Inhoud en imago

Politiek en media in de houdgreep
Als beroepsschrijvers de problemen van hun eigen vak moeten beschrijven ontstaat er vanzelf bloemrijke taal. Als de verhouding tussen politiek en media ter sprake komt, liggen er tal van metaforen voor het oprapen. Een van de mooiste blijft de vergelijking van de media met de hond. In de tijd van de verzuiling liepen de media (toen feitelijk beperkt tot kranten en radio) aan de leiband van de politieke partijen, wat de 'schoothond' opleverde. Later werden de journalisten kritischer, en zagen ze zichzelf als controleurs van de macht. De 'waakhond' was geboren.

Vandaag de dag wordt vaak beweerd dat de media de politiek vooral als arena zien. Emoties, persoonlijke aangelegenheden, winnen en verliezen, daar gaat de politieke berichtgeving over. En de kritische beschouwer schetst de media vervolgens als ‘straathond’.

Deze trits metaforen geeft aan dat de politieke verslaggeving vandaag de dag vrij kritisch wordt beoordeeld. ‘Straathond’ is voor geen enkel ras een compliment. Wat opvalt is dat de kritiek van politici op de media, in grote lijnen overeenkomt met de kritiek van journalistieke vakbroeders. Die gedeelde kritiek heeft wellicht verband met een andere metafoor over de relatie van de media en de politiek: het Haagse huwelijk.

Beeldcultuur

Wat houdt de kritiek van (sommige) politici en journalisten op het functioneren van de politieke verslaggeving in? Trouw-journalist Marcel ten Hooven had recent een opmerkelijk vraaggesprek met VVD-fractievoorzitter Hans Dijkstal. Daarin vat Ten Hooven Dijkstals klacht als volgt samen: “Volgens hem (Dijkstal, BT) werkt de ‘beeldcultuur’ die dominant is geworden door de opkomst van de tv, ook in andere media een simplificatie van de politiek in de hand: journalisten brengen politieke vraagstukken terug tot een reeks ‘conflicten’, waarin speculaties over wat er zou kunnen gebeuren de objectieve beschrijving van wat er is gebeurd verdringen. De persoon van de politicus, zijn emoties en zijn verborgen drijfveren tellen volgens Dijkstal in de berichtgeving zwaarder dan de feiten. Politici op hun beurt spelen op deze tendens in, door hun handelen af te stemmen op het effect dat zij in de media willen sorteren” [1].

Opmerkelijk is dat Dijkstal de schuld niet eenzijdig bij de journalisten legt. Hij signaleert dat de politici hun handelen afstemmen op de media. De verantwoordelijkheid voor de ontstane situatie is dus minstens tweezijdig. Dat komt later in dit artikel opnieuw aan de orde.

Frits Bloemendaal, journalist bij opinieweekblad HP/De Tijd schreef vorig jaar een kritisch artikel over de collega’s van de parlementaire pers in het journalistenvakblad De Journalist [2]. Hij spaarde zichzelf en zijn vakgenoten niet. Volgens hem “sluipen slordigheid, onverschilligheid, populisme, dedain steeds meer binnen. Als we die ontwikkeling geen halt toeroepen, laten we de democratie langzaam stikken.” Hij signaleert verschuivingen: “minder interesse in de politieke zelf en meer in personen, feiten gaan ten onder in scoringsdrift, vorm is belangrijker dan inhoud; beeld belangrijker dan de werkelijkheid”. Volgens Bloemendaal creëren parlementaire journalisten op die manier “een virtuele Haagse wereld”. Hij constateert een “opmars van de afzeikjournalistiek. (..) Wij heten de waakhonden van de democratie te zijn, maar gedragen we ons niet steeds meer als straathonden: even snuffelen, plassen en dan doorlopen.” Kort samengevat waarschuwt Bloemendaal tegen de “verplatting, verleuking en trivialisering van de politieke verslaggeving” [3].

Het was al opgemerkt: de metaforen dringen om voorrang als het gaat om de verhouding politiek en media. Dat is niet alleen letterlijk waar. Er zit ook een dubbele bodem in de constatering. Zowel Dijkstal als Bloemendaal accentueren het belang van het beeld. Beeldvorming, beeldcultuur, beeld belangrijker dan de werkelijkheid, dat is tenminste een constatering waarin de politicus en de journalist elkaar vinden.

