De multimediale preek.

Enkele gedachten bij aanvullende vormen van informatieoverdracht in de kerkdienst

Een beetje onopgemerkt controleert de dominee tijdens de collecte of bij de eerstvolgende muisklik het juiste beeld op het computerscherm verschijnt. De ouderling van dienst start de beamer (de projector voor de computer-schermbeelden) op. De nagalm van de laatste orgelklanken ebt weg… De voorganger drukt op z’n muisknop en begint zijn preek met een overzicht van de hoofdpunten ervan op het projectiescherm. Als achtergrond van de tekst is een foto te zien van het meer van Galilea. Een gepast jingletje markeert de overgang naar het volgende beeld.

Toekomstmuziek? Binnenkort realiteit in de gereformeerde gezindte? Een afschuwelijke gedachte? Ik moet er zelf nog even niet aan denken. Maar ik constateer wel dat in mijn niet-zondagse leven dit alles heel gewoon is. Tezamen met overhead-sheets, videofragmenten, discussiemomenten (en gelukkig ook nog steeds het gewone verhaal) wordt zo door mij het (hoger) onderwijs vorm gegeven. Als onderwijsman denk ik dan ook vaak na over hoe al die nieuwe overdrachtsvormen het in de kerk zouden ‘doen’.

Onderwijzen

Nu is de preek natuurlijk meer dan onderwijzen, maar vooral in de gereformeerde traditie is dit wel een zeer belangrijk doel van de prediking en van de hele kerkdienst. De eredienst is meer dan de preek en heeft veel doelstellingen: lofprijzing, oproep tot bekering, mensen ‘wijs’ maken (bij ‘wijs’ denk ik altijd aan de bijbels-christelijke invulling van wijsheid), kennisoverdracht. Ik laat nu maar even in het midden wat het belangrijkste is of moet zijn. In elk geval zijn veel doelstellingen van de kerkdienst, en zeker van de preek, toch wel te classificeren als onderwijzen. We staan daarmee in een lange traditie, want ook al in de tijd van het Nieuwe Testament worden woord (wet) en onderwijs nadrukkelijk met elkaar verbonden.

Veel onderwijsgevenden en anderen die beroepshalve presentaties geven, zullen met mij constateren dat veel ontwikkelingen in het onderwijs niet in de preek zijn terug te vinden. Ik moet voorzichtig zijn: dat geldt in ieder geval voor de preken die ik pleeg te beluisteren. Zelfs bij predikanten waarvan ik zeker weet dat ze veel van onderwijs afweten, merk je op dat punt weinig vernieuwing. Nu verandert er heel veel in het onderwijs en de dominee hoeft natuurlijk niet bij deze muziek voorop te lopen. Maar doen alsof alles nog zo was als honderd of zelfs maar twintig jaar geleden, lijkt mij toch ook niet zo verstandig. Ik hoef maar naar mijn eigen kinderen te kijken om te zien dat er, vergeleken met mijn eigen schooltijd, wezenlijke veranderingen zijn in de wijze van informatie-opname en -verwerking. Als ik alleen al hun schoolboeken zie: veel illustraties, kleurig, met samenvattingen, aangeven van de essentie, enz.; wat een verschil met mijn studieboeken van vroeger! Ik kijk dan ook met veel plezier naar die moderne boeken (overigens ook nog wel naar die oude, maar omdat ze allerlei nostalgische gevoelens oproepen; niet omdat ik ze zo goed vind). Om maar niet te spreken over de mogelijkheden van moderne multimediale informatie-overdracht, zoals een interactieve cd-rom! Ook daar zit kaf onder het koren, maar wat een leuke en instructieve programma’s zitten daar niet bij!

