Een paus zonder tiara

Oecumenische overwegingen bij Benedictus XVI
Op maandag 4 april jl. stond een opvallend artikel in de Frankfurter Allgemeine Zeitung. Dorota Maslowska, een 22-jarige Poolse schrijfster, die ook in Nederland enig succes heeft met haar boeken, beschreef in een artikel hoe zij, een konfessionslose samenwonende moeder, het overlijden van paus Johannes Paulus II op de zaterdag daarvoor had ervaren. 'Het is de avond van 2 april. We zijn een ogenblik gaan liggen, uitgeput door de atmosfeer van deze dag. (…)

Ik ben geen godsdienstig persoon, misschien is me dat gewoon niet gegeven, misschien was het katholicisme, waarin ik opgevoed ben, voor mij vooral een systeem waartegen ik als vijftien-, zestienjarige kon rebelleren. (…) Lange tijd beschouwde ik het katholicisme als een schaduwwereld waarin ongelukkige mensen leven. Omdat ze niet genoeg kracht hebben om er afstand van te nemen, blijven ze maar, het hoort nu eenmaal zo. Bovendien lijkt het hen een belegging met een mooie rente in de investeringsbank ‘Eeuwig leven’.

Alleen hij paste op de een of andere manier niet in dit beeld. (…) Hij was oud en ziek, maar hij boog zich op zo waardige, heilige wijze, dat iedere spot zelf belachelijk werd. Hij poogde het onder spanning staande geheel van ethische normen bijeen te houden. Daarbij trok hij een duidelijke grens tussen de cultuur van het leven en de cultuur van de dood. De permissivisten hebben deze barricade onmiddellijk woedend aangevallen met hun verworvenheden als abortus en euthanasie, met nieuwe ideeën over embryo-onderzoek. Hij was met zijn patriarchale waardigheid een vast referentiepunt, waardoor we de waanzin als waanzin konden herkennen. (…)’.

In een uitgebreid interview met Der Spiegel na het overlijden van de paus, ging ook de – van protestantse afkomst – filosoof Rüdiger Safranski in op de betekenis van Karol Wojtyla. Gevraagd naar de boodschap van de paus en diens doodstrijd, antwoordt Safranski: ‘Hier trachtte een mens de aanwezigheid van de transcendentie door alle moeilijkheden heen vol te houden. De boodschap is de spiritualiteit. De boodschap is niet een moreel instituut en ook niet een centrale voor het herstel van waarden. Dat komt allemaal later. De boodschap van Johannes Paulus II is: ‘We zijn niet helemaal van deze wereld. We horen hier, maar wij geloven ook nog in een andere wereld thuis te zijn’. Hij heeft lijden, doodsangst en vooral de schaamte voor zijn ziekte overwonnen.’ En wat verderop: ‘Wat blijft is de herinnering aan de kracht van een doorleefd geloof, dat ons leven ruimer maakt, doortrokken van mysterie. Het maakt ons bewust dat we het ontzagwekkende van het leven niet echt kunnen bevatten. Pseudo-religies proberen de wereld nauw te maken, punten te vinden waar vandaan de wereld uit zijn voegen te tillen is. Wat we nodig hebben is een openheid voor het mysterie, die de mogelijkheid van transcendentie niet verraadt. De paus belichaamt voor mij deze openheid’ [1].

De aangehaalde reacties tonen een besef van het belang van of een verlangen naar de aanwezigheid van het heilige in onze wereld, ook of misschien wel juist in de huidige tijd en de westerse geseculariseerde cultuur, waar dat heilige lijkt te verdwijnen. Niet voor niets uit Dorota Maslowska haar zorg over de Poolse samenleving die (in haar visie) in een roes van consumptie dreigt onder te gaan. Bijzonder aan de aangehaalde woorden van de Poolse schrijfster en de Duitse filosoof is dat de vorige bisschop van Rome het heilige blijkbaar ook tegenwoordig stelde voor mensen buiten de Rooms-katholieke kerk.

