De treden van de dagen

Emoties en moreel oordelen
Zo'n twintig jaar geleden reed mijn vader, toen rechercheur in een gemeente onder de rook van Amsterdam, langs een bushalte. Hij zag J.P. staan. Een vermaarde junk, die de gemeente onveilig maakte. Mijn vader stopte en stapte uit. J.P. sloeg gelijk door. 'Ach meneer Dekker, ik voelde mij zo eenzaam met de kerstdagen. Ik heb toen aan de koster gevraagd of ik even orgel mocht spelen. Ik werd boos weggestuurd. Kan ik me ook wel voorstellen. Maar ik wilde zo graag orgel spelen. Ik liep vandaag langs de kerk. Ik kon de verleiding niet weerstaan. Ik heb met deze schroevedraaier het slot geforceerd. Kom ik bij dat orgel, blijkt dat ook nog op slot te kunnen. Heb ik ook maar open gebroken. Ik heb een uurtje gespeeld.' Pa kende J.P. al een beetje. Hoewel hij een strikt handhaver was van de openbare orde en genoot van het oplossen van een zaak, waarbij de dader achter slot en grendel moest, had hem dit niet belet voor J.P. enige vaderlijke gevoelens te ontwikkelen. J.P.'s moeder was jong overleden en het gezin was wat in het ongerede geraakt. Verbittering en kilheid hadden J.P. op het spoor van de drugs gebracht. Drugs als uiting van een hunkering naar wat liefde en geborgenheid. 'Ach meneer Dekker, als u nu mijn vader geweest was...' Dit kerstverhaal werd waardig besloten. De kerkvoogd trok de aanklacht in en de sloten werden op eigen kosten gerepareerd. Deze keer dan. Later werd J.P. weer achter slot en grendel geplaatst. Het recht moet wel gehandhaafd worden. Dat hij toch een afscheidsbrief aan mijn vader schreef, geeft aan dat dit niet zonder mededogen hoeft te gebeuren.

De breed aanvaarde individualisering van onze cultuur leidt tot een bijna algemeen respect voor de autonomie van de ander en een bescherming van de eigen autonomie. Niets kan de in het algemeen goede en zelfvoldane stemming in gezinnen, families, kerkelijke gemeenten en andere sociale verbanden meer bederven dan een ongebreideld moralistisch betoog. Moralisme, of een ethiek van regeltjes, past niet langer in het op zelfontplooiing en autonomie gerichte vertoog dat ons allen in de ban heeft. Belerende preken waarin de predikant de jongelieden der gemeente vermaant om geen popmuziek te draaien, niet seksueel te experimenteren, de zondagsrust te handhaven en de ouders te gehoorzamen lijken hopeloos uit de tijd te zijn en worden als irritant en kil ervaren.

Maar, sociale verbanden die niet langer kunnen beschikken over het sociale bindmiddel van de gemeenschappelijke moraal hebben (ter voorkoming van desintegratie, natuurlijk) wel een alternatief bindmiddel nodig. Het lijkt er steeds sterker op dat dat gevonden wordt in de bereidheid tot openheid over het eigen gevoel en de bereidheid tot het invoelen van het gevoel van de ander (empathie). Het handelen wordt niet langer ethisch gemotiveerd, maar vanuit het gevoel. Het vertoog van de emoties is uit het isolement van de gesprekskamer van de psycholoog of pastor gehaald en doordringt nu ons kerkelijke en maatschappelijke leven.

Koers

Dat dit verschijnsel zich ook in orthodoxe kringen voordoet, wordt onder meer zichtbaar in het reformatorisch opinieblad Koers. De laatste jaren zijn in dit blad diverse interviews gepubliceerd met mensen, die in het algemeen konden rekenen op stilzwijgen of harde oordelen van het kerkvolk en kerkelijke autoriteiten. Hoofdredacteur Meinders slaagt er in dergelijke interviews in om de mens achter de 'dader' in zicht te brengen. De gevoelens en emoties worden met veel invoelingsvermogen weergegeven. Als lezer begrijp je de verlangens en behoeften van de geïnterviewde. Je ziet zijn of haar worsteling met gevoelens van schaamte en schuld, de worsteling met de moraal. In Koers gaat het in dit soort interviews veelal om worstelingen van de geïnterviewden met de strikte dogmatische en morele standpunten van de reformatorische achterban (homofilie, echtscheiding, emancipatie, uitverkiezing ...). De autonomie van de geïnterviewde wordt door deze strikte moraal schade aangedaan.

