Is een dominee echt nodig?

Column

Deze vraag stellen, is zoiets als vloeken in de Protestantse Kerk. Vanaf de Reformatie staat de kansel in het liturgisch centrum van de gereformeerde kerk centraal. Een kerkgebouw zonder vaste avondmaalstafel en zelfs zonder vast doopvont, dat kon nog in mijn jeugdjaren in de kerk op mijn geboortedorp. Maar een kerk zonder kansel, dat is onvoorstelbaar. Is de dominee echt nodig? Wat een rare vraag. Vanzelfsprekend! Toch kan wat al eeuwen lang vanzelf sprak, dat ineens niet meer doen. En dat geldt steeds meer voor die typisch protestantse figuur van de predikant. Ik merk dat de laatste jaren in toenemende mate. Waarom hebben we hem eigenlijk nodig, die academische opgeleide theoloog, door de kerk toegelaten tot het ambt, vrijgesteld om dit beroep uit te oefenen, namelijk dienaar van het Woord, herder en leraar te zijn. Kan het misschien ook zonder?

In toenemende mate denk ik dat op het grondvlak van de kerk steeds meer mensen die vraag met ‘ja’ beantwoorden. Een kerkelijk werker, vaak een oudere (40+) man of vrouw met een gerijpte levenservaring, met een goede HBO-opleiding, doet het vaak voor het gevoel van de gemeenteleden net zo goed - of beter - dan de academisch opgeleide predikant. Zijn opleiding is veel praktischer. Gemeenteleden merken dat in de praktijk ook. En de dienst van het Woord? Waarom zou iemand met een HBO-opleiding niet in staat zijn te preken? Heb je daar echt de brontalen, Hebreeuws en Grieks, voor nodig? Er zijn zoveel hulpmiddelen voorhanden, steeds meer ook digitaal, dat het zonder eindexamen gymnasium net zo goed kan. En Latijn? Al tijdens de theologische studie wordt het letterlijk een dode taal voor velen, en na de studie blijkt het Latijn een verre herinnering aan de middelbare schooltijd, of aan de saaie vooropleidingsjaren. Binnenkort is Latijn geen ingangseis meer en Grieks en Hebreeuws samen een aantal studie-eenheden dat staat voor een half jaar studie.

En dan speelt ook nog het geld een rol. In toenemende mate bij een krimpende kerk met steeds minder middelen. Een HBO-opgeleide kerkelijk werker kost immers beduidend minder dan een academisch opgeleid predikant.

De eerste universiteit in de Noordelijke Nederlanden is opgericht met het oog op de opleiding van de predikant. De Reformatie heeft bewust gekozen voor de academisch opgeleide dienaar des Woords, met grote nadruk op de uitleg van de Schriften, vanuit de grondtalen. Verder hechtte de Reformatie zeer aan de wetenschappelijke doordenking van de ‘leer der zaligheid’. Vandaar een grote nadruk op de filosofie als de dienstmaagd van de theologie.

Blijft de Protestantse Kerk trouw aan die keuze van de Reformatie? Naar mijn inzicht moet de kerk die vraag opnieuw en uitdrukkelijk stellen en beantwoorden. Ik hoop dat de kerk ook voor de toekomst ‘ja’ zal zeggen. Drie dingen wegen daarbij voor mij zwaar, de goede beheersing van de brontalen, de training in denken en spreken in verschillende taalvelden, denkwerelden en daarbinnen gegeven morele keuzes, en de wetenschappelijk verantwoorde reflectie op het eigen handelen.

De zo bedoelde academische opleiding vraagt de setting van de ‘universitas’. Zowel door studiedruk als door de vraag om en prikkel toe vanuit de gemeente, vanuit de kerkenraden heeft deze brede vorming de wind niet mee. Geven we daaraan toe? Ik hoop van niet! De praktijk wijst namelijk uit dat er ook een andere kracht is, in de gemeente en over de grenzen van de gemeente bij de schare. Dat is het verlangen naar diepte, naar kennis, naar wijsheid. Wil de kerk op dat verlangen ingaan – en daarin zal dan de predikant voorop moeten gaan – dan vereist dat breedte van visie en diepte van inzicht. Samengevat: dat vereist wijsheid. Het kenmerk van wijsheid is kennis van de bronnen en de traditie, op afstand durven gaan staan van eigen gelijk en zelfstandig kunnen oordelen. En juist daarvoor is een academische opleiding geëigend.