Ambt en persoon kwamen bij Johannes Paulus II op een bijzondere manier samen, hoe men verder ook oordeelt over leven en werk van de Poolse paus. Als geestelijk en moreel leider kreeg onder paus Johannes Paulus II het pausschap een betekenis ver over de grenzen van de Roomse kerk heen. Ook de verdere reacties op het sterven van de paus en de wereldwijde aandacht voor het sterven en de begrafenis van de paus wijzen daar op. Sommigen spraken in verband daarmee wel van ‘het geweten van de wereld’ [2]. Zal een volgende bisschop van Rome ook op een dergelijk gezag kunnen rekenen? Vooralsnog lijkt dat maar de vraag, nog even daargelaten of het wenselijk zou zijn.

Een Duitse paus, de toenadering van de christenen en het kwaad in de wereld

Op 19 april jl. kozen de in conclaaf verzamelde kardinalen de Duitser Joseph Ratzinger tot opvolger van Johannes Paulus II. Benedictus XVI werd, in de dagen en weken die volgden op zijn verkiezing tot paus, niet moe het werken aan de ‘zichtbare eenheid van de christenen’ het hoofddoel van zijn pontificaat te noemen. Daarnaast richtte de nieuwe paus zich tot allen in de wereld, gelovigen en ongelovigen, met de verzekering ‘dat de kerk met hen verder wil gaan in een open en oprechte dialoog, op zoek naar het waarachtig goede van de mens en van de samenleving’.Ratzinger bedrijft theologie vanuit een sterk bijbelse inspiratie Gezien de reputatie van kardinaal Ratzinger, de onvermoeibare verdediger van de rechte leer in de Rooms-katholieke kerk, leek die herhaalde inzet van Benedictus XVI voor de eenheid van de christenen en de aangekondigde dialoog met ‘alle mensen van goede wil’ een onverwachte wending. Veeleer herkende men de oude Ratzinger in een andere passage uit de preek, die hij hield bij zijn inauguratie: ‘Er is de woestijn van de verlatenheid, van de eenzaamheid, van de kapotgemaakte liefde. Er is de woestijn van de duisternis van God, van de leegheid van zielen die geen weet meer hebben van de weg en de waardigheid van de mens. In de wereld worden de uiterlijke woestijnen steeds groter, omdat de innerlijke woestijnen zo groot geworden zijn’. Daar ging het duidelijk om de reële macht van het kwaad, die de nieuwe paus aan het werk ziet in de wereld.

Ook de dagen en weken voorafgaand aan het conclaaf kwam Ratzinger diverse keren in het nieuws als een onheilsprofeet, die de moderne tijd vooral ziet als een bedreiging voor het christelijk geloof. Bekend werd zijn typering van de huidige tijdgeest met de woorden ‘dictatuur van het relativisme’. Al eerder had hij zich kritisch uitgelaten over de mogelijke toetreding van Turkije tot de Europese Gemeenschap.

Wat is van paus Benedictus XVI te verwachten? Is hij in staat concrete stappen te zetten op de weg naar de eenheid van de christenen en zal hij een inhoudelijke dialoog kunnen voeren met niet-christenen? Wat wil Joseph Ratzinger eigenlijk? In dit artikel wil ik proberen aan de hand van geschriften van kardinaal Ratzinger op het spoor te komen waar de Duitse paus voor staat. Daarbij komen de bedreigingen die hij ziet voor de wereld van vandaag aan de orde en (in verband daarmee) de door Benedictus XVI verwoorde noodzaak om aan de eenheid van alle christenen te werken. Op de achtergrond speelt daarbij de vraag of een paus ook voor andere dan rooms-katholieke christenen een betekenis kan hebben. Gezien het forum waar dit artikel een plaats krijgt, een vraag die op enige weerstand, maar wellicht ook kritische aandacht, mag rekenen.