Als lezer van dit soort interviews - je treft ze niet alleen in Koers, maar in alle bladen en programma's - vergaat je de lust tot moreel oordelen. Wie durft het zingen van Opwekkingsliederen in diensten nog af te wijzen op esthetische, liturgische en dogmatische gronden wanneer je leest hoezeer het geloof van zo'n kwetsbare jongere gevoed en gelaafd wordt door dit soort liederen? Je krijgt dan toch automatisch het gevoel de kinderen van hun Jezus af te houden?

Het vertoog van de emotie stelt zodoende in staat steeds ruimhartiger te zijn in de acceptatie van evangelischen, liberalen, anders geaarden, enz. Het morele geweten wordt met een gevoel van mededogen en ontferming tot zwijgen gebracht. Zolang je het gevoel (h)erkent, is alles geoorloofd.

Verpsychologisering

Onlangs las ik voor mijn opleiding tot supervisor een boekje over overdracht en tegenoverdracht. Liefde in wonderland; overdracht en tegenoverdracht in de hulprelatie, door Riekje Boswijk-Hummel. De auteur kent in dit boek een belangrijke plaats toe aan het gevoel in de hulpverlening. De hulpverlener dient op zoek te gaan naar het gevoel van de cliënt en dat gevoel huist in het hart. 'Rondom het hart bevindt zich meestal een stevige laag van gedachten, emoties en angsten, op grond waarvan de directe impulsen van het hart niet naar buiten kunnen worden gebracht, soms zelfs niet eens meer worden gehoord of gevoeld. Deze laag van gedachten enzovoort, wordt meestal een "ego" genoemd. Ik gebruik liever het woord structuur. Binnen de cliënt bevinden zich twee instanties: zijn hart en zijn structuur. Je kunt ook zeggen: hart en ego; kind en volwassene, of: hart en verstand. Het hart en de structuur leven doorgaans op voet van oorlog met elkaar' (p. 96).

Hulpverlenen is volgens Boswijk-Hummel dus het op zoek gaan naar het hart van de cliënt. De structuur daaromheen, en tot die structuur reken ik ook de geïnternaliseerde moraal van de cliënt, moet doorbroken worden. Het hart moet vrijkomen. Dat het hart zo in de plaats van de moraal komt blijkt uit de volgende korte en bondige formulering:

Bij dit alles is het hart van de cliënt de toetssteen. De cliënt moet zelf bepalen wat hij vindt. Hij kan dit alleen maar doen door zelf te voelen wat hij ervaart.

Nu besef ik, lesgevend aan een opleiding voor hulpverleners, maar al te zeer dat 'bevrijding van het hart' voor veel cliënten broodnodig is. Niet alleen om het leven draaglijk te maken, maar ook om te bevrijden uit aangedaan onrecht. Probleem is alleen dat het verhaal van Boswijk-Hummel niet alleen gehanteerd wordt in de hulpverlening, maar deel is gaan uitmaken van onze cultuur en ethische norm bij uitstek is geworden. Het handelen van mensen wordt in toenemende mate gemotiveerd vanuit het 'er een goed gevoel bij hebben' of 'mijn hart gaf mij in om dit te doen'. 'Zo voel ik het nu eenmaal, daar kan ik ook niets aan doen.'

Wanneer ik zo'n populaire psychologische verhandeling van Boswijk-Hummel, dat als een broodje over de toonbank gaat, lees, komt bij mij een aantal vragen boven.

