Redactioneel

De serie ‘De eeuw in ons hart’’ wordt in dit nummer afgesloten met een artikel van prof.dr. H.W. de Knijff. Op zijn bekende pittige, diepgravende en erudiete manier brengt hij wat de serie tot nu toe heeft opgeleverd bij elkaar en trekt hij de lijnen door. Zoals De Knijff terecht stelt, is de strijd om toegang tot de bijbel te houden een strijd tegen de geslotenheid van ons moderne wereldbeeld. Het positivistisch agnosticisme ‘ligt als een klamme deken over ons bestaan’. Tegelijk wordt zichtbaar dat dat agnosticisme het laatste woord niet kan zijn. ‘Daarvoor is het te oppervlakkig en, in tegenstelling tot de mening van haar gelovigen, te inhumaan.’ Dat vermoeden komt breder openbaar. Onze moderne levenswijze, mogelijk gemaakt door wetenschap en techniek, en stoelend op principes van autonomie en zelfbepaling, begint harde trekken te krijgen. Het paradijs lijkt verder weg dan ooit. Al wil niemand terug naar vroeger.

De Knijff meent dat de nadruk op het ‘existentiële’ karakter van de bijbel in de serie het meest vruchtbare gezichtspunt is. Het wijst een richting, al lost het niet alles op. Hoe kom je van de existentie bij de ‘eeuw in ons hart’? Hoe verhouden openbaring en geschiedenis zich? De Knijff breng op dit cruciale punt het denken van de Utrechtse filosoof A.E. Loen onder de aandacht. Loen houdt historie en openbaring uit elkaar, de historie is mensenwerk, maar toch kan de historie slechts begrepen worden – uiteindelijk – vanuit de openbaring. Sterker, zonder de openbaring verkommert ook het historische en wordt het irreëel. ‘Er is een spreken Gods, dat de geschiedenis, die in onze handen (zowel in ons historische handelen als in ons wetenschappelijk onderzoek) zonder zin blijft, in haar ware aard onthult. Op die geschiedenis zijn alle dingen, ook de wetenschappen, betrokken. De ware samenhang van de historie wordt ons alleen in de bijbel geopenbaard.’ Niet als een inslag, niet bij mededeling, ‘maar als een waarneming die het karakter draagt “van een zien, soms even”, van een flits, veeleer iets teders dan iets massiefs, iets dat wordt opgemerkt, maar dat niet kan worden vastgegrepen’. De geschiedenis laat niet meer zien ‘dan betrekkelijkheden, vaststelbare binnenwereldlijke feiten; tegelijkertijd roepen zij de vraag op: wat zit hier toch achter, wat is hun echte diepere verwijzing?’ Om daar achter te komen is het Woord nodig. De Knijff eindigt dan ook in een lofzang op dat Woord, dat ons werkelijk doet ervaren dat ‘de eeuw in ons hart is’. ‘Hoe intensief het spervuur van historisch vastgestelde feiten ook moge zijn, hoe breed ook een narratieve inkleding moge uitwaaieren, hoezeer ook hermeneutisch het subject meespreekt in verstaan en bewoording, het doet alles niet af aan de overmachtige werkelijkheid die de bijbel is. Het Woord is overweldigend, meeslepend, intrinsiek overtuigend.’ Oefenen in het verstaan van de bijbel, dat kon wel eens de beste bijdrage zijn aan het bewaren van de humaniteit die gereformeerde christenen zichzelf en de samenleving kunnen bieden.