Mali blues

Lieve Joris

When you dance the sabar/You have to do it gracefully/The way our parents did/When you dance the sabar/Don't be vulgar/That's not how it should be at all/We have to keep our traditions alive/...[1]

Tijdens het lezen van Lieve Joris' eerste hoofdstuk - Amadou, Afrikaanse notities - in het boek Mali Blues beluister ik dit liedje van de Senegalese popmusicus Youssou N'Dour (Set, Virgin Records 1990, CDV 2634). In Dakar is Joris te gast bij haar vriend François. Hij is directeur van het Centre Culturel Français en juist bezig met het organiseren van een muziekfestival. 'De lokale muziek is hier erg populair, vooral onder jongeren, die meer dan vijftig procent van de Senegalese bevolking uitmaken. Het is een groep die iedereen zorgen baart: ze zijn opgegroeid met hemelhoge verwachtingen, maar hun toekomst ziet er benard uit', schrijft Lieve Joris. 'Het organiseren van concerten is François' manier om contact met hen te houden.'

'Contact', veelal onverwacht, vaak onbegrepen: het zal een boeiend, alsmaar variërend leitmotiv worden in Joris' Senegalese en andere reisverhalen. 'Het openluchtcafé beneden is het trefpunt van cineasten, muzikanten, groupies, studenten, niksnutten. Youssou N'Dour leunt tegen een pilaar, een baseballpet op het hoofd; later die middag heeft Baaba Maal een ontmoeting met zijn fans. In Amsterdam zie ik die helden van de Senegalese muziek alleen op een podium.'

Joris is gefascineerd door het open verkeer tussen artiest en publiek. Overigens is dit tamelijk gewoon voor Afrikaanse begrippen. Het lezen van deze passage brengt mij de middag in herinnering die ik doorbracht met jaliba (groot musicus, 'maestro') Mamadou Suso, een van de grote kora (harp-achtig muziekinstrument, 21 snaren) spelers in The Gambia, november 1998. Een typisch Afrikaanse 'lage drempel' ontmoeting. Aanvankelijk bemiddelde Suso bij de aanschaf van een kora en zou telefonisch de koop bevestigen. Maar er zijn problemen met de kalebas, die als klankkast fungeert. Vervolgens wijzigt zich het sociaal perspectief. Jaliba Suso haalt mij af met zijn auto. Onderweg betaal ik wat benzine, Suso voert mij naar zijn huis, geeft mij - op een kleed in de schaduw van een boom op de binnenplaats - gratis de eerste koralessen. We drinken thee, er worden koekjes gebakken en Suso vertelt dat de bestelde kora niet af is. Om dit probleem te verhelpen verkoopt hij mij zijn eigen concert instrument. Na afloop krijg ik een lift terug; de maestro helpt mij voordelig geld wisselen op de markt van Serrekunda.

When you dance the sabar (sabar = belangrijkste Wolof-drum en de naam van een dans in Dakar) illustreert hoe gemakkelijk men verwijst naar de cultuur van Afrika, de traditie van de ouderen, die ondanks een periode van kolonisatie in artistiek en moreel opzicht veel authentieks te bieden heeft. The power of black people/Is in their cultural heritage luidt een andere regel uit het lied. Jongeren genieten van de op Wolofritmes - mbalax - geënte popmuziek van Youssou N'Dour. Muzikaal en sociaal gesproken is hij een moderne griot, geboren in de kring van zingende en vertellende families die sedert eeuwen hun publiek verhalen, sociale waarden en wijze lessen voorhouden. Tegenwoordig zetten zij hun traditie voort via concerten of op cassettes en cd's, maar blijven ook op straat of in een café hun contacten onderhouden. 'Het podium wordt verduisterd. Youssou N'Dour komt op, twee brandende fakkels in de handen, en zet zijn liedje over Steve Biko in. De sfeer op de tribunes is elektrisch geladen. François had het de afgelopen dagen vaak over de kracht die van de jongeren uitgaat, en de druk die zij door hun massaliteit uitoefenen op de politici. Vannacht onder de donkere hemel in dit stadion is dat plotseling tastbaar. Ik kan de energie van de tienduizenden aanwezigen voelen.'