Wat vond je van de preek? Dat is een vraag die we als goed gereformeerden veel aan elkaar stellen. Ik merk dat de laatste jaren mijn aandacht bij het geven van een antwoord op die vraag meer uitgaat naar de vorm en minder naar de inhoud. Is het de predikant een beetje gelukt om over te brengen wat hij had willen zeggen? Natuurlijk is de inhoud ook belangrijk. Ik hoor goede en minder goede preken. In beide hoor ik zo nu en dan dingen waarmee ik het niet eens ben. Maar dat stoort me veel minder dan vroeger. Het zet me aan om zelf na te denken over het onderwerp. De dominee en ik hoeven niet overal precies hetzelfde over te denken. Soms leidt het tot een correctie van mijn eigen denken. Is dat ook niet juist een functie van de preek? Maar om in te stemmen, te bekritiseren of gecorrigeerd te worden moet de inhoud van de boodschap wel in mijn hersenen aangekomen zijn. Ik moet helaas zeggen dat dat lang niet altijd het geval is. Dat ligt grotendeels aan mij. Ik merk hoe moeilijk het ook voor mij is geworden om geconcentreerd naar een preek te luisteren. Daarvoor moet nu meer gebeuren dan vroeger. Het zal wel met mijn leeftijd samenhangen. Ik weet ook dat het niet alleen mensenwerk is. Maar ik weet zeker dat het ook te maken heeft met het feit dat ik gewend ben geraakt aan de moderne manieren van informatie-overdracht.

Als het gaat om die concentratie denk ik wel eens: ik kan beter zelf gaan preken. Ik word dan tenminste gedwongen om me te concentreren op de woorden die er moeten klinken. Maar misschien komen dit soort gedachten alleen bij onderwijzers voor. Die plegen niet alleen te onderwijzen, maar ook wat eigenwijs te zijn. Zou ik dan ook zo eigenwijs moeten zijn om in die preek meer ‘multimediaal te gaan’? Zoals gezegd, een computer met allerlei randapparatuur in de kerk: ik moet er nog niet zo aan denken. Maar waarom niet? Wat heb ik daar voor argumenten voor?

Heiligheid

Een vleugje ingebakken conservatisme speelt daarbij zeker wel een rol. Dat is echter niet zo’n steekhoudend argument. Er is dan ook meer. Er moet mijns inziens een afstand zijn tussen kerk en wereld. En bij wereld denk ik dan niet in de eerste plaats aan de ‘boze’ wereld (dat contrast dient er vanzelfsprekend te zijn) maar aan onze alledaagse, niet-zondagse leefwereld. Hopelijk kunnen we ook op die weekdagen God ontmoeten en ons leven op een verantwoorde manier gestalte geven. Maar in de kerkdienst op de zondag mag de ontmoeting met God een bijzonder karakter hebben. Dat wil ik tenminste graag. Er mag (of moet?) een soort extra besef van de heiligheid van God zijn. En die heiligheid wordt voor mij mede tot uitdrukking gebracht door de vormen die we kiezen. ’s Zondags in de kerk moeten we meer wereld-ongelijkvormig zijn dan door-de-weeks. Heiligheid heeft toch vooral ook iets van het apart-staan; het zich onderscheiden van het gewone, het menselijke, alledaagse. Dat onderscheid moet niet alleen voor mij, maar ook voor anderen en zelfs voor buitenstaanders zichtbaar zijn. Als we constateren dat we in een multimediale cultuur leven, dan mag het er in de kerk wel een beetje minder multimediaal aan toe gaan. De hele week wordt er al informatie over mij uitgestort. Ik vind het dan ook niet erg als dat ’s zondags wat minder is. Daarom behoeven de computer en de beamer er niet zo nodig ook nog eens bij. Zo blijft het wat rustiger en bedaarder in de kerk. Ik kan daarvan genieten: genieten van de rust in ons oude kerkgebouw, vooral op de zondagavond als het buiten donker is, en de kerk zo vertrouwd en veilig is. Ik hoor in de dienst de bekende klanken. Die brengen me tot rust en tot inkeer.

Helaas – dat is de keerzijde van de medaille – zijn ze soms ook wel slaapverwekkend. En slapen vind ik niet passen in de eredienst. Dat kostte Eutychus bijna het leven. En juist omdat ik deze ervaring ook heb (gelukkig alleen van het slapen), vraag ik me toch af of de preek zo nu en dan niet wat anders moet.

