Wat betekent religie vandaag?

Charles Taylor

In de laatste vijfentwintig jaar heeft de Canadese filosoof Charles Taylor zich ontpopt tot een denker die zeer erudiet de morele bronnen van ons Westerse zelfbeeld verwoord heeft. Zijn analyses hoe deze bronnen hebben geleid tot een herwaardering en herordening van allerlei maatschappelijke fenomenen zijn voor een ieder met een klein beetje cultuurfilosofische interesse niet te versmaden. Zijn indrukwekkende en uitermate spannende Sourcesof the Self vormt de opening van dit project: Sources is een prachtige tocht langs het geestelijk erfgoed van Europa. Al lezend kom je er achter hoe vormend dit erfgoed is en hoe dit erfgoed zich als een bodem onder veel van onze diepste overtuigingen heeft gelegd.

De morele bronnen die Taylor ons tijdens deze tocht toont vormen het vertrekpunt voor veel latere werken en werkjes, waarin ze in de context van meer specifieke problemen terugkomen. Zo ook in Wat betekent religie vandaag? [1](Een vertaling van Varieties of Religion Today. William James Revisited.) In dit boekje staat de vraag naar secularisatie centraal en naar de gevolgen van deze secularisatie voor de plaats en de betekenis van religie en religieuze gemeenschappen. Taylor behandelt in dit boekje deze vragen vanuit het opzicht van de toegenomen betekenis van en waardering voor het individu en de individualisering.

De tekst Wat betekent religie vandaag? is een uitwerking van de Gifford lectures die Taylor in 1999 in Edinburgh heeft gehouden, waarin hij reageert op de Gifford lectures van William James uit 1902. De tekst is opgebouwd uit drie onderdelen. In het eerste onderdeel beschrijft Taylor hoe James de individuele religieuze ervaring als de kern van de religie beschouwt. Allerlei gemeenschappelijke kenmerken als de religieuze gemeenschap, de rite en de religieuze taal uitgekristalliseerd in theologie en dogmatiek zijn voor James afgeleides en in zekere zin zelfs een pervertering van de originele religieuze ervaring. Taylor waardeert James’ analyses, omdat James een zekere fijnzinnigheid aan de dag legt voor het belang van het individu: James neemt zijn tegenstanders, die religie beschrijven als iets dat dwingt het eigene en individuele op te geven (p. 30), de wind uit de zeilen door te laten zien dat de religie plaats biedt aan het individuele en zelfs gefundeerd is in een religieuze ervaring.

In het tweede onderdeel laat Taylor bovendien zien hoe James met zijn aandacht voor de religieuze ervaring de vraag naar authenticiteit verdiept. Wat zich in de religieuze ervaring opent, is een omgaan met het zicht op de zwarte zijde van het leven, zoals dat zich openbaart in zinverlies, existentiële angst, en gevoelens van zonde. De religieuze ervaring plaatst deze zijde in een ander perspectief.

Tegelijkertijd is Taylor kritisch over James’ positie, omdat de vraag naar religie nooit buiten de vraag naar de gemeenschappelijke dimensie van religie om kan gaan. In feite, zo meent Taylor, heeft religie een ‘gemeenschappelijke zijnswijze’. (p. 37) Religie is niet verankerd in een krachtige individuele religieuze ervaring, maar deze ervaring is ingebed in een gemeenschappelijke religie met een eigen taal, eigen verhalen, gebruiken en riten.

In het derde onderdeel verlaat Taylor zijn analyse van James’ ideeën en geeft hij een cultuurhistorische beschouwing over de secularisatie en de gevolgen hiervan voor religieuze gemeenschappen. Het ideaaltype waarmee Taylor de meest verregaande ontwikkeling van het individualisme voor de religie beschrijft, noemt hij ‘postdurkheimiaans’. De postdurkheimiaanse samenleving wordt gekenmerkt door een expressief individualisme dat ertoe geleid heeft dat de aloude band tussen religieuze gemeenschap en politieke gemeenschap is doorgesneden. (p. 87) Desalniettemin meent Taylor dat het verlies van deze band niet zal leiden tot een desintegratie van de collectiviteit van religie en haar vermogen spiritualiteit te bemiddelen. Dit laatste spoor, de betekenis van religie als een grote gemeenschap waarin mensen een bepaalde spiritualiteit kunnen delen, lijkt voor Taylor tevens de toekomst van de religie in een geseculariseerde samenleving te zijn. (p. 98)

Kunnen we zeggen dat Taylors tekst in z’n opzet slaagt om het probleem van religie in een geseculariseerde samenleving overtuigend te analyseren? Ik weet het eigenlijk niet zo goed. Meestal ben ik diep onder de indruk van de teksten die Taylor schrijft – zijn rijke en erudiete kennis van de Westerse cultuur is, althans voor mij, een bron van inzicht – maar Wat betekent religie vandaag? overtuigt mij minder. Laat ik hiervoor drie redenen noemen.