1. Wanneer een mens bij zijn gevoel komt, of bij zijn hart, en daarbij de structuur om het hart heen weet te doorbreken, wat treft hij daar dan aan? Wat huist er nu eigenlijk in het hart? Is dat nu werkelijk een reine kern? Als ik dit soort verhalen lees, denk ik direct aan bijvoorbeeld de tekst uit de Prediker: 'daarom is het hart der mensen vol boosheid en is er verdwaasdheid in hun hart hun leven lang; en daarna gaat het naar de doden'.

2. Al dat sentiment rondom gevoel en hart, dichtbij je gevoel leven, de oecumene van het hart enzovoort ervaar ik ook als een ondermijning van de waarde van de ethiek, of het gebod. Waarom is de structuur rondom het hart dubieus? Wat is er mis met de inperking van de vrijheid van het hart door de ethiek, de norm van het recht, de gerechtigheid

3. Tenslotte, ik schrik vooral van het individualiserend karakter van dit soort uitspraken. Alleen het hart van de mens als de toetssteen. Ik huiver voor de gevolgen van het feit dat de moderne mens geleerd wordt zijn werkelijkheid te beschouwen vanuit het oogpunt van zijn eigen hart. Het verheugende hiervan is natuurlijk dat zij zich emancipeert van zijn ouders, echtgenoot, kinderen en andere autonomie-ondermijnende personen. Maar is het gevaar van de ongebreidelde aandacht voor het eigen hart niet dat de moderne mens, na lezing van zo’n boekje of na zijn therapie de spreekkamer als een narcist verlaat? Ik kan mij levendig voorstellen dat een ieder tot op zekere hoogte bevrijd moet worden uit de klauwen van ouders, echtgenoten en kinderen. Tegelijkertijd ben ik er beducht voor dat de moderne mensen zich onder het mom van emancipatie losmaken van loyaliteiten en vervolgens zichzelf schaden doordat zij, volledig bezeten van het eigen gevoel, zich storten in een wereld van slachtofferige eenzaamheid. De ander is het kwaad. Maar wie bekommert zich dan nog om die ander?

Emotionalisering van de ethiek

De laatste tijd heb ik, niet gepland en tot mijn eigen verrassing, weer eens wat gegrasduind op het terrein van de ethiek. Wellicht omdat ik - ten gevolge van mijn supervisorenopleiding, mijn eigen supervisie en de supervisie die ik geef - steeds meer de waarde, maar ook de verleiding van de emoties onderken. Ik las onder meer Wat liefde weet; emoties en moreel oordelen van Martha Nussbaum. Een Amerikaans ethicus en filosofe die hoge ogen gooit. Haar populariteit blijkt onder meer uit het feit dat zij binnen een half jaar twee keer uitgebreid geïnterviewd is op televisie (door J. Geel en S. Sanders).

Haar ethische opstellen, waarvan er drie gebundeld zijn in dit boek, bevatten geen dorre en systematische betogen. Zij analyseert voornamelijk romans en toneelstukken en laat hierin zien welke ethische keuzen gemaakt worden door de hoofdpersonen. Deze worden ook geëvalueerd. Al doende krijg je zicht op haar ethische opvattingen en redeneertrant. In één van haar mooiste opstellen analyseert zij de tragedie Medea van Seneca. De vrouw Medea is verliefd op Jason. Voor deze liefde doodt zij haar broer. Zij krijgen twee kinderen. Jason wordt echter verliefd op een ander en wil haar verstoten. Op dat moment begint het toneelstuk. Na een stevige echtelijke ruzie doodt Medea haar kinderen en vervolgens zichzelf. Jason blijft in machteloze schuld achter. Medea’s liefde blijkt alles verterend te zijn.

Seneca heeft dit stuk geschreven om daarmee te waarschuwen voor de emotie. Mensen die toegeven aan emoties, in dit geval liefde, lopen volgens Seneca gevaar om ondeugdzaam te zijn. Liefde leidt op termijn alleen maar tot jaloezie en als uitvloeisel daarvan tot moord en doodslag. Seneca's ethiek is een pleidooi voor onthecht leven. Bind je zo min mogelijk en leef zo stoïcijns als maar kan. Doe slechts je plicht. Gevoelens leiden hier alleen maar van af.

