'Als er sprake is van het onzegbare, dan heb je een echte ontmoeting.'

Psychiater Gerrit Glas over de ontmoeting met het heilige in het tijdperk van de beleving
In het kader van ons jaarthema 'Hoe wilt Gij zijn ontmoet' proberen we het verdwijnen van het heilige in ons moderne bestaan te analyseren. De nadruk in onze samenleving ligt steeds meer op het individuele subject en zijn of haar beleving. De beleving, inclusief gevoelens en emoties, wordt steeds meer de norm voor ons gedrag en vooral voor ons welbevinden. Wat goed voelt, is goed voor mij. In het vorige nummer van Wapenveld is beleving als wijsgerig concept uitgebreid aan de orde gekomen in het interview met dr. G. Visser. In dit interview met de psychiater dr. G. Glas proberen we meer grip te krijgen op de concrete functie van beleving in bijvoorbeeld het contact tussen cliënt en psychiater. Dr. G. Glas (1954) is bijzonder hoogleraar reformatorische wijsbegeerte aan de Rijksuniversiteit te Leiden en psychiater in het Academisch Ziekenhuis Utrecht.

Beleving

Herkent u het in ons jaarthema gesignaleerde fenomeen dat in onze samenleving subjectieve beleving belangrijker is geworden dan rationaliteit (in de zin van beargumenteerde opvattingen)?

'Als tendens in de samenleving herken ik dat zeker, het toenemende belang van de persoonlijke beleving voor mensen. In de psychiatrie echter signaleer ik eerder een beweging de andere kant op: minder nadruk op beleving, meer nadruk op rationaliteit. Voor een groot deel wordt dit veroorzaakt door de afnemende invloed van de psychoanalyse, met haar nadruk op individuele ervaringen en gevoelens, terwijl tegelijk allerlei cognitieve en gedragsmatige stromingen in opkomst zijn. Bij deze laatste stromingen gaat het veel meer om door de cliënt beaamde argumentaties die naar het gestelde doel leiden dan om de pure beleving. De theoretische ontwikkelingen binnen de psychiatrie (minder psychoanalyse, meer gedragsmatige psychotherapie) geven de ervaring bovendien het karakter van maakbaarheid. Men meent steeds vaker dat de ervaring valt te verbeteren. Daarbij wordt de drempel om naar een psychiater te gaan steeds lager. Problemen die voorheen in een andere context (bijvoorbeeld de pastorale) werden opgelost, komen nu bij de psychiater. En vervolgens wil men voor deze - overigens reële - problemen een daadwerkelijke oplossing die het liefst op korte termijn werkt.

Er ontstaan problemen doordat het cement in de samenleving wegraakt en het sociale vangnet gaten vertoont. Oude structuren met hun normen en waarden verkruimelen als het ware. De oplossing voor die problemen wordt steeds vaker (ook binnen de psychiatrie) gezocht in middelen als Prozac. Een oplossing voor de symptomen maar lang niet altijd voor de oorzaak van het probleem.'

Glas vindt dat de media in deze ontwikkelingen een grote rol spelen. In allerlei programma's wordt de nadruk gelegd op de subjectieve beleving van ziekten. Overigens benadrukt Glas dat het daarbij vooral gaat om zogenaamde welzijnsterminologie. De hulpverleningssector in brede zin zorgt voor psychologisering van de samenleving. Mensen praten over zichzelf en hun ervaring in psychologische termen. Vanuit de psychiatrie (in tegenstelling tot de psychologie een medische wetenschap) heerst hier verzet tegen. Psychiatrie is iets wezenlijks anders dan populair-wetenschappelijke redeneringen en verklaringen die overal iets vandaan halen: uit de sociale en klinische psychologie, de sociologie etc. Psychiaters hebben te maken met psychische ziekten en stoornissen.

De nadruk op beleving en op subjectieve ervaring in de samenleving duidt er volgens Glas op dat mensen ondanks alle materiële welvaart wel degelijk onvrede ervaren. Achter die onvrede liggen vaak allerlei existentiële twijfels en moeiten. Deze twijfels en moeiten hebben betrekking op vragen omtrent het waartoe van het bestaan. Door de psychologisering van de maatschappij krijgen deze zinvragen vaak een psychologische vertaling of een psychologisch antwoord. In de psychologie is al vaak geprobeerd de menselijke religieuze behoefte te verklaren of te vertalen. Volgens Glas zal dit echter niet lukken. De psychologie heeft geen antwoord op existentiële vragen. Zo is binnen de psychiatrie aan de ene kant sprake van een ontwikkeling naar objectiviteit (verdergaande medicalisering van psychische problemen), en staat men aan de andere kant steeds duidelijker met lege handen als het gaat om de meest wezenlijke subjectieve ervaring, namelijk de beleving van existentiële nood en de behoefte aan religiositeit.