Mali Blues is een fascinerende verhalenbundel, ontstaan uit doorleefde reiservaringen, terloopse en dieper gaande contacten met blanke vrienden, bekenden of de lokale bewoners. Het boek is samengesteld uit kiene observaties, overpeinzingen spontane ontboezemingen. Lieve Joris' reis begint in Dakar, maar spoedig trekt zij het Afrikaanse binnenland in. Prachtig is de kennelijk pan-culturele onrust van ouders over de teloorgaande smaak van hun kinderen. 'Tegen de avond trilt het feest in de straten van Podor. Overal klinken tantams en zingende kinderen komen langs met kalebassen waarin Demba's vrouw een kleine hoeveelheid couscous doet. Demba zit in de duizendmaal opgelapte tuinstoel die hij in 1956 van zijn Tsjechische werkgever kreeg en schudt ontstemd het hoofd: in zijn tijd zongen de kinderen op tamkharit islamitische liedjes, tegenwoordig zingen ze maar raak, Poulaar en Wolof door elkaar, en dan die tantammuziek erbij!' Natuurlijk belandt ze in politieke onderwerpen met als thema de economische wanorde na het vertrek van de Fransen, en de onmogelijkheid een westerse democratie in het leven te roepen.

Het boek lokte mij vanwege de titel: blues. Dit leek mij passen bij het levensgevoel dat ik ken van het in dezelfde streek gelegen Gambia: de moeiten van je afzingen, het eigen levenslied als boodschap voor anderen, de hoop niet opgeven. Herkenning dus en bovendien reisverhalen waarin ook de muziek een rol speelt, dit laatste is geen onlogische verwachting. De maatschappelijke functie van een musicus in de West-Afrikaanse maatschappij staat nog altijd overeind; de muziek zal snel in een of andere vertelling kruipen, leek mij. Nog voor het boek gelezen te hebben plaatste ik het werk in een traditie van eeuwen, met Lieve Joris als twintigste-eeuwse variant. Ibn Batoeta's De Reis is een beroemd boek uit de Middeleeuwen. Deze Arabier komt in Mali en beschrijft daar vol bewondering het muziekleven aan een islamitisch hof. Welk lied gaat Joris zingen over dit land?

Mali wordt bereikt via Mauretanië, via een hoofdstuk dat terecht is opgenomen in de bundel Naar Afrika (Meulenhoff Amsterdam, 1998). De beslissing voor deze route is typerend voor Joris. In haar boek gebeuren de dingen onverwacht, keuzes worden aan het toeval overgelaten. De ontmoeting met Sass - als nomaad geboren in de woestijn, in Parijs opgeleid tot socioloog, in Mauretanië aan het werk als onderzoeker in het oosten, mentaal levend in twee werelden - deed alle plannen omgooien. 'Mijn vrienden zeiden dat ik gek was. Wat moest ik in het oosten, ik zou toch zuidwaarts gaan, had ik niet al een lift geregeld, en aanbevelingsbrieven, werd er daar niet op me gewacht?' Maar Joris kiest voor een reis met een ondoorgrondelijke persoonlijkheid en grijpt de kans in het gesloten Mauretanië ver van de bewoonde wereld nieuwe mensen en situaties te ervaren. De reis is meer dan een lange autorit door de Sahara, het is een route met een geheim: wie is Sidi Boîte?

In het langste hoofdstuk, Mali blues, keert de muziek terug. Opnieuw zo'n onvoorzien moment. 'Ik dacht dat ik klaar was. Nog één keer wilde ik een blik werpen op dit landschap. Maar sinds vanmiddag weet ik het niet meer. Boubacar Traoré. Maandenlang luister ik naar zijn droevige muziek.' Lieve Joris besluit te blijven en weet langzaam maar zeker binnen te kruipen in de gesloten wereld van deze in Mali zeer vereerde zanger.

