Ronald Westerbeek en Kaj

Als ik dit schrijf, is het mei. De boekenweek waarin het actieboek Kaj van Ronald Westerbeek verschenen is, ligt al even achter ons. Vorig jaar werd bekend dat het Christelijk Lektuur Kontakt (CLK) Ronald Westerbeek gevraagd had een novelle te schrijven die als actieboek gepresenteerd zou worden tijdens de boekenweek in maart dit jaar. Het uitbrengen van een boek dat tijdens de boekenweek goedkoop gekocht kan worden, is al jaren gebruikelijk. Maar dit jaar zou het voor het eerst een literair boekje zijn. De keus voor Ronald Westerbeek was zeker geen veilige keus (hoewel dat te begrijpen geweest zou zijn na de commotie die een paar jaar geleden ontstond rond het boek van Mance ter Andere) - dat zal wel duidelijk worden in de loop van dit stuk.

'Hoe kwamen ze er dán bij om die Westerbeek te vragen?' Die vraag ligt voor de hand. Ronald Westerbeek (1970) mag dan al het een en ander gepubliceerd hebben, maar zijn werk zal aan de aandacht van velen ontsnapt zijn. Hij is freelance journalist en maakte diverse reportagereizen. Al tijdens zijn studietijd aan de Evangelische School voor Journalistiek richtte hij met een aantal medestudenten het christelijk cultureel tijdschrift Icarus op. In dat blad werden verhalen en artikelen van hem gepubliceerd, evenals in de christelijke literaire bladen Bloknoot en Woordwerk (inmiddels samengevoegd tot Liter).

Zelf werd ik begin vorig jaar voor het eerst zó door een verhaal van zijn hand geraakt dat ik me voornam zijn naam te onthouden. Het was het korte verhaal 'St. Croix-aux-Mines', waarin al in de eerste alinea een schot valt - niet erg gebruikelijk in christelijke verhalen. Het is een spannend verhaal waarin veel gebeurt en waarin grote thema's aan de orde gesteld worden. De hoofdpersoon bewondert zijn vader. Hij wil diens voetsporen drukken, maar zijn talent schiet tekort. Bewondering en rivaliteit blijken in elkaars verlengde te kunnen liggen. Dat thema zullen we in Kaj ook tegenkomen. De plot overtuigt niet helemaal en het taalgebruik is soms hinderlijk clichématig, maar wat een durf, wat een vaart!

Vorig jaar ontvingen de abonnees van Icarus de novelle De val van de pelikaan. Voor een breder publiek en bewerkt kwam deze novelle dit voorjaar bij Boekencentrum uit, vrijwel gelijktijdig met Kaj. In dat boek spelen twee personages een hoofdrol. In de achttiende eeuw gaat een joodse jongen in Amsterdam scheep. Hij maakt een slaventransport en een schipbreuk mee en omzeilt de halve wereld. In de twintigste eeuw bevaart een Nederlandse marconist op een Noorse sleper ongeveer dezelfde route. Die twee figuren hebben allebei veel weg van Jona uit de Bijbel (op de vlucht voor God én naar Hem op zoek) en hebben weet van elkaars bestaan. Een boeiend boek, maar overladen met historische details en vele thema's, en de christelijke boodschap komt wat al te expliciet aan bod. Het haalt het wat mij betreft niet bij Kaj.

Verhaal

Kaj van Dam is met zijn Deux Chevaux, later huiselijk Eend genoemd, gestrand in de Sahara, in het zuiden van Marokko. Hij wordt gevonden door Berbers die hem verzekeren dat hij zonder hen beslist omgekomen zou zijn. Kaj is er nogal laconiek onder. Hij heeft wel wat anders aan zijn hoofd. Wát, dat vertelt hij in stukken en brokken aan Mustapha, de Berberjongen die meteen merkt dat Kaj geen gewone toerist is en die vriendschap met hem wil sluiten.

Het vreemde decor wordt van vele details voorzien en komt tot leven. We leren de woestijn kennen, en de Berbers, hun bestaansmiddelen, hun dromen, hun godsdienst. Kaj blijft een ongrijpbare figuur. Snel wordt duidelijk dat hij op de vlucht is, en dat hij geen rust kent. Hij wil zo snel mogelijk weg, maar het neemt heel wat tijd in beslag voor zijn auto gerepareerd kan worden.

