In herinnering Gerard van Leijenhorst

11 juni 1928 - 28 december 2001
Het was vorig jaar november vier jaar geleden dat ons het bericht bereikte dat bij Gerard een ernstige ziekte geconstateerd was. We vernamen het bericht toen we als vriendenkring bijeen waren ter gelegenheid van het huwelijksjubileum van een van de vrienden. Het gezamenlijk vieren van een jubileum was gebruikelijk en daarbij waren ook steeds Truus en Gerard aanwezig.

Het gaf een schok te horen waarom zij ditmaal niet aanwezig konden zijn. De volle ernst drong door, toen later meer berichten bekend werden. Sindsdien zijn ruim vier jaren verlopen waarin het besef groeide dat door medische zorg wel het proces vertraagd werd maar toch menselijkerwijs onomkeerbaar was. Het waren kostbare jaren die Gerard en Truus, samen met de kinderen doorleefd hebben. Jaren waarin wij ook als vriendenkring met hen hebben meegeleefd.

Als je gaat nadenken over de vraag, wat schrijf je in een in memoriam, dan komen de herinneringen boven. Herinneringen aan een persoon en vriend die veel betekend heeft voor zijn vrouw en kinderen, voor zijn vrienden, voor de C.S.F.R., de RRQR en voor veel personen en organisaties daarbuiten. Herinneringen aan een man, die met veel vreugde en met inzet van zijn onderscheiden kwaliteiten zich gaf aan een breed scala van bestuurlijke functies. Dit betrof zowel de landelijke politiek, alsook diverse maatschappelijke organisaties of instellingen. Kenmerkend daarbij was dat hij in de breedte betrokken was bij veel, wat in kerk en maatschappij in de wereld om ons heen plaats vond.

In het prille begin, toen de Delftse bijeenkomsten al plaats vonden voordat het dispuut officieel was opgericht, verraste hij ons door een gedegen inleiding te geven over het existentialisme. Hij zette daarmee ook de toon om binnen het dispuut brede aandacht te geven aan onderwerpen, die van huis uit nu niet direct binnen ons aandachtsgebied vielen. Het was dan ook een bijna vanzelfsprekende zaak dat hij als eerste preses gekozen werd van het dispuut dat in oktober 1950 werd opgericht. Het is onmiskenbaar dat Gerard, vooral in deze eerste fase, van grote betekenis is geweest voor de verdere ontwikkeling van het dispuutsleven. Daarbij is niet alleen te denken aan de stimulans die hij wist te geven om naast de vakstudie ook met andere onderwerpen bezig te zijn. Ook aan de vorming in het algemeen, zoals die binnen het dispuut gestalte kreeg, heeft hij nadrukkelijk zijn bijdrage geleverd.

Begin 1951 vertrok Gerard om in Utrecht zijn studie te vervolgen. Ik denk dat ook daardoor de reeds ontstane contacten tussen Delft en Utrecht verder konden worden uitgebouwd. Het lag ook voor de hand, dat hij in dat jaar gekozen werd om als eerste preses leiding te geven aan de toen opgerichte C.S.F.R.. Gerard kende de beide disputen van binnenuit. Mede daardoor zal er binnen de disputen sprake zijn geweest van een gelijksoortige ontwikkeling. De zomerkampen en de congresdagen waren dan ook hoogtepunten als ontmoeting van gelijkgezinden en gelijkgestemden. Op een vroegere openbare vergadering in Utrecht, naar ik meen was het de viering van het eerste lustrum, gaf hij in zijn lustrumrede aan wie wij waren: “Wij zijn opgegroeid onder het gewicht van de eeuwige dingen.” Ik denk dat hij daarmee treffend ons geestelijk achterland duidde. Het bleef ook bij hem een herkenningspunt.

