E. du Perron

Het leven van een smalle mens
Kees Snoek

Wie in Mandarijnen op zwavelzuur (1964) van W.F. Hermans leest over Het land van herkomst(1935) van Du Perron vergaat de moed tot lezen. Van de structuur van dit boek klopt niets, beschrijving volgt op beschrijving en erger nog: de schrijver weet niet wat hij de lezer mee wil delen. Hermans zelf heeft het boek zeven keer gelezen, maar kan nog geen twee anekdotes navertellen.

In de roman Bij nader inzien (1963) van J.J. Voskuil valt bij herhaling de naam van de schrijver E. du Perron en zijn roman Het land van herkomst. Het naoorlogse debat concentreert zich in deze roman op de vraag wie van de naoorlogse schrijvers zich kan meten met de Forum-iconen Ter Braak en Du Perron. Beide schrijvers zijn dan al overleden, in de meidagen van 1940: Du Perron aan een hartinfarct, Ter Braak pleegt zelfmoord.

Het is niet alleen hun plotselinge dood en het feit dat beide Interbellum-schrijvers in hetzelfde jaar overlijden dat hen faam bezorgt. De Forum-schrijvers bepalen in ruime mate het naoorlogse literaire debat, zoals de twee hierboven genoemde voorbeelden laten zien. Zij hebben consequent uitgedragen dat literatuur de persoonlijkheid van de schrijver moet laten zien, de vent achter de literatuur weer moet geven. Dit in tegenstelling tot die literatuur die zich fixeert op de vorm. Niet gek dat de discussie de geschiedenisboeken is ingegaan als de ‘vorm of vent’-discussie.

Het feit dat door de Forum-generatie dwingend beschreven is waar goede literatuur aan moet voldoen, lijkt fnuikend voor de naoorlogse literatuur. Voor navolgers – in het jargon van Hermans ook wel epigonen genoemd – leidt de nadruk op het afwijzen van de vorm en de voorkeur voor het gebruik van egodocumenten tot een zekere starheid. In de jaren zestig is verzet hiertegen waar te nemen van schrijvers die oog hebben voor meer existentiële motieven en nihilistischer kanten van het menselijk bestaan – denk aan de al genoemde Hermans, maar ook aan bijvoorbeeld Schierbeek en Rodenko. Frappant is dat uitgeverij Van Oorschot, die het Verzameld werk van Du Perron uitbracht, zich lijkt te plaatsen in de traditie van Forum.

Dit voorjaar verscheen een zeer degelijke (ruim 1200 pagina’s!) biografie van E. du Perron (1899-1940) van de hand van Kees Snoek, buitengewoon hoogleraar Nederlandse letterkunde aan de Sorbonne[1]. Hij schreef al eerder over Du Perron en werkte meer dan twaalf jaar aan deze biografie. De biografie is opgebouwd aan de hand van de roman Het land van herkomst. Dat lijkt een fout voor een biograaf – een schrijver is iemand anders dan zijn literaire alter ego – maar Du Perron heeft dit boek nadrukkelijk gepresenteerd als sterk autobiografisch. Niet zo vreemd voor een auteur die de vent achter het werk terug wilde zien. Du Perron schreef Het land van herkomst voor zijn tweede vrouw Elizabeth de Roos, die hij deelgenoot wilde maken van zijn jeugd in zijn land van herkomst, de jaren van zijn eerste huwelijk en zijn contacten met – in de begintijd vooral Franse – intellectuelen.

De mens Du Perron is een gecompliceerde en wat verwende persoonlijkheid. De gebondenheid aan zijn thuisfront – tot zijn 40e jaar wordt hij financieel ondersteund door zijn moeder – zal daarbij allicht meegespeeld hebben. Hij is driftig, nerveus en overgevoelig. De HBS maakt hij niet af, omdat hij erg gekweld wordt door een onopgeloste moord vlakbij zijn school. Als hij op latere leeftijd in België woont is er de jaloezie op de ex-geliefde van zijn vrouw, Johan de Meester. Met hem had Elizabeth de Roos een korte relatie, wat Du Perron niet belet een ongezonde jaloezie te cultiveren. Hij onderzoekt zelfs hoeveel gevangenisstraf er staat op het aanbrengen van letsel, voor het geval hij De Meester mocht tegenkomen. Op een keer lijkt het zover: in de Haagse Passage denkt hij De Meester te zien. Direct heeft hij de geur van zwavel in zijn mond. Van een confrontatie komt het echter niet. Een ziekte is er de oorzaak van dat Du Perron halverwege de jaren ’30 weer naar Indië gaat. Daar laat de kwestie hem echter niet los, zoals veelvuldige brieven aan Roland Holst laten zien.