Joseph Ratzinger – geloof, theologie en cultuur

Uit de autobiografie, die Ratzinger in 1997 schreef onder de titel Aus meinem Leben, komt het beeld van een gelovig maar tegelijk nuchter en kritisch wetenschapsman naar voren, iemand die niet direct de schijnwerpers zoekt, die liever in de studeerkamer verkeert of in kleine kring in gesprek is met vrienden en collega’s (en zeker niet alleen met theologen). Al vroeg is Ratzinger, die in München katholieke theologie studeerde, ook goed vertrouwd met de protestantse theologie (in het bijzonder is hij thuis in het werk van Luther, Barth, Bonhoeffer, Cullmann en Bultmann) [3] en met de grote filosofische, culturele en theologische tradities. Hij lijkt iemand te zijn die graag een scherpzinnig debat voert met andere intellectuelen en die daarbij de polemiek niet schuwt, eerder een zeker wantrouwen tegen een gemakkelijke consensus heeft. Maar theologie als politiek strijdmiddel staat ver af van het theologisch ideaal van de nieuwe paus. ‘Theologie die politiek gezien sensationeel is, is bijna altijd slechte theologie’. De grove toon en sterk politiek gerichte acties van de protestgeneratie van 1968 moeten dan ook een kwelling zijn geweest voor de toenmalige Tübinger professor Joseph Ratzinger, hoewel hij aangeeft dat hij met de gewone studenten nooit moeilijkheden heeft gehad. Ratzinger bedrijft theologie vanuit een sterk bijbelse inspiratie en met een grote voorliefde voor de kerkvaders. Centraal in zijn theologie is een gelovige doordenking van het Christusgeheim [4]. Zelf zegt hij over zijn wijze van theologiseren:

‘Nooit wilde ik een eigen theologisch systeem scheppen, een of andere aparte theologie. Ik wil in mijn denken eenvoudig het geloof van de Kerk benaderen, wat vooral betekent: de grote denkers over het geloof denkend volgen – juist dat zou je iets specifieks voor mijn theologie kunnen noemen. Dat is voor mij niet een of ander geïsoleerd gedachte-experiment, maar een concept dat zich zo breed mogelijk opent voor een gemeenschappelijke denkweg van het geloof. Daarom is voor mij de exegese altijd heel belangrijk geweest. Ik kan me geen zuiver filosofische theologie voorstellen. Mijn uitgangspunt is het woord. Het uitgangspunt is dat we het woord van God geloven, dat we dat werkelijk proberen te leren kennen en begrijpen en dat we dat vervolgens trachten te overwegen in navolging van de grote meesters van het geloof. Mijn theologie staat daarom in het teken van de Bijbel en ook in het teken van de kerkvaders, vooral van Augustinus’.

Augustinus, dè kerkvader voor de rooms-katholieke en de reformatorische kerken, is zijn grote voorbeeld; Thomas van Aquino en de scholastiek liggen hem minder: ‘Het is moeilijk de scholastiek haar grootheid te ontzeggen, maar het lijkt wel of alles daarin onpersoonlijk is. Het kost tijd om erin door te dringen en de hele innerlijke spanning te herkennen. Bij Augustinus daarentegen is onmiddellijk een mens te zien, vol passie, die lijdt, die zichzelf vragen stelt – een mens, met wie je je kunt identificeren’ [5].

Daarmee is een belangrijk onderscheid met Ratzingers directe voorganger aangegeven. Wojtyla was als denker vooral een filosoof, enerzijds sterk gestempeld door het denken van Thomas van Aquino, maar anderzijds hadden ook Immanuel Kant, Edmund Husserl, Emmanuel Levinas en Paul Ricoeur grote invloed op hem. Ratzinger is in de eerste plaats theoloog, weliswaar één met een grote belangstelling voor filosofie en cultuur, maar toch vooral theoloog. Eberhard Jüngel, een bekende Duitse Lutherse theoloog ziet in Ratzingers theologische positie drie kenmerkende zaken: ‘Deze theologie houdt radicaal vast aan de waarheidsaanspraak van het Evangelie; ze is bewust kerkelijke theologie; ze is tijdkritische theologie, die midden in de tijd staat en ze begrijpt zichzelf zo als een soort openbare zielzorg’ [6].

