Tolerantie als morele deugd

Interview met senator Holdijk
Het lustrumcongres van de C.S.F.R. over tolerantie, zie de advertentie elders in dit nummer, is niet compleet als senator Holdijk, oud-C.S.F.R.-lid en man met bijzondere status in de 'Wapenveld'-redactie, zich daarover niet heeft uitgesproken. In tal van bijdragen aan 'De Civitate', 'Wapenveld' en anderszins heeft hij zijn mening over dit onderwerp al gegeven. Direct of indirect. Holdijk en Van der Vlies zijn de laatste vertegenwoordigers van de C.S.F.R. in de Staten Generaal. Beiden geven zij daar gestalte aan het theocratisch gedachtegoed dat zo centraal stond in de traditie van de C.S.F.R. Het maakt ze niet populair.

Met name Holdijk ontmoette de laatste maanden veel onbegrip. Zowel in de kamer als in de media. Verrassend voor degenen die hem kennen. Zij ontmoeten in hem een sereen en immer vriendelijk mens. Bedachtzaam sprekend, formulerend met punten en komma’s, onderbroken door een trek aan zijn pijp. Denkpauzes worden gecreëerd door deze eens goed schoon te maken, opnieuw te vullen en aan te steken.

Gesproken hebben wij amice Gerrit niet. Op de geplande avond voor het interview moest hij verstek laten gaan. De vergadering van de Gelderse Staten over de financiële malversaties met een evenementenbureau hield hem als statenlid vast. Wij hebben hem de vragen gemaild. Mevrouw Holdijk heeft haar man toegang tot de vragen verschaft en de antwoorden vervolgens weer aan ons gemaild. Aan de spontaniteit van de antwoorden heeft het weinig afbreuk gedaan. Holdijk had slechts een deel van de nacht om er antwoord op te geven.

Gerrit, als jij een islamitisch meisje met een hoofddoek ziet lopen, wat gaat er dan door je heen? En wat bij een gezond hollands reformatorisch meisje, in zo’n zedige, lange rok?

Ik vind het iets moois hebben als mensen een eigen stijl vertonen, waarin iets van hun identiteit tot uitdrukking komt. Dat kan een strikt persoonlijke stijl zijn, maar ook een groepsstijl. Daarom houd ik bijvoorbeeld van klederdrachten, al vind ik ze niet alle even mooi. Het is inderdaad merkwaardig dat in onze tijd blijkbaar alleen een deel van het vrouwelijk segment van de bevolking een eigen kledingstijl kent. Waarom de mannen eigenlijk niet?

Het is wel duidelijk en tegelijkertijd opmerkelijk dat zowel een deel van de islamitische als van de reformatorische meisjes hun godsdienstige afkomst uitdrukken in kleding en haardracht. Of er van een vrijwillige persoonlijke keus bij deze jonge mensen sprake is of dat men zich gedwongen voelt door een bepaalde groepscode, moet men maar niet vragen. Het zal wel blijken als ze volwassen zijn geworden.

Holdijk’s tolerantie

De laatste maanden maak je een nogal intolerante indruk. Je weigert Brinkhorst de hand, boycot het huwelijk van zijn dochter en plaatst kanttekeningen bij het huwelijk van onze kroonprins. Het heeft de nodige belangstelling van de media voor jou gewekt.

Het is waar dat ik, ongewild overigens, door een samenloop van omstandigheden gedurende het laatste half jaar onderwerp van aandacht in de media ben geweest. Als gezegd, die aandacht heb ik niet gezocht en deels (Brinkhorst en het huwelijk van zijn dochter) heb ik die zelfs per se niet gewild. Het is ook mijn persoonlijke opvatting dat een Eerste Kamerlid de publiciteit niet moet zoeken. Anderzijds besef ik natuurlijk dat publiek optreden publiciteit kan veroorzaken. Openbaarheid is essentieel in een parlementaire democratie.