Nussbaum vindt het ook niet goed van Medea dat zij haar kinderen, haar broer en zichzelf gedood heeft. In dit opzicht stemt zij in met de auteur van dit toneelstuk, de stoïcijn Seneca. Toch stemt zij niet in met zijn pleidooi voor een onthecht leven, waarin gevoel als ethisch gevaarlijk wordt beschouwd. In haar ethiek probeert Nussbaum juist plaats te maken voor emoties als liefde, verlangen, boosheid en verdriet. Een ethiek die geen plaats toekent aan emoties gaat voorbij aan een essentie van het mensenleven. Ethiek moet emoties niet inperken, maar juist plaats geven. Het voert hier te ver om haar positie geheel weer te geven. Ik haal er een paar dingen uit:

1. Een ethiek die plaats biedt aan emoties, kan niet rechtlijnig zijn. Goed en kwaad zijn niet langer makkelijk van elkaar te scheiden zaken. Een ethiek met emoties is buigzaam, soepel en zigzaggend van karakter. Er is wel goed en fout, maar dat zijn situationele, aan plaats en tijd gebonden begrippen. Het is niet altijd fout, maar daar en toen. Nu misschien niet.

2. Juist wanneer men recht wil doen aan emoties in de ethiek, veronderstelt dit een narratieve houding. Men is niet langer geïnteresseerd in de beoordeling van de enkele daad, maar in het verhaal erachter. Met een citaat geef ik de gevolgen voor de hulpverlening aan. 'In het mededogen keert de ziel zich af van de strenge bestraffing van iedere tekortkoming, zelfs als er wel degelijk fouten zijn, omdat ze begrijpt voor welke moeilijkheden iemand stond bij zijn of haar pogingen om goed te leven. Dit is een meevoelend begrip zonder afstandelijkheid.'

3. Dit gevoel van mededogen moet je niet alleen toepassen op anderen, maar ook op jezelf. Je moet staan naar het goede leven. Dat wel, maar, en nu citeer ik: 'Je moet de redenen voor je wrok en je kwade opwellingen begrijpen, en de strenge straffen die je geneigd bent je eigen ziel op te leggen verminderen, omdat de aard van het menselijk leven zelf als verzachtende omstandigheid kan gelden.'

Het verhaal van Nussbaum viel bij mij midden in de periode waarin ik de waarde van emoties en gevoel begon te onderkennen. Ik realiseerde me hoezeer moraal en ethiek bij mijzelf, maar ook bij mijn supervisanten en mijn medemensen kon leiden tot miskenning van het eigen gevoel. Vanuit de moraal dat je de ander moet eren kun je onrecht doen aan je eigen hart. Uiteindelijk kan dit er toe leiden dat je onecht wordt. In onze cultuur een hoofdzonde. Ik ben het dus met Nussbaum eens, dat miskenning van het gevoel vanwege de ethiek kan leiden tot onechtheid.

Ik heb ook gemerkt hoezeer een sfeer van mededogen in relaties ruimte gevend kan zijn. Het is dit mededogen geweest dat mijn vader in staat stelde om in de junk J.P. de mens te zien die verlangde naar liefde, begrip en een vader. Maar van mededogen alleen, met mijzelf en anderen, kan ik niet leven. Een cultuur gebaseerd op enkel mededogen valt uiteindelijk ten prooi aan anarchie. Daarom nog enige kanttekeningen bij het verhaal van Nussbaum. Kanttekeningen die ik ook van toepassing acht op deze trend in onze cultuur.