Met veel waardering wordt teruggedacht aan de bijdrage die Gerard aan het geheel heeft gegeven. Wij zijn hem daarvoor veel dank verschuldigd. Bij de achter ons liggende herdenking van het tiende lustrum van zowel het dispuut Johannes Calvijn als van de C.S.F.R. werd de naam van amice Gerard van Leijenhorst meerdere malen genoemd. Met zijn natuurlijke bescheidenheid achtte hij dit wat overtrokken. “Er zijn velen geweest, die hun bijdrage hebben gegeven.”

Na een aantal jaren aan het Christelijk Lyceum in Gouda als docent werkzaam te zijn geweest, kwam Gerard als parlementariër in de Tweede Kamer. In het jaar daarvoor was hij als landelijk secretaris al betrokken bij het werk van de CHU. Hij vervulde onder meer een belangrijke rol bij het opstellen van het beginselprogram. Als theocraat voelde hij zich thuis binnen de CHU. Als lid van de Tweede Kamer en ook als staatssecretaris in twee kabinetten wist hij zich geroepen het landsbelang te dienen. Zijn eenzame positie bij de stemming over de Abortuswet en de Euthanasiewet is bekend. In de voor hem principiële zaken wilde hij van geen compromis weten. Het moet overigens gezegd worden dat binnen het CDA zijn strijdvaardigheid in deze zaken gerespecteerd werd.

Het is hier ook de plaats te memoreren dat Gerard in meerdere organisaties bestuursfuncties vervuld heeft. Te noemen zijn onder andere zijn werk voor de gemeenschap van Zendings-Diaconessen in Nederland, de Christelijke Bond van Ondernemers in de Binnenvaart, de Protestants Christelijke Vereniging Jeugdzorg PCK en de Stichting Levensverklaring. Veelvuldig vervulde hij in het land spreekbeurten waar het ging over christelijke politiek in relatie tot protestants christelijk onderwijs. Hij was gezegend met een grote werkkracht.

Gerard was een man met een opgewekt karakter. Het was niet moeilijk om met hem in gesprek te zijn. Hij genoot van de dingen. Het was een vreugde om met hem door de uitgestrekte tuin te wandelen.

Zolang het kon heeft Gerard zich ingespannen om bij te houden waar hij nog bij betrokken was. Het was hem een grote vreugde de lustrumbijeenkomsten bij te wonen. Hij was aanwezig bij de lustrumbijeenkomst in Hoenderloo, samen met C.S.F.R.-leden en degenen, die 50 jaar eerder in deze plaats de C.S.F.R. hebben opgericht. Het deed hem en ook de andere oud-leden goed herinneringen aan het verleden op te halen en te verwoorden wat de oprichters destijds voor ogen hadden. Het maakte indruk hem te horen zeggen, dat de Heere God zo goed is. Als vrienden mochten we hem in die tijd ook zo ontmoeten. Geen opstand dat de Heere God deze weg met hem ging. Geen opstand toen de medische behandelingen zwaarder werden. Hij straalde rust uit als het gesprek ging over de laatste dingen. In dat vertrouwen, in dat geloof, zoals hij zei, dat de Heere God goddelozen rechtvaardigt, kon hij het einde tegemoet zien. De laatste keer dat wij bij hem waren vertelde hij dat Jesaja 53 hem zo aansprak. “Hij heeft onze krankheden op Zich genomen en onze smarten heeft Hij gedragen.” Het was goed hem zo te ontmoeten.

Op 2 januari is Gerard in Garderen begraven. “De Heer’ regeert.” Het was zijn wens dat dit op de rouwkaart zou staan. Met deze geloofsuitspraak kon hij zijn werk doen en werd hij bewaard voor krampachtigheid. In een overvolle Dorpskerk in Ermelo werd in de meditatie naar aanleiding van de Koningspsalm 97 ook stilgestaan bij deze belijdenis. Er werden goede woorden gesproken ter gedachtenis van Gerard. Ontroerend was het zingen van zijn kleindochter Thera. Het was een goede dienst van gedachtenis en bemoediging.

Met zeer velen werd de tocht gemaakt naar de laatste rustplaats in Garderen. Gerard zal bij ons in goede herinnering blijven. Wij wensen Truus en de kinderen kracht toe van onze God om verder te gaan.