Bij de mkz-epidemie en uiteraard vooral de wijze waarop die door de overheid tegemoet is getreden kwam alles in mij in verzet vanwege de principieel onverantwoorde en disproportionele aanpak. Mijn boerenafkomst speelde mij daar ongetwijfeld parten, maar de verontwaardiging zat dieper. Het uit puur economische motieven op grote schaal gezonde dieren doden en vernietigen gaat naar mijn diepste overtuiging radicaal in tegen de zorgplicht voor vee dat aan onze zorgen is toevertrouwd. Vanuit dat besef kón ik op datzelfde moment geen feest vieren in gezelschap van de eerstverantwoordelijke minister voor dit overheidsbeleid.

Bij de toestemmingswet voor het aanstaande kroonprinselijk huwelijk – waar ik uiteraard als volksvertegenwoordiger namens de SGP optrad – was iets heel anders aan de orde. Daar heb ik, hoezeer ik ook heb getracht te objectiveren, blijkbaar toch een zenuw geraakt, vooral bij een aantal rooms-katholieke medelanders, door te herinneren aan de oorsprong van het protestantse Oranjehuis. Anderen zullen het releveren van dit element irrelevant en daarom buiten de orde hebben geoordeeld. Ik vond dit één van de moeilijkste opdrachten in mijn parlementaire loopbaan, maar ik heb het wel met overtuiging gedaan. Ik begrijp ook nog steeds niets van de commotie. Waarom kan er niet op een meer ontspannen en volwassen manier over de verschillen in beleving van de historie gesproken worden? Het heeft mij bij veeljarige, intensieve contacten met rooms-katholieken nooit in de weg gestaan. Hoezo intolerant? Als je iets zegt wat misschien uit de politieke toon valt, maar wezenlijk is voor je politieke stellingname, waarom zou dat onverdraaglijk zijn? Het is mij nadien trouwens opgevallen dat degenen die tot enigszins objectieve waarneming in staat waren én op de hoogte zijn van het klassiek-denken niet vreemd opgekeken hebben van mijn bijdrage aan het debat.

Heeft het zin om zoveel hoon en spot over jezelf af te roepen, over de partij en over de achterban van die partij? Behoort dit voor jou tot de dienst van God?

Hoon en spot heb ik niet ontmoet, wel veel onbegrip. Overigens, óók het door onze fracties ingenomen standpunt – instemming met het verlenen van toestemming – heeft in de SGP-achterban niet overal begrip ontmoet. Je kunt het in de politiek niet gauw voor iedereen goed doen, dat weet je en dat lot heb je te dragen. Dát is ook een zeer wezenlijke notie van tolerantie: het verdragen en verduren van kritiek, ook al tracht je iedereen zoveel mogelijk recht te doen en te respecteren. Toch voel ik me geen slachtoffer of tragische figuur. In beide situaties – mkz en koninklijk huwelijk – ging het om het blootgeven van je identiteit en zodoende herkenbaar willen zijn. Niet om op te vallen natuurlijk, maar omdat je je identiteit niet moet verloochenen, ook al mogen de consequenties die je aan je identiteit verbindt ter discussie worden gesteld. Ja, wat is onze identiteit als christen? Dat is toch Christus.

Tolerantie en theocratie

Je hebt je jarenlang verbonden met de SGP en vertolkt daarbinnen en daarbuiten het theocratische gedachtegoed in de lijn van Groen en Van Ruler. Hoe geef jij vanuit je theocratische denken gestalte aan het tolerantiebegrip?

Mijn denken over theocratie en tolerantie is inderdaad sterk beïnvloed door Groen van Prinsterer en Van Ruler. Van Ruler heeft over de verhouding van die twee mijns inziens het diepst en het meest systematisch nagedacht. Maar Van Ruler is al weer meer dan dertig jaar geleden overleden. Toch vraag ik mij nog dikwijls af wanneer ik voor principiële vragen sta: wat zou Van Ruler ervan gevonden hebben en wat zou hij van mijn opstelling vinden? Van Van Ruler heb ik geleerd dat je alleen maar echt tolerant kunt zijn tegenover andere opvattingen wanneer je zelf een diepe en vaste overtuiging hebt. De beleefde waarheid van Gods Woord, dat is bevinding, maakt je overtuigd tolerant, niet bij concessie maar per confessie, zoals Van Ruler placht te zeggen.

