De omheining doorbroken

Economie en filosofie in beweging
Johan Graafland en Frans van Peperstraten

De omheining doorbroken is een afscheidscadeau voor Gido Berns ter gelegenheid van zijn afscheid als hoogleraar sociale filosofie in Tilburg [1]. In een inleidend interview in de bundel zet Berns de centrale thematiek van de bundel scherp neer: ‘Ik heb me altijd verbaasd over weerstand en haat die economie bij filosofen oproept (...) En zelfs als filosofen niet om de economie heen kunnen, dan gaat het nog altijd om de vraag hoe je de economie moet overstijgen’ (p. 16/17). Deze afkeer heeft oude wortels, zo lezen wij verder. Aristoteles al is van mening dat de economie strikt gescheiden moet blijven van politieke en maatschappelijke kwesties. Besmetting van deze hogere zaken met economie leidt volgens hem tot corrumpering en moreel verval.

Het is deze oude ambivalentie waarmee het debat over thema’s als economie, globalisering en marktwerking naar mijn idee nog steeds is doortrokken. Economie wordt vaak gezien als een soort noodzakelijk kwaad maar eigenlijk (‘ten diepste’) is er geen enkele eer mee te behalen: geld stinkt maar je hebt het wel nodig. Misschien is het economisch debat daarom wel in hoge mate gepolariseerd. Er is weinig ruimte voor feiten, nuancering en fundamentele bezinning. Je zit in het pro- of het contra-kamp. Je bent flink verontrust of helemaal niet. Voor je het weet, deug je wel of niet.

De ontwikkelingen van de laatste 50 tot 100 jaar laten zien dat wereldwijd, ook in arme regio’s, democratische landen met een vrije markteconomie een enorme toename van welvaart hebben gekend. En niet alleen in materieel opzicht ging en gaat het in die landen beter. Op het immateriële gebied van gezondheid, onderwijs, politieke vrijheid, inkomensverdeling en vrede boekte de combinatie van democratie en vrije markt wereldwijd goede prestaties. Geen enkel ander sociaal systeem of ideologie (dictatuur, theocratie, tribale samenleving, communisme) heeft dit voor elkaar gekregen. Het zijn juist enkel deze ‘systemen’ die verantwoordelijk zijn voor hongersnood en oorlog.

Mondiaal kapitalisme heeft ons dus heel wat gebracht om dankbaar voor te zijn. Wat niet wil zeggen dat er niet veel problemen zijn waar een antwoord op gevonden moet worden: ongelijkheid in de wereldhandel, milieuproblemen en de HIV-epidemie bijvoorbeeld. Niettemin lijkt een flinke dosis wantrouwen tegenover ‘de’ economie mij misplaatst. De doelstelling van De omheining doorbroken spreekt mij dan ook wel aan. Is de wens om de economie te willen beteugelen wel terecht? Is economie zo laag bij de grond of in staat om alles te overheersen waar je het op los laat? Wie om zich heen kijkt, krijgt die indruk wel. Henk Oosterling laat in zijn bijdrage in de bundel een in aantal tragikomische beelden zien hoe we ons als slachtvee laten ‘oormerken’ door GSM’etjes, ons ‘aangenaaid door transnationals als KPN, Ben of Hi’. ‘Zo zijn binnenkort onze schreden via GPS tot op de meter nauwkeurig navolgbaar en onze bankrekening tot in de laatste eurocent beheer(s)baar.’ Waren christenen vroeger al geneigd om de wereld te willen beheersen door evangelisatie, nu doen we dat nog steeds. Heden ten dage, stelt Oosterling, veroveren we de wereld, postchristelijk als we zijn, vanuit een nieuw credo: een marktfundamentalisme dat sterk leunt op informatietechnologie. De nieuwe oormerken reduceren ons van nieuwsgierige, onvoorspelbare, verantwoordelijke mensen tot risicominimaliserende, opportunistische agents in een free market. Als ik ’s avonds, mijn bord nog nauwelijks leeg, gebeld wordt met aanbiedingen voor goedkopere telefoonabonnementen, verzekeringen en internetverbindingen (en dat gebeurt zo ongeveer dagelijks) realiseer ik me dat de zuigkracht van de economische maalstroom inderdaad sterker is dan ik dacht.