Daar komt nog wat bij. Het gaat er niet in de eerste plaats om hoe ik de preek beluister, maar ook – of wellicht zelfs op de eerste plaats – hoe de ander het doet. Dan bedoel ik niet dat de vermaningen van de dominee in de eerste plaats wel een ander zullen betreffen en niet mij. Nee, het gaat er mij om dat we met elkaar – als gemeente – verantwoordelijkheid dragen voor het uitdragen, het overdragen en het ontvangen van de boodschap. Dan komen er toch indringende vragen op mij af. Dienen we de gemeente het meest door de klassieke preek? Of moeten we toch – zeker ook met het oog op de jongeren in de gemeente – naar andere overdrachtsvormen kijken (of in ieder geval naar ondersteuning van die overdracht)?

Aanpassingen

Ik denk dat er ook zonder een overstap naar de computer en de beamer mogelijkheden zijn om die overdracht te verbeteren. Een aantal daarvan wil ik kort noemen. Ik beperk me daarbij tot vormen die tijdens de preek, dus in de dienst, gestalte kunnen krijgen. Een preekbespreking na de dienst valt daar dus buiten.

– Het is gemakkelijker om je te concentreren op de preek als je nieuwsgierigheid gewekt is, bijvoorbeeld naar antwoorden op bepaalde vragen die in de preek aan de orde komen. Zo zou ik (ik spreek gemakshalve maar even op persoonlijke titel) de hoorders proberen te stimuleren tot nadenken, door die vragen voorafgaand aan de preek te geven op een blad papier. Al aan het begin van de dienst kan dan worden gevraagd aan de gemeente om vast na te denken over mogelijke antwoorden op die vragen. Vervolgens kunnen de antwoorden of gedachten vergeleken worden met de antwoorden en handreikingen (niet altijd zijn er antwoorden) die in de preek worden gegeven.

– Een andere keer zou ik de kerkgangers vragen om tijdens de collectes (bij ons voor de preek) een paar minuten met elkaar van gedachten te wisselen over een bepaalde vraag of een bepaald onderwerp. Ook dan kan een bepaalde verwachting over de inhoud van de preek gewekt worden of is men al een beetje ingepraat in het onderwerp. Daarbij zou ik hopen dat door de gedachtewisseling de inhoud van het gesprek op dat moment een beetje stuur. Mijn ervaring is dat de momenten rond de collecte toch al uitnodigen tot enige onderlinge gedachtewisseling, al gaat het dan – zo heb ik de indruk – meestal over andere zaken dan de tekst of de preek.

– Een schriftelijke samenvatting van de preek kan ook veel waarde hebben. Het lijkt mij dat die samenvatting ook voor de dienst gegeven kan worden. Zo kan je als hoorder je vast oriënteren op de tekst en het thema. Een mondelinge samenvatting – mijns inziens een wezenlijk onderdeel van een preek – kan daar goed op aansluiten. Als daarvoor wat andere woorden gekozen worden dan voor de schriftelijke samenvatting, blijft er een zekere mate van spanning bij de hoorders die nodig is om te blijven luisteren.

– Het valt me op hoeveel structuur en herinneringsgemak een verhaal of anekdote in de preek kan geven. Ook voor de kinderen is dat van groot belang. Mijn ervaring is dat ze een verhaal vrijwel altijd na kunnen vertellen. Ik bemerk ook dat ik zelf als volwassene in dat opzicht toch niet zo heel veel verschil met het kind. Als predikant zou ik dan ook een verzameling verhalen aanleggen (of zelf verzinnen; hoewel ik op dat punt weinig creatief ben). Ik vermoed dat de Heere Jezus daarom ook gelijkenissen gebruikte. Er waren meer redenen, maar één zal ongetwijfeld zijn geweest: de essentie en structuur van de boodschap met een eenvoudig hulpmiddel vasthouden. 2000 jaar geleden was dat nodig, maar nu nog steeds.