Kaj vertelt Mustapha zijn levensverhaal. Hij had een broer, Huib, die alles beter kon en nog de edelmoedigheid zelve was ook. Verder was er Tamara die hij vereerde, maar die hem op afstand hield. Alle drie studeerden ze in Utrecht. Huib en Tamara waren actief in het christelijke studentenwereldje. Kaj richtte een band op en dompelde zich onder in het postmoderne studentenleven.

'Elissa, Koen, Lennart, Erik. Stuk voor stuk waren ze zoveel interessanter dan mijn oude schoolvrienden. Ze hadden eigenzinnige meningen, een eigen stijl, het lef om anders te zijn. Ze waren individuen, persoonlijkheden, geen kuddedieren. Ze stonden midden in een leven dat ik alleen maar kende van films en boeken. Elissa was het meest ravissant, she chameleon. Ze nam me mee naar rave parties, waar een wereld voor mij openging. Een wereld vol uitzinnig dansende lijven en meer levenslust dan ik daarvoor ooit had gezien. Dacht ik. Ik ging er een tijdje volledig in op. Totdat ik haar op een nacht huilend aantrof buiten de fabriekshallen, waar een geweldig feest voortraasde. Ik legde een arm om haar schouders en ze drukte haar natte gezicht in mijn hals. "Ik ben mezelf kwijt", fluisterde ze ontzet. "Ik ging naar buiten om tot mezelf te komen, maar wie ben ik?" Het ergste was dat ik haar geen antwoord kon geven' (blz. 59).

Na twee jaar 'studeren' laat Kaj de band in de steek en gaat reizen. In Vietnam trekt hij een poos op met een Vlaamse priester die niet meer in God en ook niet meer in de liefde gelooft. Kaj neemt zijn devies over en zet koers naar Utrecht. Hij schrijft zich in voor filosofie en gaat meespelen in de band van Huib. Tamara zingt de teksten die Kaj voor de band, maar eigenlijk voor haar alleen schrijft. Hij probeert Tamara ervan te overtuigen dat ze bij elkaar horen en begint haar hinderlijk te volgen. Als Kaj haar een keer 's morgens vroeg bij Huib aantreft, slaan alle stoppen door. Hij koelt zijn woede op Huib, slaat en trapt hem tot hij voor dood blijft liggen.

Kaj vlucht en strandt, zoals bekend, in Marokko. Huib blijkt nog te leven en weet Kaj op te sporen. Als Kaj het telegram ontvangt waarin hij zijn reisplan ontvouwt, stuurt hij Mustapha zogenaamd vooruit naar Marrakech. Zelf zal hij volgen zodra de Eend gerepareerd is. Mustapha doet naïef wat van hem verwacht wordt. Kaj weet met uiterste krachtsinspanning de Eend weer aan de praat te krijgen.

'Huib in Marrakech. Mooi dat Mustapha hem daar opvangt. Prima knul. Hopelijk is hij op tijd. Dat telegram kwam erg laat. Zeker een dag of wat in Erfoud blijven liggen. Ik hou van je, broer. Ja, dat zal best. Huib wel. Altijd de andere wang. Maar niet deze keer. Nu is hij te ver gegaan. Nooit meer Tamara zien, haar stem horen die mijn woorden zingt. Haar ruiken, voelen, bij haar zijn' (blz. 105).

Mustapha en Huib treffen elkaar in Marrakech. Huib begrijpt meteen dat Kaj weer op de vlucht is. Met een huurauto gaan ze op weg naar Mustapha's dorp.