Maar toch. Is met dit soort gevoelens van onbehagen alles gezegd? Ik denk van niet.

Eddo Evink laat in De omheining doorbroken Derrida spreken: bestaat er zoiets als een echte gift? Deze ‘kleine’ vraag levert voor het grote debat verrassende inzichten op. Dankbaarheid voor een gift kunnen we opvatten als een reactie die iets teruggeeft. En daarmee is de gift opgenomen in de cirkel van de economie: ‘de gift initieert de werking van de economische kringloop die elk geven zijn geschenkkarakter ontneemt (...) de dankbaarheid ontkent het geschenk eigenlijk’ (p. 173).

De tekst grijpt me overigens meteen bij mijn lurven. Mensen die God danken en eren, God die ons het leven geeft, God die vergeving schenkt; hoe zuiver kunnen onze motieven en Gods motieven eigenlijk zijn? Derrida heeft met dezelfde thema’s geworsteld als de reformatoren. Derridiaans ‘door’-denken op Evinks bijdrage is geboden. Wie pakt die handschoen op?

Verrassend is Derrida’s conclusie: een pure gift is niet mogelijk. Dat betekent echter ook dat een puur economische transactie niet mogelijk is. Elke ruilhandeling heeft in bepaalde mate een niet-economisch karakter. Totale economisering is niet mogelijk, evenals absolute onbaatzuchtigheid, is Derrida’s conclusie.

Misschien is het wel zo dat het economische karakter van bepaalde maatschappelijke domeinen varieert. Was de kerk van voor de Reformatie niet sterk geëconomiseerd en heeft die zich daar ook niet weer aan ontworsteld? Dan is economisering in ieder geval niet een onomkeerbaar proces. Het vraagt om bewustzijn, alertheid, het kunnen stellen van grenzen en balans weten te houden. Te veel economisering is niet goed en te weinig waarschijnlijk ook niet.

Berns stelt, in navolging van onder andere Derrida, dat isolatie of inkapseling van het economische niet mogelijk is; ‘Derrida beschrijft de economie als een normaal onderdeel van de werkelijkheid, niet erger of slechter dan wat ook (...) Bij hem is economie niet een machinerie die uiteindelijk overal buiten staat’ (p. 17).

Dat zou betekenen dat angst voor een uiteindelijk totale economisering van de maatschappij, ‘woekering’ in termen van Berns, niet nodig is. Om bijvoorbeeld een vrije markt in stand te houden, is veel regulering nodig zoals antikartel-wetgeving. Zo roept de schijnbaar onstopbare vrije markt tegelijk ook zijn tegenhanger op: bureaucratie. Het zijn mijns inziens waardevolle nuanceringen in het debat over economie. De omheining doorbroken geeft daartoe wel enkele goede aanzetten maar die verzanden naar mijn gevoel in de variëteit aan onderwerpen van de andere bijdragen. Van Spinoza tot plastische chirurgie en van het meten van normen en waarden tot ‘pitfalls of pictorial space’; het geeft de bundel een ad-hoc karakter en mij als lezer soms een wat verdwaald gevoel.

Dat manco laat onverlet dat deze bundel veel moois te bieden heeft. Ik ben verrast, aan het denken gezet en heb kennis gemaakt met nieuwe denkers. De bundel ademt een sfeer van kalmte en gezonde relativering, dat is bijzonder. Het economisch debat is vaak gepolariseerd en schreeuwerig en kan wel wat rust en afstand gebruiken.

  1. Uitgeverij Damon, Budel, 2004, 275 blz., € 19,90, ISBN 90 5573 581 7.