Nu zijn bovenstaande aanbevelingen nog weinig multimediaal. Alleen een beperkt tekstbeeld (woorden op papier) wordt toegevoegd aan het gesproken woord. Dat tekstbeeld kan versterkt worden door een overheadprojector te gebruiken. De structuur van de preek, de kerntekst, een aantal kernbegrippen: het zijn stuk voor stuk element die zich goed lenen voor een overheadsheet. Vooral in een oude kerk is een overheadprojector een beetje een anachronisme, maar met een beetje creativiteit is zo’n apparaat vaak toch wel goed in te passen. De bediening ervan vraagt wat organisatie, maar de kerkenraad moet daar zonder moeite in kunnen voorzien.

Bijbels prentenboek

Kan het beeld-element in de preek nog iets verder versterkt worden? Met zo’n vraag word je weer eens stilgezet bij de soberheid van een gereformeerde dienst en een gereformeerde kerk. De beelden hebben we er uitgegooid. Maar ook als ze gebleven waren, hadden ze naar mijn inschatting toch maar een heel beperkte functie in de preek gehad. Een alternatief is het meenemen van een voorwerp om dat te tonen tijdens de preek. ‘Tijdens’ heeft meer effect dan ‘aan het begin’, omdat er dan toch altijd al wel wat meer aandacht is. Als dat meenemen van voorwerpen met gepaste frequentie gebeurt, vangt dat toch wel de aandacht.

De beelden die we nog hebben – de symbolen bij de sacramenten – zijn meestal nauwelijks verbonden aan de preek. Misschien kunnen we ze voor de kinderen – en voor hen die willen zijn als een kind – meer zichtbaar maken, zowel letterlijk als figuurlijk. Dat laatste is mogelijk door er nadrukkelijk iets over te vertellen, terwijl het symbool getoond wordt. Dus door er een preekje aan te verbinden. Vanuit mijn eigen gezin weet ik hoeveel indruk het op de kinderen maakt als ze bij een doopbediening rondom het doopvont mogen staan. Als dan de predikant zich ook nog in het bijzonder tot hen richt, ervaren de kinderen – en daarmee ook de ouders – de dienst als bijzonder en zegenrijk.

Voor het avondmaal lijkt mij dat moeilijker te realiseren. Maar ook daar moet het toch mogelijk zijn een uitleg te geven voor de kinderen, waarbij de symbolen ook duidelijk getoond worden. We hebben immers toch nog de sacramenten omdat we hechten aan het beeldende bij het woord?

Ik wil hier tenslotte een pleidooi voeren voor een geheel andere aanvulling op de preek: het gebruik van een bijbels prentenboek. Stel voor dat we in de kerkdienst de beschikking zouden hebben over een boek met allerlei platen en prenten, aangevuld met een aantal kaarten en plattegronden (zoals die al in sommige bijbeluitgaven staan). De dominee verwijst in de preek tijdens de dienst naar een bepaald schilderij, afbeelding van een beeld of een bepaalde kaart. Gezamenlijk worden bijvoorbeeld bepaalde details opgezocht en bekeken. Mijns inziens kan dat de kracht van het woord behoorlijk versterken! Zo is toch een multimediale preek te realiseren. En op wat voor wijze! Geen computer en dergelijke, maar een medium dat ons allen zeer vertrouwd is: een boek. Dat heeft een zeer hoge betrouwbaarheid in het gebruik en een uiterst hoog bedieningsgemak. Bij mijn weten is zo’n boek er niet. Het zou dan ook gemaakt moeten worden. Het lijkt mij een bijzonder boeiende opdracht om een evenwichtig, verantwoord en bruikbaar beeldboek voor de kerken samen te stellen. De samenstellers zullen daarbij ook wel een aantal problemen ondervinden. Maar dat is geen reden om het na te laten. Dat geldt ook voor de andere suggesties in dit artikel. Nog steeds wordt het zaad van het Evangelie gezaaid. Nog steeds – zo mogen wij geloven – zorgt God voor de opwas. Maar wij zijn wel verantwoordelijk voor de kwaliteit van het zaad en de goede manier van zaaien. En die manier van zaaien is wel anders dan vroeger.