Du Perrons mensvisie komt sterk naar voren in de bundel De smalle mens (1934), niet voor niets de ondertitel van Snoeks’ biografie. De smalle mens balanceert steeds tussen individu en maatschappij. Hij is afkerig van collectivisme en zal altijd zijn voorkeur voor het individu uitspreken. Met name in de periode van de opkomst van het nationaal-socialisme wordt de visie van Du Perron actueel. Literaire polemieken nemen de plaats in van beschouwingen over de tijdgeest. Die tijdgeest zorgt ook voor een nadere plaatsbepaling binnen zijn vriendenkring. Met name Malraux en Gide koketteren in de Spaanse burgeroorlog met het communisme. In eigen land is er bijvoorbeeld Jacques Bloem, die korte tijd lid was van de NSB.

Twee literaire discussies in het interbellum geven inzicht in de literaire standpunten van Du Perron. In de zogeheten Prisma-discussie (1930) wordt de bundel Prisma van D.A.M. Binnendijk mikpunt van kritiek. Binnendijk geeft in deze bundel een overzicht van de poëzie van na 1918 en pretendeert daarmee een representatieve bloemlezing te hebben samengesteld. Zijn fout is echter dat hij creativiteit als uitgangspunt heeft genomen. Op grond daarvan komt hij tot een andere lezing dan Du Perron. In de bundel Nieuwe geluiden maakt Dirk Coster dezelfde fout. Du Perron verdenkt hem ervan dat hij de nieuwe poëzie amper aankan, al formuleert hij beter dan Binnendijk dat doet. De beide discussies leiden als het ware tot de oprichting van het blad Forum (1931-1935), waarin op polemische wijze de eigentijdse literatuur besproken wordt.

Wat mij betreft roept het schrijverschap van Du Perron de vraag op naar de plaats van het modernisme in de Nederlandse letteren. Een modernistische traditie lijkt in dit polderland niet echt bestaansrecht te hebben gehad, hoewel dat afhangt van de definitie van het modernisme. Wanneer Snoek het heeft over de modernistische periode van Du Perron, bedoelt hij daarmee de wat surrealistisch geïnspireerde poëzie die hij in de jaren ’20 onder invloed van Van Ostaijen schrijft. Als we het hebben over het modernisme à la Proust of Mann, dan werpt dat een heel ander licht op het werk van Du Perron. Kenmerk van dit modernisme is dat het bewustzijn wordt gehanteerd als ordenend principe. Gebeurtenissen worden op een zodanige manier gepresenteerd dat een bepaalde duiding tot stand komt. Denk bijvoorbeeld aan A la recherche du temps perdu. Wat mij betreft komt Het land van herkomst vanwege het associatieve karakter ervan in aanmerking voor het predikaat modernistisch. Het zou dan ook interessant zijn om Du Perron als zodanig te interpreteren, of op zijn minst aan wat meer literaire plaatsbepaling te doen.

Dat brengt me bij de belangrijkste kritiek op deze biografie: Snoek werpt niet altijd even veel licht op het schrijverschap van Du Perron. Misschien komt dit met name door de toch wel dwingende manier waarop Snoek Het land van herkomst als uitgangspunt neemt voor deze biografie. In deze roman, Elsbeth Etty merkte dat al eerder op, komt vooral het verleden aan bod en niet zozeer de literaire situatie van het Interbellum. Vooral de Indische jaren worden uitputtend beschreven – bij het zien van de foto’s van de verschillende dienstbodes wordt af en toe wel wat van je geheugen gevraagd – terwijl de latere periode, die literair minstens zo interessant is, bepaald niet bol staat van de analyse.

  1. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2005, 1246 blz., €39,95, ISBN 9038869541