Jung

Een biografie
Deirdre Bair

Een vuistdikke biografie over Carl Gustav Jung ligt voor me, met weliswaar een bijna 200 pagina’s tellend notenapparaat, maar toch een boek van formaat. [1] Zoveel bladzijden over een man die binnen de huidige psychologie behoorlijk in de marge is geraakt, is het dat waard? Een auteur moet van goede huize komen om het belang van een dergelijke onderneming duidelijk te maken. En ik kan u vertellen: Deirdre Bair doet dat zeer overtuigend.

Jung (1875-1961) was de Zwitserse grondlegger van de ‘analytische psychologie’. Deze term gebruikte Jung overigens om zich te onderscheiden van de psychoanalyse van Sigmund Freud. Jung groeide op in een dorpspastorie. Zijn moeder was een labiele vrouw, waardoor hij al heel vroeg op zichzelf aangewezen was. Hij richtte zich op zijn eigen innerlijke leven, zoals dromen en fantasieën. Na zijn studie geneeskunde, met als specialisatie psychiatrie, ging hij aan de slag in het Burghölzli Psychiatrisch Ziekenhuis in Zürich. Behalve in de patiënten was hij ook zeer geïnteresseerd in occulte praktijken die in zijn familie voorkwamen. Door zijn werk kwam hij in contact met de nieuwe theorieën van Freud die destijds zeer omstreden waren in de psychiatrie. De relatie tussen Freud en Jung is lange tijd zeer hecht en intiem geweest. Freud zag in Jung een binnen de academische wereld geaccepteerde pleitbezorger en erfgenaam van zijn gedachtegoed, maar duldde tegelijk geen afwijking, nuancering of bijstelling van zijn werk. Gecombineerd met botsende ambities van beide zeer dominante heren heeft dit uiteindelijk geleid tot een pijnlijke breuk, waarbij twee scholen ontstonden: de Weense kring rond Freud en de Zwitserse kring rond Jung. Ze gunden elkaar vrijwel niets, wat resulteerde in weinig verheffende lastercampagnes rond conferenties en tijdschriften. Beide kringen probeerden zoveel mogelijk steun te krijgen van de overige Europese en Amerikaanse wetenschappers op dit terrein.

Na zijn breuk met Freud is Jung theoretisch een heel eigen weg ingeslagen door zijn bevindingen met psychiatrische patiënten te combineren met ideeën uit de alchemie, de wereldgodsdiensten, occultisme etc. Voortdurend herschreef hij zijn eigen werk als hij weer nieuwe bronnen had aangeboord. Uiteindelijk omvat zijn werk een groot aantal boeken, waarvan zijn uiteenzettingen over het individuele en collectieve onbewuste (met de archetypen) zeer beroemd zijn geworden. In zijn werk verbindt Jung steeds tegenstellingen binnen de menselijke psyche: denken en voelen, licht en donker, collectief en individueel, openlijk gedrag en verborgen motieven.

Bair is er in geslaagd persoon en werk van Jung op een zeer overtuigende wijze met elkaar te verbinden. Nieuwe inzichten op professioneel gebied zijn direct terug te voeren op ontmoetingen en andere gebeurtenissen op privé-gebied, die overigens vaak aan het onwaarschijnlijke grenzen wat betreft de factoren toeval en samenloop van omstandigheden. Wat waarschijnlijk voor iedereen geldt, geldt voor Jung wel heel in het bijzonder: de mens Jung is niet te scheiden van de psychiater Jung. Bair illustreert dit uitgebreid met tot nu toe onbekende brieven en dagboekaantekeningen. Ook heeft zij veel gesprekken gevoerd met mensen die hem nog gekend hebben, inclusief zijn kinderen en kleinkinderen. Dit betekent dat voor ieder die geïnteresseerd is in de geschiedenis van psychologie en psychiatrie deze biografie een verslavende leeservaring is. Want niet alleen het leven en ontstaan van het werk van Jung komen aan bod, ook de ontmoetingen met Freud en de conferentie in Amerika, waarbij gesprekken met mensen als Stanley Hall, Putnam, Keller en Ferenczi plaatsvonden, worden boeiend beschreven. Jung was actief in een tijd dat de psychologie en de psychiatrie hun plaats bepaalden temidden van de andere disciplines. Nieuwe kaders werden ontwikkeld en discussies op het niveau van de grondslagen van de wetenschap vonden plaats.

De verhouding tussen Jung en die wetenschap is overigens altijd moeizaam geweest. Dat kwam enerzijds door zijn problematische relatie met Freud die ondertussen een naam had opgebouwd en die ook zorgvuldig beschermde. Anderzijds door de rücksichtsloze manier waarop Jung door disciplinescheidingen heen walste en daarbij ook nog ‘disciplines’ als natuurgodsdiensten en alchemie omarmde. Die moeizame relatie tussen Jung en de wetenschap bestaat tot op de dag van vandaag. Binnen de psychologie wordt Jung gezien als een persoon van historisch belang die echter in de huidige psychologie geen status meer heeft. Zijn werk valt daarvoor te zeer buiten de kaders van de moderne, exacte en empirische psychologie. Dat die huidige kaders ook maar een beperkte ruimte bieden laat het werk van Jung zien. Wie zijn eigen vak kan relativeren en interesse heeft in de tijd dat de psychologie volop in beweging en ontwikkeling was, kan ik dit boek zeer aanraden.

  1. De Bezig Bij, Amsterdam, 2004, 943 blz.