Monarchiedebat

Nu de kritiek op de parlementaire pers in korte trekken is geschetst, gaan we na of die kritiek hout snijdt bij een heuse kwestie, de modernisering van de monarchie.

Voor alle duidelijkheid: het gaat hieronder niet over de Argentijnse verloofde van onze kroonprins. Het gaat om de publieke discussie die D66-fractievoorzitter Thom de Graaf in april vorig jaar ontketende, toen hij in een interview met RTL-Nieuws vertelde dat de monarchie dringend aan modernisering toe was. Die publieke discussie heeft een flink aantal maanden geduurd, waardoor we de gelegenheid hebben op meerdere momenten de relatie politiek en media als invalshoek te nemen.

Eerst schetsen we nu het mediamieke verloop van deze discussie. Daarna beschouwen we deze discussie als casus voor een verdere analyse van de verhouding politiek en media.

Eerst de kale feiten: op 8 april 2000 brengt RTL-Nieuws een interview van politiek redacteur Frits Wester met D66-fractieleider Thom de Graaf. De laatste pleit in het gesprek voor een andere rol van de koning(in). Hij stelde voor die rol op drie punten te wijzigen: 1. De koning(in) niet langer lid van de regering, 2. De koning(in) geen rol meer geven bij de formatie, 3. De koning(in) niet langer voorzitter van de Raad van State. De Graaf zelf ging het niet om een andere rol voor koningin Beatrix. Hij dacht aan haar opvolger.

De uitspraken van De Graaf leidden binnen enkele uren tot een stroom reacties. De andere landelijke media vatten de uitspraken van De Graaf samen, en vroegen om reacties van collega-politici, ministers, de premier en deskundigen. Binnen een week lieten verschillende media een opiniepeiling uitvoeren naar de mening van de burgers over een andere rol van de koning(in). Daaruit bleek overigens dat meer dan 60 procent van de bevolking niets wil veranderen aan de rol van de koning(in).

Deal

Wat is er vanuit de relatie politiek en media te zeggen over de start van deze discussie? Om te beginnen is vooral de relatie tussen de politicus en de journalist interessant. Er was geen duidelijke aanleiding voor een gesprek met Thom de Graaf over de monarchie. Welnu, een enkele collega van Frits Wester meldde de lezers dat de bakermat van het interview in Zuid-Afrika ligt. Tijdens een reis van de fractievoorzitters van de 5 grootste partijen zou Frits Wester met Thom de Graaf een deal gemaakt hebben over dit interview. Frits Wester is vaker een journalist met een neus voor koninklijk nieuws gebleken. Zo was hij de eerste journalist die bekendmaakte dat kroonprins Willem-Alexander zou verloven met Maxima Zorreguieta.

Los van de bakermat van de uitspraken van De Graaf is er meer te zeggen. De eerste maand werd de publieke discussie over de monarchie uitsluitend in de media gevoerd, en niet in het parlement. Pas in mei vroeg Thom de Graaf formeel in de Tweede Kamer om een notitie van het kabinet over de monarchie. Premier Kok beloofde die notitie met Prinsjesdag in september het licht te zullen laten zien. Politici deden wel volop mee aan het publieke debat over de monarchie, maar niet op de speciaal voor hen ter beschikking staande katheders.

Voor wat betreft de context van de uitspraken van De Graaf over de rol van de koning(in) zijn twee lijnen te trekken. De ene lijn geeft aan dat zijn uitspraken in het luchtledige hingen en bleven hangen. De andere lijn plaatst zijn uitspraken juist in het hart van een onderhuids levendige discussie.

Eerst de ‘luchtledige lijn’. Thom de Graaf wenste een modernisering van de monarchie. Welnu, daarover werd het gesprek al gevoerd tussen de direct betrokkenen. Premier Kok had dat in december laten weten in Elsevier. In welke richting Thom de Graaf die modernisering wilde plaatshebben, was ook weinig opzienbarend. Hij had de essentie van zijn opmerkingen ook al in 1996 in een artikel in Trouw verwoord. Bovendien gaf hij (ook) nu niet aan welke problemen hij oploste met de door hem geschetste veranderingen. Dat is de ene lijn.