Zelfrealisatie

Zingeving komt binnen de psychologie aan de orde binnen het beperkte kader van de psychologie van de zelfrealisatie. Dit type psychologie is een dominante stroming binnen de psychologie als geheel. In de psychologie van de zelfrealisatie gaat het om het stellen van doelen door het individu, en om de beste strategie deze doelen te halen. Zingeving komt dan pas aan de orde als het niet lukt de zelfgestelde doelen te halen. Zelfrealisatie is volgens Glas dan ook een zeer beperkt kader voor zingevingsvraagstukken. Mensen leven allemaal als het ware binnen een cocon, de cocon van de eigen zelfrealisatie. Grote vragen die het zelf overstijgen komen pas aan de orde als ze die cocon kunnen binnendringen. Volgens Glas is dit één van de redenen dat ervaring het goed doet in de huidige samenleving. Ervaring is er beter dan een rationeel concept toe in staat de cocon rond mensen binnen te dringen. Vooral de emotionele lading van ervaring zorgt ervoor dat ervaring doordringt. Vergelijk het maar met wat er rond de dood van Diana is gebeurd, of rond het voetbal: de geweldige, intense emoties die daarbij loskomen kunnen de cocon binnendringen. Mensen worden geraakt. En mensen laten zich daar ook door raken, blijkbaar voorzien deze geweldige, intense emoties van saamhorigheid, van ergens bij horen en in delen in een bestaande behoefte die niet door het subject zelf bevredigd kan worden.

Kan de kerk ook op een vergelijkbare manier tot de mensen doordringen? Of: moet de kerk proberen op deze wijze in de cocon rond het individu door te dringen?

'Doordringen tot de mensen is wel datgene waarop die kerken hopen, die nadruk leggen op ervaring. Volgens Glas is daarbij echter sprake van een korte-termijnpolitiek. Hiervoor geldt een filosofische reden die een directe praktische vertaling heeft. Door sterk in te zetten op beleving en gevoel dreig je te blijven hangen in dezelfde tegenstelling, maar nu aan de andere kant van de splitsing. Het is beter boven die tegenstelling uit te komen. Je zou het een tegenstelling tussen middellijkheid en onmiddellijkheid kunnen noemen. Aan de ene kant vervreemdt het moderne leven met zijn sterke nadruk op productie en consumptie, op zelfrealisatie en prestatie, mensen gemakkelijk van dat waar het leven om draait. Dat is de kant van de middellijkheid, van de sterke nadruk op het instrumentele. Aan de andere kant is er een sterke behoefte om door de cocon van de vervreemding en de depersonalisatie heen te breken. Dat gebeurt door heel veel nadruk te leggen op beleving en gevoel. Dat is de kant van de onmiddellijkheid, van de directe toegang tot het innerlijk. Maar door alle kaarten te zetten op het gevoelsmatige bied je nog geen oplossing voor de manier van denken waaruit het verdovende, op zelfrealisatie en prestatie gerichte, middellijke denken voortsproot.

Een dergelijke tweespalt zie je overigens ook optreden in de toenemende scheiding tussen het privé en het publieke leven. Het publieke leven is middellijk, instrumenteel. Daar tegenover benadrukt men als een romantisch ideaal het privé leven, waarin sprake zou zijn van onmiddellijk leven en ervaren. Het probleem van vandaag is vooral dat mensen tussen de verschillende normen en waardensystemen op het publieke en het privédomein zo weinig spanning ervaren. Het besef van de eenheid van het leven is aan het verdwijnen. Daar doet de kerk weinig aan door mee te deinen op de golven van de gevoelscultus. Dat betekent niet dat ik tegen gevoel ben, integendeel. Het is alleen geen panacee.'

Privé versus publiek leven

Waarom zou het bestaan van die tegenstellingen tussen middellijk en onmiddellijk, tussen publiek en privé leven, een probleem zijn? Het werkt toch, en mensen voelen zich er goed bij (het criterium bij uitstek in onze gevoelssamenleving)?