'"U bent niet dood." "Ah, dus Kaj heeft het je verteld." Dan lacht hij hardop. "Nee, je ziet het. God geeft het leven en Hij neemt het." "Al hamdou lillaahi, lof aan Allah." "Ik heb veertien dagen in het ziekenhuis gelegen. Vijf dagen intensive care. En Kaj's zus was erg overstuur." "Zijn zus?" Huib kijkt verbaasd opzij. "Hij móet je over Tamara hebben verteld." "Was Tamara zijn zus? Maar..." Mustapha zwijgt verbijsterd. "Dus dat heeft Kaj je maar niet verteld." Mustapha schudt zijn hoofd. "Ik begrijp het niet. U bent toch de broer van sidi Qai? Dus Tamara is ook uw zus?" "Ik ben een halfbroer van Kaj en Tamara. (...)" "Dus u had een verhouding met uw halfzus." Het ontglipt Mustapha voor hij er erg in heeft. "Een verhouding? Heeft Kaj dat gezegd?" Mustapha knikt beschaamd. "In die vlaag van woede heeft hij dat kennelijk gedacht. Nu moet hij zich toch realiseren dat ze bescherming zocht."' (blz. 117).

Tijdens de snelle autorit vertelt Mustapha aan Huib dat Kaj wilde weten hoe je de Algerijnse grens over kunt. '"Dat moet haast onmogelijk zijn met een auto." Mustapha knikt. Huib kijkt op zijn horloge. "Nog een uur of vier naar Merzouga."' (blz. 117-118).

Kaj gaat op weg dwars door de woestijn naar Algerije. Als er geen maan is, moet het mogelijk zijn ongezien de grens over te steken. Maar al heel snel strandt hij opnieuw. De Eend komt vast te zitten in een droge rivierbedding, en alle pogingen om hem weer vlot te krijgen, mislukken. Kaj voelt zich opgejaagd wild. 'Ieder die mij aantreft, zal mij doden' (blz. 107). Hij bezeert zijn heup, en raakt uitgeput. Vertwijfeld legt hij zijn hoofd op een steen.

Zo eindigt het boek. In de proloog wordt beschreven hoe na een zandstorm de woestijn een heel nieuw aanzicht gekregen heeft. Een kleine duin die er eerder nog niet was, blijkt opgewaaid te zijn tegen een beschadigde auto. Onder de dorpel steken twee benen uit. Je krijgt als lezer de indruk dat zelfs de proloog niet het echte slot van het verhaal vertelt. Huib komt er immers aan?

Literair

Kaj telt maar 119 bladzijden, maar de opzet is bepaald ambitieus. Er zijn twee verhaallijnen: Kaj in de woestijn en Kaj als student. De verhalen worden zo verteld dat je de draad niet kwijt raakt. Wel is het zo dat de 'woestijnlijn' meer tot leven komt. De samenleving van de Berbers, de gesprekken die gevoerd worden, de vriendschap die groeit tussen Mustapha en Kaj: alles komt authentiek over.

De schets van het studentenleven is soms karikaturaal. Uit de mond van de studenten worden zinnen opgetekend die zo overgeschreven zouden kunnen zijn uit het Manifest van Nix, en dat in feite ook zijn! Uit het dagboek dat Ronald Westerbeek gedurende de boekenweek bijhield (verschenen in Liter 2): 'Maar maak ik toch geen karikatuur van de jongerencultuur? Dat is juist het leuke (maar geen recensent die dat oppikt): ze zijn hun eigen karikatuur. Want nagenoeg alles wat ik ze in de mond leg, is citaat. Uit het 'Manifest van Nix' en Désanne van Brederode's postmoderne novelle Ave verum corpus.' Dat mag dan zo zijn, maar daarmee is de schets nog niet overtuigend. De beschreven personen krijgen nauwelijks reliëf. In het dagboek verdedigt Ronald Westerbeek zich ook tegen aantijgingen van mooischrijverij in de pers. De overdreven taal zou passen bij de belevingswereld van de personages. Ik denk dat dat alleen kan gelden voor woorden die letterlijk uitgesproken worden door de personages, niet voor het verwoorden van hun beleving door de auteur.

Jammer is ook dat Huib een ongeloofwaardige figuur blijft. Hij is te goed om waar te zijn. Altijd de andere wang. Als Kaj Huibs vergeving niet wil aanvaarden, lijkt dat voor de lezer mede veroorzaakt door de onuitstaanbare braafheid van Huib waardoor de ander zich vernederd in plaats van aanvaard voelt, en dat kan toch de bedoeling van de schrijver niet geweest zijn. Nog een punt: om de spanning vast te houden kon de schrijver Kaj niet aan Mustapha laten vertellen dat Tamara zijn zus was, maar psychologisch klopt dat niet. Daar waren ze elkaar te dicht voor genaderd. Een andere oplossing voor dit verhaaltechnische probleem heb ik overigens ook niet.