De andere lijn – ‘onderhuids levendige discussie’ – kan ook goed verdedigd worden. Het koningshuis was al enige tijd meer in de belangstelling gekomen van zogenaamde serieuze journalisten. Dat was al een jaar eerder gebleken toen De Volkskrant de nieuwste vriendin van de kroonprins ‘onthulde’. Dat bleek ook enige tijd later toen koningin Beatrix informeel sprak over de pers, en opmerkte dat ‘de leugen regeert’. Later kwamen er Kamerleden die off the record spraken van een te invloedrijke koningin. Toen een delegatie Kamerleden de koningin bezocht, en de inhoud van het besprokene in De Volkskrant kwam, leidde dat tot een geprikkelde reactie van premier Kok. Deze steentjes in de koninklijke vijver werden groter, met het naderen van 30 april 2000, de datum waarop koningin Beatrix 20 jaar koningin zou zijn. Enkele journalisten hadden ter gelegenheid daarvan twee boeken geschreven, waarin de vermeende macht van de koningin de meest aandachttrekkende onderdelen waren. Die context voor de uitspraken van Thom de Graaf was er dus evenzeer. Zelfs nog directer: met zijn drie wijzigingsvoorstellen, nam Thom de Graaf het slotpleidooi van Harry van Wijnen over in zijn boek De macht van de kroon [4].

Iedereen winnaar

Bij dit laatste komen de twee geschetste lijnen samen, en ontstaat er een synthese: Thom de Graaf gaf de verbrokkelde, wat onderhuidse discussie, die met het oog op het ambtsjubileum van de koningin werd gevoerd cachet, door het pleidooi van Harry van Wijnen tot het zijne te maken. Dat was wel opmerkelijk, want een politicus op die positie (fractievoorzitter van een regeringspartij) had zoiets niet eerder gedaan. Maar het was gezien het verleden van Thom de Graaf en de eerdere uitspraken van premier Kok over de modernisering van de monarchie feitelijk niet zo bijzonder.

Maar het beeld was gezet. En dat beeld kwam RTL-Nieuws goed uit: nieuwswaardige uitspraken die alle kranten halen. Dat beeld kwam alle andere media goed uit: uitspraken waar je reacties op kunt halen. En dat beeld kwam zeker ook Thom de Graaf goed uit: zijn partij stond al zo laag in de opiniepeilingen, en was nu plotseling het brandpunt van een levendige publieke discussie. En dat ook nog op een terrein waar D66’ers graag meetellen: staatkundige verhoudingen [5]. Kortom, alle betrokkenen waren winnaar.

De discussie over de monarchie was op 30 april 2000 niet afgelopen. In mei vroeg De Graaf een kabinetsnotitie over de modernisering van de monarchie. Vier maanden later kwam die notitie, met als essentie: er hoeft van het kabinet niets te veranderen. In de Tweede Kamer werd er geen apart debat aan de notitie gewijd. Tijdens de behandeling van de begroting van het Ministerie van Algemene Zaken werd de notitie meegenomen. D66 sprak zich toen uit in de lijn van de uitspraken van Thom de Graaf. En dat was en bleef een minderheidsstandpunt in de Tweede Kamer. De media deden kort verslag van die Kamerdiscussie.

Daarmee was de discussie over de monarchie niet ten einde. Integendeel. Want de vriendin van de kroonprins zorgde opnieuw voor een forse discussie over de monarchie. Met name de koppeling van het Oranjehuis aan de dictatuur van de jaren ’70 in Argentinië zorgde voor veel opwinding. Niet in de Tweede Kamer, maar wel op tv, op de radio en in de kranten en tijdschriften. Zo beschouwd was de monarchiediscussie van Thom de Graaf slechts een onderdeel in een jarenlange publieke discussie.

Als ‘zelfstandig onderdeel’ heeft dit debat niets opgeleverd. Wel was het belangrijk voor de context van het doorlopende debat.