In verband met die waarheidsaanspraak wijst Jüngel terecht op de nadruk die Ratzinger in zijn theologie legt op de rede. Hij spreekt in dat verband van een primaat van de logos, die samen blijkt te vallen met een primaat van de liefde: ‘In het begin was het Woord’ en ‘De wereld komt voort uit de rede, deze rede is persoon, liefde’ [7]. Dat geeft het christendom aan de ene kant een missionaire inzet, maar tegelijk is er daardoor de mogelijkheid van zelfkritiek. Doordat God de mensen in zijn openbaring aanspreekt en de gelovigen Hem in eredienst en gebed antwoorden onderscheidt het christelijk geloof zich van vormen van natuurlijke religie. De nadruk op de rede [8] (niet voor niets spreekt Jüngel van Aufklärung im Lichte des Evangeliums in zijn typering van Ratzingers theologische positie!) geeft het christendom in de antieke wereld (en in onze eigen tijd) een bevrijdende en verlichtende kracht en het vermogen tot een intellectuele dialoog [9]. Ratzinger zelf schrijft, aansluitend bij Augustinus: ‘Het christendom heeft (…) zijn voorlopers en zijn innerlijke voorbereiding in een filosofische verlichting, niet in de godsdiensten. (…) Het christelijk geloof berust niet op poëzie en politiek, deze twee grote bronnen van de religie; het berust op kennis’ [10].

In dialoog en confrontatie met de seculiere cultuur

Van hieruit is het ook te begrijpen, dat Ratzinger (anders dan men vaak veronderstelt) steeds het gesprek met de cultuur zoekt [11]. Dat gesprek voert hij vanuit een uitgesproken christelijk zelfbewustzijn, waarbij hij echter ook aandachtig en oprecht weet te luisteren.Ratzinger spreekt theologische taal van protestanten Ratzinger doet dat in de eerste plaats op Europees niveau en wellicht vanuit een wat westers, sommigen zeggen platoons, gekleurd denkmodel; hij begrijpt echter (in navolging van Wojtyla) dat in de moderne wereld een bredere dialoog nodig is met andere godsdiensten en levensbeschouwingen. Het gaat hem daarbij om de (bedreigde) toekomst van de wereld.

Een voorbeeld van zo’n dialoog is het gesprek dat Ratzinger in januari 2004 te München voerde met de bekende filosoof Jürgen Habermas [12]. Ratzinger pleitte daar voor een voortgezette dialoog tussen kerk (geloof) en de westerse, seculiere Verlichtingstraditie, die beide in isolement dreigen vast te lopen. Religie kan verworden tot fanatisme, de rede kan zich verliezen in de humaniteit bedreigende almachtsfantasieën. In een wederzijdse kritische begrenzing kunnen geloof en rede elkaar bevruchten, zoals de intellectuele geschiedenis van het westen ook laat zien. De interculturele context waarin we verkeren maakt het nodig dat in zo’n dialoog ook de andere grote wereldtradities betrokken zijn. Het is kenmerkend voor Ratzinger dat hij bij aanvang van die dialoog (ongetwijfeld als kritische kanttekening bij de inzet van de Zwitserse theoloog Hans Küng voor een ‘Weltethos’) alvast nuchter opmerkt: ‘Een rationele of ethische of religieuze wereldformule, waarop allen zich zullen kunnen verenigen, en die het geheel kan dragen, is er niet. In ieder geval is zij vandaag onbereikbaar. Daarom blijft ook het zogenaamde Weltethos een abstractie’ [13]. Ratzinger en Habermas vonden elkaar tijdens het gesprek in het pleidooi voor een wederzijdse begrenzing van geloof en rede en in het erkennen van morele grondslagen van de democratie, die aan de politieke praktijk voorafgaan. Daarnaast viel op dat de heren het over allerlei praktisch-ethische zaken eens waren (bijvoorbeeld op het gebied van de bio-ethiek) [14].