We zijn allereerst in Bamako, één van Mali's belangrijkste muzieksteden. Ettelijke zangers en zangeressen produceren er hun cassettes en cd's. Zoals in andere West-Afrikaanse landen zoeken musici die stammen uit de traditie van de griot of jali, de kaste van professionele musici, in dienst van adellijke families en de hoven, maar behoud van hun werk. Ooit vertelden ze zingend de geschiedenis van het land, hielden ze via lofzangen de eer van families hoog. Nu verleggen ze hun werkterrein naar de radio en de studio's. Ze brengen opnames uit en de traditionele klanken moderniseren deze eigentijdse jali's in de richting van versterkte gitaren. Dit levert een verrassende, nieuwe, variant 'popmuziek' op, want ook lokale ritmes, melodieën en instrumenten zijn uitbundig present. Deze muziek, de nieuw-malinese sound van Aminata Kamissoko, Nainy Diabate, Babani Koné, en anderen gaat op reis, naar de Parijse en Londense studio's en vandaar naar het Europese publiek. Baboucar Traoré (roepnaam Kar) daarentegen is geen jali, en staat daarom los van het traditionele repertoire. Wel deelt hij de jali-voorkeur voor teksten met een sociale strekking en ook bij hem vinden we de oproep de tradities van de ouderen te bewaren. De cd Mariama (Stern's Music, STCD 1032) is daar een fraai voorbeeld van, en tevens van Malinese muziek geïnspireerd op de gitaarstijl van Kars geboortestreek. Een weemoedige enigszins hese stem, gecombineerd met fraaie tegenmelodieën op de gitaar kenmerken zijn liederen.

Op deze cd staat het liefdesliedje over Pierrette, Kars gestorven geliefde. Joris vermoedt dat er een verhaal schuilt achter haar dood, en ontdekt een tragisch retrospectief in het leven van Kar. De zoektocht naar deze gegevens levert een boeiend psychologisch portret op van zowel zanger als schrijfster. De zanger die langzaam uit een cocon van verzet te voorschijn treedt, vertrouwen in haar begint te stellen en uiteindelijk zijn onthutsend verhaal, een echt Afrikaanse geschiedenis, vertelt. De schrijfster weet aanvankelijk geen raad met haar idee - 'Het is zo moeilijk met hem praten! Hij begrijpt niet wat ik zoek en ik weet het zelf amper.' Maar in de weken die volgen ontwikkelt Joris een kameraadschappelijke verstandhouding met de zanger. Ze verwerft een steeds helderder zicht op zijn artistieke en persoonlijke leven, succesvol in Parijs en elders; het verschil beschrijven met Mali, waar Kar een sober bestaan leidt, is een dankbaar onderwerp. Na een bezoek aan Kayes, de geboortestad van Kar, wacht na nog veel 'omwegen' in het dorpje Bandiagara de ontknoping van een verhaal over jaloezie - 'de jaloezie van Afrikanen is iets verschrikkelijks' had Kar al aangekondigd. Een verhaal om iedereen aan het huilen te brengen, zoals Kar het dagen eerder had beloofd. 'Terwijl hij daar op dat veld staat te zingen, dringt het drama van zijn leven zich weer aan mij op. Het speelde zich af in Kayes, dat heeft hij meermaals laten doorschemeren.' Mali Blues is naast het uitwerken van de hoofdlijnen, het contact met de centrale figuren, een prachtig boek met teksten over en Joris' reacties op maraboets, gris-gris, djinns, de onderkant van de Afrikaanse samenleving, de warmte en complexiteit van familiebanden, wantrouwen en trots, ondoorgrondelijke lokale gewoonten, Afrikaanse discriminatie, de dood van Pierrette.

  1. Voor dit boek ontving Lieve Joris op 19 april 1999 de Cultuurprijs van de Vlaamse gemeenschap. Meulenhoff Amsterdam, 1996/1998, 313 blz.