Deze diep-tolerante houding leidt er evenwel niet toe dat keuzes, zeker in politicis, ontgaan kunnen worden. Je zult dan ook voor de dag moeten komen met je opvatting over wat naar jouw idee de meest zegenrijke oplossing of aanpak van een vraagstuk is. Daar steekt niet in directe zin bekeringsijver achter, maar wel terdege het besef dat ik mijns broeders hoeder ben (en omgekeerd). Toch wordt zo’n houding al gauw door anderen als intolerant ervaren, zo blijkt meer-en-meer. En dat juist op een moment dat tolerantie zo ongeveer als ultieme politieke waarde wordt beleden.

Ik vind het dan ook onvoorstelbaar dat in onze parlementair-democratische rechtsstaat recent stemmen opgaan dat de SGP als partij verboden zou moeten worden, zeker wanneer ze in betekenende mate zou groeien. Wat zit daar ten diepste achter?

Waarom klaagt de SGP en haar reformatorische achterban steeds over het gebrek aan begrip en tolerantie? Ze zouden toch niets anders mogen verwachten? Is de intolerantie die de SGP ontmoet niet een logisch gevolg van de intolerante opstelling tegenover homo’s, islam, zondagsarbeid enzovoort?

Ja, het lijkt een merkwaardige paradox: de SGP wordt door anderen als intolerant ervaren en de SGP voelt zich af en toe intolerant bejegend door anderen. Maar is dit niet een schijn-paradox en feitelijk het echte probleem van de tolerantie-idee? Absolute tolerantie is onmogelijk, zou zichzelf opheffen.

Waarom stelt de SGP haar strategie niet gewoon wat bij? Meer in de lijn van de vroegchristelijke kerk, het Evangelie en bijvoorbeeld Daniël. Je werkt aan het hof van de goddeloze Nebukadnezar, bezoekt zelfs het feest ter vergoddelijking van hemzelf, maar buigt alleen niet mee. Nergens lees je dat Daniël oproept tot bekering, de wet voorhoudt enzovoort. Het enige wat gevraagd wordt is ruimte voor de belijdenis van het eigen geloof. Kortom, moet de SGP haar bekeringsdrang niet loslaten en genoegen nemen met ruimte voor zichzelf? In plaats van de theocratische strategie van Holdijk de verzuilingsstrategie van Janse?

Wat zou je dan moeten doen om je theocratische benadering op politiek en maatschappelijk vlak vast te houden en toch door iedereen tolerant gevonden te worden? Is dat mogelijk? Je kunt je nóg zo bescheiden opstellen qua persoonlijke houding, maar als je trouw wilt blijven aan je Opdrachtgever en Hem niet wilt verloochenen, zul je vermoedelijk altijd aanstoot blijven geven. Er is natuurlijk een andere oplossing, namelijk je in tweeën delen: privé- en publiek terrein gescheiden houden. Allerlei oude en moderne tweerijkenleren getuigen daarvan. Als het niet anders kan, omdat men je geen ruimte meer laat, zal er weinig anders opzitten. Dan moet je je niet meer in de politiek mengen, hooguit er nog voor bidden. Je opsluiten in je eigen zuil, voorzover al mogelijk en gedoogd, is beneden mijn theocratische stand, al geef ik toe – ook een woord van Van Ruler – dat je theocratisch kunt leven ook al wordt je niet theocratisch geregeerd. Als je volk, je land en je koningshuis je lief zijn, zul je alleen in uiterste noodzaak mogen abdiceren van je theocratisch-politieke roeping.