In het gesprek met de seculiere cultuur brengt Ratzinger bij voortduring de moraal, de ethiek naar voren. Het is duidelijk dat hij zich daarover grote zorgen maakt. Hier heeft ook zijn bijtende kritiek op de ‘dictatuur van het relativisme’ een plaats [15]. In een interview merkt de Frans-Amerikaanse filosoof René Girard in dit verband op: ‘Paus Benedictus weet net als Johannes Paulus II uit eigen ervaring dat zonder godsdienst ‘societies go to the dogs’. En hij aarzelt niet dat ook hardop te zeggen’. Voor veel van wat Ratzinger al in de jaren tachtig en negentig zei, zal in het Nederland van vandaag heel wat meer begrip bestaan dan in de jaren dat Ratzinger het voor het eerst uitsprak. In het interview met Girard noemt de vragensteller Nederland ‘possibly the world capital of relativism’. Het zegt wat, meent Girard in zijn antwoord, onder verwijzing naar de moord op Theo van Gogh, dat in het land waar het postmoderne idee van de gelijkheid van culturen het sterkst in de politiek is doorgedrongen, het conflict tussen de verschillende culturen zo acuut blijkt.

Voor Ratzinger heeft vrijheid een fundament en een grens nodig: ‘De vrijheid behoudt haar waardigheid slechts als zij op haar ethische basis en opdracht betrokken blijft’ [16]. Om de individuele vrijheid en de voor een goede ordening van de samenleving noodzakelijke, gemeenschappelijke waarden op elkaar te betrekken, moet het begrip vrijheid daarom aangevuld worden met twee andere begrippen: het recht en het goede. De geschiedenis van de twintigste eeuw heeft laten zien waartoe menselijke vrijheid, los geslagen van haar grondslagen, kan leiden. De Duitse voormalige kardinaal ziet daarachter het spook van het nihilisme en hij werd niet moe de aandacht te vestigen op tendensen in onze eigen postmoderne tijd die achter zogenaamd humane façades een nihilistische geest openbaren.

Om een beroep op de vrijheid van het individuele geweten voor misverstanden met tragische gevolgen te behoeden, wijst Ratzinger regelmatig op het bijeen horen van de begrippen geweten en waarheid. Zo stelt hij met een beroep op Socrates: ‘Het is kenmerkend voor de mens als mens, dat hij niet naar het kunnen maar naar het moeten vraagt (nicht nach dem Können sondern nach dem Sollen) en dat hij zich openstelt voor de stem van de waarheid en haar aanspraken’ [17].

Juist bij de moraal vraagt de zielzorger Ratzinger (zie de typering van Jüngel) dan wel of de waarheid die de Kerk voorhoudt niet te hoog en te zwaar is, of zij het gelovig leven niet vreugdeloos en zonder kracht maakt. Inderdaad, merkt hij op, is de weg naar de waarheid, naar het goede niet gemakkelijk, hij vraagt de inzet van de hele mens. In het gaan van de weg ontdekt de mens echter, als bij een bergtocht, ook en steeds meer de schoonheid, die in de gedane moeite om de waarheid ligt.