In de eerste plaats wordt het niet duidelijk waarom voor Taylor de implicaties van de individualisering voor de religie (in de postdurkheimiaanse situatie) uiteindelijk de collectieve banden van de religie niet zullen bedreigen. Taylor laat zien hoe de individualisering via allerlei wegen – Taylor spreekt bijvoorbeeld over de subtielere talen die subtieler zijn dan de conceptuele van de dogmatiek en die nodig zijn om onze verhouding tot religieuze teksten terug te winnen – het collectieve karakter van de religie bedreigt. Desalniettemin blijft Taylor van mening dat de collectieve banden van de religie zullen blijven bestaan, maar het is mij niet duidelijk geworden waar religie volgens Taylor de kracht vandaan haalt om een dreigende marginalisering – toch echt geen onvoorstelbaar scenario – te weerstaan.

In de tweede plaats beschrijft Taylor de collectiviteit van de religie in de postdurkheimiaanse situatie als een collectiviteit die zijn banden met een politieke gemeenschap of identiteit heeft losgesneden. Deze beschrijving is zeker herkenbaar. Het is echter jammer dat Taylor de implicaties van deze ontwikkeling voor de religie niet verder analyseert. Wat betekent religie zonder het integrale karakter van de religie, zonder de kenmerkende wens van religie het hele leven te willen doortrekken? Een religie die alleen maar bestaat als beweging van spiritualiteit, is dat geen religie die zich eigenlijk terugtrekt binnen kloostermuren? Is dat nog een religie die zich bezighoudt met de nood van de wereld, of is dat een religie die een vluchtplek uit de wereld is geworden?

In de derde plaats lijkt Taylors boekje uit 1999 nu al gedateerd. Als je de boektitel Wat betekent religie vandaag? aan een willekeurige voorbijganger op straat zou laten zien en je zou hem of haar vragen waar deze titel aan doet denken, dan dunkt mij dat menigeen een link zou leggen met de Islam. Natuurlijk is het zo dat de Canadees Taylor in 1999 niet in kon gaan op de huidige Nederlandse politieke realiteit, maar tegen de achtergrond van deze realiteit verschijnt Taylors boekje wel als erg gericht op de christelijke religie, dat wil zeggen op het fenomeen van de religie die ons van huis uit bekend is en die we al dan niet met lede ogen bedreigd zien worden. Dat religie vandaag echter ook verschijnt als het vreemde, als iets dat zich plotseling en onverwachts aandient in onze maatschappij als een belangrijke kracht die bij het hele spectrum van de verworvenheden van de Westerse cultuur vraagtekens plaatst, daarvoor is geen enkele plek ingeruimd in Taylors betoog. Een studie die vandaag de dag de vraag naar de betekenis van religie wil stellen kan toch onmogelijk om deze variant van religie heen.

Deze opmerkingen stippen een paar blinde vlekken in Taylors analyse aan. Een beschrijving van het fenomeen van religie zoals ze zich op dit moment aan ons opdringt wordt er node in gemist. En al is Taylors analyse herkenbaar voor de situatie waarin de kerken zich in ons land bevinden, toch biedt deze analyse geen perspectief op de dreiging van marginalisering of op de dreiging van de verwording van religieuze gemeenschap tot een soort kloostergemeenschap.

Wat zich hier naar mijn smaak wreekt is Taylors specifieke vraagstelling. Zoals vertaler Vanheeswijck in zijn inleiding opmerkt, richt Taylor zich in Wat betekent religie vandaag? niet op de inhoud van de christelijke religie, maar op haar verschijningsvorm in de geseculariseerde samenleving. (p. 10) Dit gebrek aan aandacht voor de inhoudelijke pretenties van de christelijke religie is duidelijk merkbaar en weerhoudt Taylor van een waardering van de veranderde plek van de christelijke religie in de samenleving. In dit opzicht staat dit boekje in schril contrast tot teksten zoals A Catholic Modernity, waarin Taylor wel degelijk in staat blijkt het inhoudelijke tegoed van de religie voor de moderniteit te ontvouwen.

 

  1. Uitgeverij Pelckmans/Klement, Kampen, 2003, 108 blz., € 12,95, ISBN 90 7707 033 8.