Terugblik

Drie journalisten hebben vroeg of veel later bijzonder kritisch teruggeblikt op het door Thom de Graaf ontketende debat. Bea Versteeg, royaltyverslaggever van het Reformatorisch Dagblad, schreef begin mei 2000 al in ‘haar’ krant: “Als er niets van komt, is het hele debat niet meer dan de zoveelste hype geweest. Een samenspel van gefrustreerde politici en goedgelovige journalisten. Het doet geen afbreuk aan de monarchie, maar aan dat van de politiek” [6]. Kees Lunshof, politiek commentator van De Telegraaf, werd eind december 2000 door De Volkskrant gevraagd naar de beste smoes van 2000. Zijn antwoord: “De smoes van het jaar is van D66-voorman Thom de Graaf. Die begon een op niets uitgelopen discussie over de monarchie, zeggende dat dat nodig was, terwijl in werkelijkheid zijn enige oogmerk was de aandacht op D66 gevestigd zien te krijgen” [7]. Willem Breedveld, politiek commentator van Trouw, blikte in dezelfde maand terug. “Mede dankzij hem (Thom de Graaf, BT) zit de monarchie vaster in het zadel dan ooit” [8].

De journalisten zijn alledrie kritisch over Thom de Graaf. Van zelfkritiek is in deze citaten geen sprake. Die kritiek kwam wel van Joop van den Berg, oud-journalist en inmiddels hoofddirecteur van de Vereniging Nederlandse Gemeenten. Hij vindt parlementaire journalisten vaak te volgzaam. “Zijn (Thom de Graafs, BT) voorstellen werden overal als groot nieuws gepresenteerd. Maar als je iets preciezer kijk naar de verschillende onderdelen van zijn pleidooi, blijft er weinig van over. Ik heb geen journalist daarover kritische vragen horen stellen” [9].

Huwelijk

Zo ontstaat bij deze casus de indruk dat met name de verstrengeling van politiek en media tot een (grote) nieuwsstroom leidt. De metafoor van het Haagse huwelijk, lijkt van toepassing. Het voordeel van deze beeldspraak is ook dat zo twee partners in beeld komen. Bij de metaforen van de pers als waakhond of straathond is dat niet het geval. Politiek en media kunnen als partners niet zonder elkaar. Sterker, ze zijn van elkaar afhankelijk. Politici hebben de media nodig om zoveel mogelijk kiezers te bereiken. En journalisten hebben politici nodig voor nieuws en primeurs.

Sinds de ontzuiling in Nederland, worden beiden veel meer beheerst door concurrentie binnen hun terrein, waardoor de afhankelijkheid van elkaar alleen maar toeneemt. De politieke partijen strijden om de gunst van de grote groep zwevende kiezers. Binnen het terrein van de media is de concurrentie ook toegenomen, althans zo lang het gaat om televisie. Het aantal tv-stations is bijvoorbeeld in 10 jaar tijd fors gestegen. Het aantal cameraploegen bij belangrijke politieke gebeurtenissen idem dito. Voor radio en kranten geldt deze toenemende concurrentie veel minder. Maar daar staat weer tegenover dat televisie een steeds belangrijker medium is geworden.

En zo ontstaat een spiraalbeweging: de politicus moet zijn uiterste best doen om stemmen te winnen, daarvoor heeft de politiek de media nodig, en de media willen zich graag onderscheiden met uniek nieuws, met primeurs. En politici weten steeds beter hoe zij kunnen voldoen aan deze journalistieke verlangens. Thom de Graaf en zijn uitspraken over de monarchie passen precies in die spiraal.

Dat impliceert dat de behoeften van de media minstens zo bepalend zijn als die van de politiek. Door Amerikaanse wetenschappers wordt dat de ‘media logic’ genoemd. De Amsterdamse politicologen Van Praag en Brants hebben dat naar de Nederlandse situatie vertaald. Volgens hen komt de ‘media logic’ erop neer dat de aard en de inhoud van de berichtgeving bepaald wordt door het referentiekader van de media. Dat komt erop neer dat de politiek afhankelijk wordt van de media [10].

Controlevacuüm

Dat betekent dat de media een grote verantwoordelijkheid dragen. Het debat daarover wordt veelal binnenskamers gevoerd. Van buiten komt vaak de kritiek dat de media, en met name de televisie enkel en alleen is geïnteresseerd in ‘oneliners’ en ‘soundbites’. Ook zou de aandacht voor de persoon van de politicus de aandacht voor de inhoud van het politieke debat verdringen. Die tendens is in campagneonderzoek meermalen bevestigd. Maar het onderzoek naar de media tijdens de verkiezingscampagne van 1998 geeft een opmerkelijke wending. Van Praag en Brants komen tot de conclusie dat het NOS-journaal de helft van de tijd besteedde aan politiek-inhoudelijk nieuws. Vier jaar eerder was dat nog ruim eenderde [11].