Trouwens, we moeten ook niet al te klagerig doen over die intolerantie die we ondervinden. We moeten ons er ook niet al te zeer over verbazen. We zijn gewaarschuwd. Ik roep nog maar eens een woord van Van Ruler in herinnering. In een lezing uit 1948 zei hij al dat het einde van de neutrale verhouding van kerk en staat in zicht was. Een kerk die werkelijk het koningschap van Jezus proclameert, ook en allereerst over de staat, heeft alle kans, aangegrepen en uitgeroeid te worden, zo zei hij. Dát noemde hij ook een zuivere verhouding van de staat tot de kerk: de kerkvervolging, de keerzijde van de theocratie. Tertium non datur: óf christenvervolging óf theocratie. Dat lijkt overdreven, bijna apocalyptisch, maar is het ten principale niet waar? Wanneer men niet de eis stelt dat de staat de kerk erkent als kerk van Jezus Christus, dan getuigt dat van lijdensschuwheid, aldus Hoedemaker.

Tolerantie in een liberale democratie

Hoe typeer je de tolerantie in onze democratie? Is er sprake van tolerantie of onverschilligheid?

De waarde van de tolerantie staat in de politiek hoog genoteerd. Ik vertrouw het veelvuldig gebruik van het woord tolerantie niet zo erg. Hebben degenen die dat woord in de mond nemen nog wel besef van de diepste betekenis ervan: het dulden en verdragen, het lijden eraan en tegelijkertijd het eerbiedigen van afwijkende opvattingen en gebruiken? Tilt men daar zwaar aan of laten ze ons koud? Respect is dan een ander woord voor onverschilligheid, uitgesproken door de over-machtige. Als dat zo is, is tolerantie een dun laagje ijs geworden, waar we bij het minste of het geringste zó maar doorheen zakken. Tolerantie heeft dan geen fundament, is leed geworden. Het is een verlegenheidsoplossing voor de waarheidsvraag geworden.

Echte onverschilligheid is in de grond der zaak een vorm van tirannie. Maar zijn de moderne liberalen, die de tolerantie zo veelvuldig belijden, echt onverschillig? In elk geval heeft ook hun tolerantie en onverschilligheid een keiharde grens: de geldende, door de meerderheid bepaalde rechtsorde, waaraan een zeer bepaalde mensbeschouwing ten grondslag ligt. Trouwens, de tolerantie als morele deugd is door de rechtsorde vrijwel volledig gejuridificeerd. En waar het recht opkomt, verdwijnt de deugd achter de coulissen. Dat zeg ik niet uit minachting voor de rechtsstaat, maar de rechtsstaat is in zekere zin een abstractie, die in zijn uitwerking onder kritiek gesteld mag worden.

Toegegeven, dit klinkt allemaal wat negatief, bijna pessimistisch misschien. De grote vraag is echter hoe wij in onze samenleving met haar multireligieuze en multiculturele aspecten het tolerantiedebat weer op niveau krijgen. Noodzakelijk is het in elk geval wel. Kun je daar nog hoop op hebben en van wie is zo’n impuls dan te verwachten?

Wat kunnen (en moeten) we anders dan vanuit onze eigen opvattingen duidelijk proberen te maken dat een lege tolerantie risico’s inhoudt voor de maatschappelijke vrede. Daartoe zullen we het debat niet moeten schuwen, zeker niet in het parlement. Wat minstens zo belangrijk is is dat we de gevulde tolerantie betrachten en vóórleven. Dat geldt zowel voor de minderheden als de meerderheid. Bescheiden en beslist, in de wetenschap dat ook tolerantie zijn grenzen kent, maar onmisbaar blijft onder zondige mensen. Als ik nog één keer Van Ruler mag citeren: de manier waarop God volgens de bijbel met Zijn mensenkinderen omgaat, is het grote paradigma voor de manier waarop wij met elkaar dienen om te gaan.