'Voor mij persoonlijk geldt in dit verband sterk het zogenaamde pro-rege motief', zegt Glas. 'Ik ben opgevoed vanuit het Kuyperiaanse gedachtegoed, en beïnvloed door het denken van Schilder. In die traditie speelt heel sterk de gedachte dat het woord van Christus betrekking heeft op alle terreinen van het leven, en ook op alle levensterreinen spreekt. De kerk, of het geloof in Christus, beperkt zich niet tot het privé leven of tot het publieke leven. Christus regeert de middellijke ervaring én de onmiddellijke beleving. De werkelijkheid, de ervaring vormt één geheel, en binnen dat geheel spreekt het woord van God. Daarnaast zie ik in mijn werk als psychiater dat mensen de verschillende levenshoudingen uiteindelijk, vaak na vele jaren, toch niet meer met elkaar kunnen harmoniren. De twee (of meer) levens die men er als het ware op nahoudt, bijten elkaar op den duur. Daarbij komt dat het hele gevoelsleven - je kunt zelfs spreken van een gevoelsindustrie - zeer vatbaar is voor commercie en het marktdenken. De principes die horen bij het gevoel, bij de onmiddellijke ervaring worden instrumenteel (en dus middellijk) gebruikt in bijvoorbeeld de reclame, in management-trainingen en door allerlei goeroes.'

Volgens Glas is er een geheel ander concept nodig om uit te kunnen stijgen boven de tegenstelling tussen ratio enerzijds en gevoel of ervaring anderzijds. Daarvoor wijst hij op de notie van het hart. In de geschriften van verschillende kerkvaders, onder wie Augustinus, wordt het hart reeds gehanteerd als concept voor datgene dat uitstijgt boven wat voor ogen is. De notie van het hart leidt overigens ook tot een verbrede visie op emotionaliteit. Het concept van het hart moet niet worden versmald tot emoties.

Augustinus had het dus ook al over het subjectieve gevoel in de religie. Wat is dan het verschil tussen Augustinus en de moderne gevoelsmens?

'Bij Augustinus was sprake van een andere denkrichting. In de huidige moderne gevoelscultuur zit iets toeëigenends. God wordt in ons voelen tot iets van ons en in ons gemaakt. God moet echter ook altijd iets ongrijpbaars, iets onbenoembaars houden. God is voor een deel uit te drukken in onze ervaring, maar is voor een ander deel niet in menselijke concepten te vangen. Dat besef is er te weinig in de moderne gevoelscultuur. De ervaring van God dooft dan ook snel uit, omdat de bron in het eigen gevoel, de eigen beleving wordt gezocht. Ook aan de evangelische visie op het heilige en de ervaring van het heilige, waar God vooral als vriend wordt ervaren, ontsnapt uiteindelijk een deel van dat heilige.'

Onbenoembaar

Is die spanning tussen enerzijds de subjectieve ervaring van het goddelijke en anderzijds het verhevene, het ongrijpbare van God ook in de psychiatrie merkbaar? Hoe kun je daarmee omgaan?

'Deze spanning is niet uniek voor de psychiatrie of psychologie. God is aanwezig in de gehele schepping, dat heeft consequenties voor alle vakgebieden. In de psychiatrie speelt die spanning wel degelijk, omdat alle mensen een religieuze behoefte hebben, die overigens zeer verschillend wordt ingevuld. De ervaring van het goddelijke, het heilige, of hoe het ook maar genoemd wordt, komt dus voortdurend aan de orde in het contact met cliënten. Echter, wanneer je het hebt over die ervaring ontsnapt het goddelijke zelf je reeds. En dat laatste, dat is onbenoembaar in psychologische termen. Ook als psychiater sta je daar uiteindelijk met lege handen. Overigens wordt dit binnen de psychiatrie wel steeds meer erkend, en staat men steeds meer open voor noties uit andere vakgebieden (theologie, filosofie) om dit ultieme moment in de geloofservaring van de patiënt te conceptualiseren.

Indien echter het onzegbare een rol speelt in het contact met de cliënt, is er sprake van werkelijk "contact", en daar gaat het om in de psychiatrie. Dan worden emoties ontsloten in geloofsrichting.'

Is het überhaupt mogelijk te ontsnappen aan het godsbeeld dat je voor jezelf hebt geformuleerd? Dat godsbeeld hangt immers nauw met je eigen ontwikkeling en achtergrond samen, zoals we van de sociaal-psychologische verklaringen van het godsbeeld hebben kunnen leren?

'Sociaal-psychologische verklaringen van een godsbeeld dat iemand hanteert zijn altijd te simpel; ze verklaren hooguit een deel van dat godsbeeld. Uiteindelijk voldoen dergelijke verklaringen niet. Mensen hebben nu eenmaal de behoefte aan een godservaring. Je moet echter bij het invullen van die behoefte beseffen dat iedere concretisering van het goddelijke niet geheel adequaat is. Er blijft altijd iets over, dat onbenoembaar, onbevattelijk is. Dit betekent uiteraard niet dat God compleet onkenbaar is. Hij heeft zichzelf gegeven in de schepping en in zijn woord. Zo kunnen wij God kennen, via het besef van de ordening die God zelf reeds heeft gegeven.'