Intussen is de rol van de politiek, als het gaat om politieke communicatie, lang niet uitgespeeld. De politici weten heel goed dat daar waar de politiek aan belang afneemt, de media belangrijker worden. Het gaat dan over de ‘controleparadox’, een term van professor Rosenthal. In het boek Afrekenen met Peper, waarin wordt teruggeblikt op de affaire-Peper, schrijft Rosenthal: “Het zwaartepunt van de politiek verschuift in ons land van het poneren van grootse idealen en het ideologische gevecht naar controle op de macht. (...) De controleparadox leidt in ons land een hardnekkig bestaan: terwijl de behoefte aan publieke controle steeds dringender wordt, geven de grondbeginselen van het Nederlandse bestel daarvoor weinig ruimte. (...) Zo is er in het domein van de representatieve democratie – bestuur en volksvertegenwoordiging – een controlevacuüm ontstaan. Dat vacuüm wordt gevuld door de media, en dit temeer naarmate de uitkomsten van controle- en verantwoordingsprocessen langer op zich laten wachten” [12].

Trouwcolumnist Willem Breedveld hoorde professor Rosenthal spreken op een congres voor bestuurskundigen en plaatst de bal op het veld van de politici. “Stel nou eens dat de volksvertegenwoordiging gewoon zijn werk goed deed door daadwerkelijk te controleren. Dan zou het controlevacuüm zich niet of minder voordoen en zou de journalistiek zich niet alleen richten op het falen van de democratie, maar meer aandacht kunnen besteden aan de problemen waar de democratie voor staat” [13].

Vooralsnog slagen politieke partijen er, met behulp van hun professionele voorlichters, in om zo goed mogelijk in te spelen op de behoeften van de media. Dat is vooral in campagnetijd merkbaar. Een goed voorbeeld is de nieuwigheid van de VVD in 1998 om elke dag een persconferentie te organiseren. Daarmee heeft de VVD veel media-aandacht gekregen, terwijl de nieuwswaarde lang niet altijd dienovereenkomstig was. Uit verschillende boeken over de laatste verkiezingscampagne blijkt overigens dat vooral de regeringspartijen in staat zijn de ‘media logic’ te sturen [14].

Tussen de campagnes komt de analyse erop neer dat de politiek een kerntaak – controle op de macht – laat versloffen, en de media proberen dat gat te vullen. En als daar kritiek op komt, is de eerste reflex een jijbak: ‘laat de politiek zelf beter controleren’. Dat is niet onjuist, maar wel beperkt. Punt is dat de media er zelf aan bijdragen dat de politieke controle versloft. De trivialisering in de politieke verslaggeving is zeker niet alleen het gevolg van de politici die hopten van ideologie naar imago. Door de toegenomen concurrentie tussen de tv-rubrieken is de hang naar afwijkend nieuws groot.

Mark Kranenburg, tot voor kort politiek commentator van NRC Handelsblad, meent dat de invloed van de media op het politieke beleidsproces aanzienlijk groter is dan vroeger. Met name de indirecte invloed wordt volgens hem te vaak onderschat. “Beleid moet ‘media-proof’ zijn. Dagelijks wordt op diverse plekken in Den Haag volop geanticipeerd op de mogelijke effecten in de media van beleidsvoornemens en publieke uitspraken” [15].

En zo ontstaat bijna vanzelf weer het beeld van het Haagse huwelijk. Maar politiek en media zijn bijzondere echtelieden. Ze houden elkaar permanent in de gaten. En ze houden voortdurend rekening met de reactie van de ander. Liefde en strijd wisselen elkaar voortdurend af. Soms vinden ze elkaar, dan weer doen ze er alles aan om de ander te beïnvloeden.

Beiden zouden zich meer druk moeten maken over hun primaire verantwoordelijkheid. De politiek mag de controle op de macht niet laten versloffen. De media mogen de inhoud van het politieke debat niet marginaal behandelen, niet tijdens verkiezingscampagnes en niet in de jaren dat een regering gewoon regeert. Als die taken meer en beter inhoud zouden krijgen, is de burger (kiezer, maar ook nieuwsconsument) beter in staat een verantwoordelijke burger te zijn.