1. Een samenleving doet er goed aan Nussbaums pleidooi voor het serieus nemen van het levensverhaal van de 'dader' bij het beoordelen van diens handelen ter harte te nemen. Op deze manier wordt voorkomen dat de 'enkele daad' leidt tot verwerping van de persoon. Er komt zo ruimte voor empathie en daarmee voor mededogen en geduld. Zelfs wanneer de dader volhardt in het kwaad, kan een cultuur begrip opbrengen wanneer de achtergronden begrepen worden. Zeker een christelijke of gereformeerde subcultuur met een sterk ethische levensbeschouwing kan hier baat bij hebben. Het voorkomt uitstoting en versterkt de sociale band en integratie. In dit opzicht is Nussbaums pleidooi juist een fraai tegengif tegen individualisering en desintegratie. Op deze manier weerspiegelt een samenleving iets van de barmhartigheid en lankmoedigheid van God jegens ons mensen. Nussbaums visie roept zodoende associaties op met de vruchten van de Geest: lankmoedigheid en barmhartigheid. Een christelijke ethiek die opgaat in regeltjes waarmee wordt aangegeven wat wel en niet mag, en geen aandacht heeft voor deze vruchten van de Geest, heeft niets met het christelijk geloof van doen. Wanneer Gods geboden losgemaakt worden van het levensverhaal, van de geschiedenis van Israël, ontstaat er een kille liefdeloze en onbarmhartige ethiek, waarbij onze levende God verwordt tot een koudbloedige levenloze rechter. Een christelijke ethiek dient Gods barmhartigheid en lankmoedigheid jegens ons, zondige mensen te weerspiegelen.

2. Nussbaums verhaal kan ook gelezen worden als een pleidooi om de moed te hebben te durven zondigen. De aard van het menselijk leven geldt hierbij als verzachtende omstandigheid. Ook dit lijkt mij niet wezensvreemd aan de christelijke moraal. Angst om te zondigen mag er niet toe leiden dat je niet meer durft te leven. Dat is het begraven van je talent uit angst voor de terugkeer van de strenge landheer. De moed hebben om te leven, huwen, kinderen krijgen, werken, betekent inderdaad dat je het risico neemt om te zondigen. Woekeren met talenten kan leiden tot schuld. Zonde en schuld, ze zijn inherent aan leven.

3. Maar zonde en schuld horen er niet bij. Mededogen en lankmoedigheid zijn weldadig voor schuldigen. Maar ze heffen de schuld niet op. Uiteindelijk leven we van genade, en niet van barmhartigheid en lankmoedigheid alleen. Wij moeten God wel rechter laten en de samenleving heeft wel belang bij rechtspraak en handhaving van de (morele) orde. Vergeving en verzoening horen evenzeer bij het samenleven als mededogen en lankmoedigheid. Het is tekenend voor onze verpsychologiseerde cultuur dat deze noties als zonde, schuld, genade, vergeving en verzoening ontbeert. Het is bitter om te zien dat juist deze cultuur opgescheept is met een kerk waarin de verzoeningstheologie tot een probleem is geworden. Door genade en verzoening te veronachtzamen kunnen noties als lankmoedigheid en barmhartigheid zodanig opgerekt worden, dat zij als een verontschuldiging gelden voor het roekeloos najagen van het eigenbelang. Op deze manier verworden lankmoedigheid en barmhartigheid tot onverschilligheid en dragen zij dus bij aan de desintegratie van de samenleving. Genade en verzoening laten de ethiek overeind staan. De morele orde wordt er niet door gerelativeerd, maar eerder bevestigd.

4. Mededogen en lankmoedigheid stellen ons, mensenkinderen, in staat met begrip voor elkaar naast elkaar te leven. Schuldbelijdenis en schuldvergeving stelt ons in staat in gemeenschap te leven en samen het goede van het leven te genieten. Nu nog ten dele. Als een voorproefje. Straks in volkomenheid.

In de rubriek 'De treden van de dagen', die drie keer per jaar zal verschijnen, worden kanttekeningen geplaatst bij actuele gebeurtenissen of ontwikkelingen in onze samenleving. Van de auteurs wordt verwacht dat zij positie innemen, zonder zich daarbij te verschuilen achter een rij van literatuurverwijzingen van gerespecteerde auteurs.