt worden. Als iemand bij Prediker in wil stappen, laat hij dat doen. Bij Hooglied of bij de Psalmen, hij zal meer dan genoeg geboeid kunnen raken om verder te lezen.

Vitaal gereformeerd

Is zo’n pleidooi als ik hierboven gevoerd heb nu gereformeerd? Is het toch niet veel te vrijblijvend? Gaat het nog wel om Jezus Christus en die gekruisigd? Wordt niet veel te veel toegegeven aan de moderne en postmoderne cultuur?

Dat zijn allemaal vragen, die ik me voor kan stellen. Toch ben ik er zelf niet echt van onder de indruk. De Reformatie heeft de bijbel, de hele bijbel, aan het volk gegeven. Dat was nog nooit eerder zo gebeurd. Het was een heel groot avontuur. Puur fenomenologisch gezien heeft het ook geleid tot grote kerkelijke verdeeldheid. Maar het heeft evenzeer geleid tot dat unieke levensbesef, dat God en het gewone leven zo door en door met elkaar verbonden zijn. Dat ontstond juist op het gereformeerde erf doordat de mensen de hele bijbel, met name ook het Oude Testament gingen lezen. Wanneer we één ding vandaag weer nodig hebben in onze geseculariseerde samenleving is het dat levensbesef. De secularisatie betekent dat het gewone leven bijzonder weinig verwijzingen meer kent naar God. Gereformeerde christenen kunnen beter dan katholieke of doperse christenen deze negatieve kant van de secularisatie helpen overwinnen doordat zij God en het gewone leven altijd zo dicht bij elkaar hebben gehouden. Wanneer zij vandaag hier hun energie gaan inzetten kunnen ze heel veel voor onze samenleving betekenen. Bovendien zullen ze zelf gaandeweg ook steeds weer een verfrissing ondergaan in hun eigen omgang met de bijbel: je mag vanuit elke levenservaring op elke plaats instappen en je komt altijd wel ergens herkenning tegen. Vitaal gereformeerd vanwege de hele Schrift, die te maken heeft met het hele leven.

Tegenspraak

Vitaal gereformeerd, ook wanneer nog een ander besef levend blijft, namelijk dat God en mens niet op voorhand met elkaar in harmonie leven. Dit besef zet eveneens een stempel op de omgang met de Schrift. We mogen overal in de Schrift instappen. Dat wil zeggen, de Schrift is op elke cultuur en elke levenssituatie berekend. Een gereformeerde manier van bijbellezen betekent daarom niet, dat we de bijbel alleen maar via de sleutel van de Romeinenbrief kunnen lezen, ook al was dat in de tijd van de Reformatie wel de belangrijkste sleutel. Ze betekent echter wel, dat we in de Schrift vooral ook bedacht zullen zijn op het haakse, op dat wat ons in onze natuurlijke wijze van denken en voelen stoort. We vinden in de Schrift op de meest onverwachte plaatsen herkenning. Daar mogen we instappen. De ene keer zal dat Prediker zijn, de andere keer Job, weer een andere keer het Markus evangelie. Maar op elke plaats waar we in eerste instantie herkenning vinden, zullen we in tweede instantie ook de tegenspraak ontdekken. We zullen ook doorlezen tot we die ontdekt hebben, omdat we een diep besef hebben, dat het Woord van God ons altijd wegroept uit onze vanzelfsprekendheden en ons op een nieuwe weg wil zetten. We kunnen ons bijvoorbeeld herkennen in de vragen van Job, maar kunnen we ook stil worden als Job tegenover de onuitsprekelijke majesteit van God? Misschien ontdekken we dat we daar nog helemaal niet aan toe zijn, maar dan blijft ons dat wel uitdagen. We gaan geen stukken uit de bijbel schrappen. Juist de haakse blijven ons uitdagen.

We kunnen ons herkennen in de scepsis van de Prediker, maar juist dan zullen we ons erover verbazen, dat deze man zich niet zomaar laat invoegen in het leger van hedendaagse agnosten. Hoe bestaat het dat hij ondanks zoveel scepsis toch is blijven geloven in de God van Israël? Wat een uitdaging voor mij om mijn twijfel niet zo serieus te nemen, dat het geloof in de Schepper en Rechter het onderspit delft.

Ik kan getroffen worden in het evangelie van Markus door de grote nabijheid van de aardse Jezus. Maar vervolgens stuit ik ook in dit evangelie op het geheimenis van zijn persoon, dat veel meer inhoudt dan dat Hij zo menselijk nabij was.

Alles wat we hierboven gezegd hebben over het verhaal, de dialoog, de vele instapmogelijkheden, de ervaring, betekent geenszins dat de bijbel een boek is, dat zonder meer in onze lijn ligt. Integendeel. Maar ook het weerbarstige van de bijbel mag ontdekt worden, hoeft niet op voorhand geslikt te worden. Dan komt het moment voor iedere bijbellezer, dat hij op het kruispunt staat: wil ik het gevecht verder aangaan met de weerbarstigheid van de bijbel en dat is een afspiegeling van het gevecht met God zelf (Israël is strijder met God!) of zoek ik in feite bevestiging van mijn natuurlijke religieuze leven? In dat laatste geval degradeer ik de bijbel tot een boek van bemoediging om vrijblijvend in te grasduinen. Dat is niet alleen niet gereformeerd, maar ook volstrekt in strijd met wat alle bijbelschrijvers ooit bedoeld hebben.