Bij EO-radio proberen we dat te doen. Niet dat dat gemakkelijk is. Wat in elk geval nodig is, is voldoende tijd voor redactionele reflectie op het nieuws. Dat is bij een programma als De Ochtenden, waarin het gaat om de achtergronden bij het nieuws, makkelijker te realiseren dan bij grote nieuwsredacties. Als er tijd genomen wordt voor brainstorm en reflectie, worden eerste impulsen van kritische kanttekeningen voorzien. Eigenlijk gaat het om de kunst van tweemaal denken. De eerste keer gaat het om inventarisatie van ideeën. De tweede keer gaat het erom of die ideeën wel echt deugen. Die tweede keer denken is dan niet bedoeld om te beslissen of het idee wel of niet wordt uitgevoerd. Het is een kwestie van valkuilen ontdekken en proberen te omzeilen.

Grote nieuwsorganisaties doen dit soort dingen veel minder op dagelijks niveau. Maar iets soortgelijks gebeurt wel op een wat hoger abstractieniveau. De chef van de Haagse redactie van De Volkskrant heeft bijvoorbeeld deze zomer een interne notitie geschreven als voorbereiding op de aanstaande verkiezingscampagne [16]. Het NOS-Journaal en RTL-Nieuws werkten in 1998 ook met dergelijke voorbereidende notities [17].

Politiek en media zeggen eenparig de burgers uiterst serieus te nemen. Maar beiden lopen het gevaar dat schijn en werkelijkheid niet overeenkomen. Dat blijkt bijna dagelijks bij het consumeren van het politieke nieuws. Ofwel: als politiek en media zich teveel met hun imago bezighouden, en te weinig met de inhoud, lopen zij beiden het risico dat hun imago er niet beter op wordt.

  1. Trouw, 1 juni 2001. ‘Liberaal tegen de beeldcultuur’, Marcel ten Hooven.
  2. De Journalist, 24 maart 2000. ‘Een pleidooi voor verantwoordelijke journalistiek’, Frits Bloemendaal.
  3. Johan Stekelenburg, burgemeester van Tilburg, haalde later de krant met uitspraken over de journalistiek, die nagenoeg letterlijk overeen kwamen met het artikel van Bloemendaal. Zo ‘scoorde’ een politicus met een journalistiek verhaal.
  4. De macht van de kroon, Harry van Wijnen, Balans, 2000.
  5. De opiniepeilingen leverden voor D66 in april 2000 inderdaad een opmerkelijke opleving op. De partij stond permanent op 8 zetels, in april 2000 op 11. Daarna zakte dat weer snel naar 8.
  6. Reformatorisch Dagblad, 29 december 2000. ‘Monarchie past zich aan de tijd aan’, Bea Versteeg.
  7. De Volkskrant, 30 december 2000. ‘Smoes 2000?’, Jaap Stam.
  8. Trouw, 29 december 2000, column van Willem Breedveld ‘Kopstukken (1)’.
  9. NRC Handelsblad, 24 augustus 2000. ‘Fijn samen onder de kaasstolp’, Kees van der Malen.
  10. Philip van Praag & Kees Brants Tussen beeld en inhoud. Politiek en media in de verkiezingen van 1998, Het Spinhuis, 2000.
  11. Zie noot 10.
  12. Afrekenen met Peper, door Bas Soetenhorst en Michiel Zonneveld, Van Gennep 2001. Daarin schreef prof.dr. U. Rosenthal het hoofdstuk ‘De nieuwscascade’.
  13. Zie noot 10 en Jan Kleinnnijenhuis e.a. (red.) Paarse polarisatie, besproken in Trouw, 19 december 1998, ‘Paars zet media op het verkeerde been’, Willem Breedveld.
  14. Trouw, 25 mei 2001, column van Willem Breedveld ‘Koning Dijkstal’.
  15. De Helling, najaar 2000. ‘Waakhonden zonder taak’, Mark Kranenburg.
  16. HP/De Tijd, 3 augustus 2001, ‘Tussen opleukers en serieuzen’, Gert Hage.
  17. Zie noot 10.