Het boek heeft vijf delen, ieder met een eigen motto. Er spelen een aantal verhalen uit het Oude Testament een rol. Kaj lijkt op Kaïn en Huib op Abel. Aan het eind van het verhaal krijgt Kaj steeds meer trekken van Jacob. Onmogelijk is het om bij de naam Tamara niet te denken aan Tamar die door haar halfbroer Amnon verkracht werd. Bij herlezing van het verhaal valt pas op hoeveel kleine details er naar die personages verwijzen. Juist het niet nadrukkelijke gebruik van dergelijke symbolische verwijzingen vergroot de zeggingskracht van het verhaal.

In de loop van het boek duiken steeds flarden van gesprekken op die eerder gevoerd zijn (cursief afgedrukt). Die echo’s krijgen een nieuwe betekenis. En dan is er nog de symboliek van de woestijn en de reis. Al met al is duidelijk dat Ronald Westerbeek zich niet gemakkelijk van zijn opdracht heeft afgemaakt. Voor een groot deel heeft zijn ambitieuze aanpak vruchten afgeworpen. De punten van kritiek die ik naar voren bracht, doen niets af van mijn waardering voor de hoge inzet.

Commotie

Er kwam veel kritiek uit de hoek van de christelijke boekhandel. Uit het dagboek dat Ronald Westerbeek bijhield tijdens de boekenweek, blijkt dat hij er zich danig aan gestoord heeft. Zo zelfs dat hij zich in den gemoede afvraagt of hij er wel goed aan gedaan heeft zich als schrijver van christelijke literatuur te profileren. Heb ik me niet een imago op de hals gehaald dat me diskwalificeert buiten orthodox christelijk Nederland? In de loop van de boekenweek krijg ik allergische reacties op de term 'christelijke literatuur'. Ik wil niet in dat hokje. Ik wil niet bij voorbaat afkeuring of lof.

Er is heel wat in gang gezet rond de persoon van Ronald Westerbeek. Lezingen, signeersessies, (televisie-) interviews. Griezelig - voor je het weet is een gewone jongen een publieke figuur geworden die doodgeknuffeld dreigt te worden. Gelukkig blijkt Ronald Westerbeek heel goed in staat tot relativeren. Ik bedoel: geen Kenyaan die ooit van de boekenweek gehoord heeft, hoor (Liter-dagboek).

Ik blijf zitten met de vraag waarom ik geen spoor van schuldgevoel aantref bij Kaj over zijn obsessie voor zijn zus. Hij voelt zich alleen schuldig aan moord. En tot de onthulling van het geheim door Huib aan Mustapha kan de lezer blijven denken dat Tamara gewoon een goede vriendin van Huib en Kaj was. Mustapha is geschokt als hij de voorbarige conclusie trekt dat Huib een verhouding met zijn halfzus gehad moet hebben (blz. 117), maar wie is er, behalve de lezer, geschokt over het feit dat het zijn zus is die Kaj zo hartverscheurend lief heeft? Deze ontknoping is naar mijn mening niet genoeg ingebed in het verhaal. Wel wordt impliciet duidelijk dat Kaj door zijn obsessie steeds meer buiten de werkelijkheid komt te staan, en dat het wel fout móet gaan.

Overigens lijkt het me geen minpunt dat Kaj niet uitgesproken getuigend is. In de Bijbel worden ook verhalen verteld zonder dat Gods rol daarin uitdrukkelijk vermeld wordt. Literatuur mag iets vragen van de lezer. Een boek als Kaj maakt levensgrote raadsels invoelbaar, en het verdient een groot lezerspubliek.

  1. Uitgeverij Boekencentrum, Zoetermeer i.s.m. Christelijk Lektuur Kontakt en het Christelijk Literair Overleg, 1998, 119 blz.