Maar daarmee is niet alles, is zelfs niet het eigenlijke gezegd: ‘We laten het christendom opgaan in moralisme als niet een boodschap zichtbaar wordt, die boven ons eigen handelen uitgaat. (…) Er bestaat een verlangen, dat niet de objectief vastgestelde schuld en de daar uit voortkomende destructieve innerlijke nood het laatste woord hebben, maar dat er een volmacht van genade is, een kracht van verzoening, die de schuld laat verdwijnen en die de waarheid pas echt bevrijdend maakt. (…) Dit is de eigenlijke nieuwheid van het christendom: de Logos, die de waarheid is in persoon, is ook de verzoening, de vergeving die verandering bewerkt boven al ons vermogen en onvermogen uit’. Zonder deze centrale christelijke boodschap wordt de waarheid inderdaad een juk dat de mensen proberen af te schudden, een te zware last waarvan we ons proberen te bevrijden. ‘Maar de zo verkregen vrijheid is leeg. Ze voert ons in de leegte van een niets, daar valt ze vanzelf uiteen. Het juk van de waarheid is ‘licht’ geworden (Mt. 11,30) toen de waarheid kwam, ons liefhad en onze schuld in zijn liefde verbrandde. Pas als we dat van binnen uit kennen en ervaren, worden we vrij om de boodschap van het geweten zonder angst en met vreugde te horen’ [18].

Een paus zonder tiara en de oecumene

De nieuwe paus zette zich in het verleden in voor een dialoog met de cultuur. Joseph Ratzinger werd echter bij een breed publiek vooral bekend als de voorzitter van de Congregatie voor de Geloofsleer, een vooral op de eigen kerk gerichte functie. Daarin was het zijn opdracht de leer van de kerk met het oog op de eisen van de moderne tijd uit te leggen en zuiver te bewaren. Dat heeft hij gedaan en het bracht hem regelmatig in aanvaring met theologen, die meer of minder vrijheid namen om af te wijken van de officiële leer van de Rooms-katholieke kerk. Zijn veroordeling van marxistische aspecten van de bevrijdingstheologie in de jaren tachtig heeft hem bij velen een slechte naam bezorgd. Hij kreeg de bijnaam van ‘Panzerkardinal’ en velen vrezen dat Ratzinger ook als paus vooral een bewaker zal zijn, die de interne vrijheid van de kerk verder zal inperken. Men verwacht in die lijn een verdere concentratie op Rome als het gezagscentrum van de Rooms-katholieke kerk. Voor de oecumene zouden er in die visie donkere tijden aanbreken. Ratzinger noemde in het jaar 2000 de protestantse kerken in een officieel schrijven Dominus Jesus ‘kerkelijke gemeenschappen’ en erkende hen daarmee niet voluit als zusterkerken. Verder is duidelijk dat hij weinig moet hebben van de (inderdaad) vaak liberale ethische standpunten van een aantal protestantse kerken. Alleen met de in de leer rechtzinnige oosters-orthodoxe kerken lijken er mogelijkheden tot enige toenadering.

Het optreden van Ratzinger als paus Benedictus XVI lijkt de vrees vooralsnog niet te bevestigen. Overweging van het werk van kardinaal Ratzinger geeft trouwens al aanleiding tot nuancering. Als paus heeft Benedictus XVI de opdracht het Evangelie te verkondigen en te weerspreken wat met het Evangelie in tegenspraak is, maar hij lijkt (gezien zijn woorden en optreden als paus tot nu toe) goed te begrijpen dat in zijn nieuwe ambt vooral herderlijke zorg en het vermogen om bruggen te bouwen nodig zijn. ‘Zonder besef van vervreemding geen begrip meer voor noodzaak Christus’De keuze voor de naam Benedictus, een naam die in de traditie verbonden is met de grote ordestichter Benedictus van Nursia en die in de vorige eeuw gedragen werd door de vredespaus Benedictus XV, is al een hoopvol teken. Het is daarnaast veelzeggend dat Ratzinger de tiara (het symbool van de wereldlijke aanspraken van de paus, overigens ook door de directe voorgangers van Benedictus niet meer gedragen) nu als eerste paus zelfs niet meer heeft opgenomen in zijn pauselijk wapen. De mijter die het wapen nu siert, wil vooral de dienstbaarheid van de bisschop van Rome aan de stad en aan de wereld (urbi et orbi) uitdrukken.

Maar hoe wil Benedictus XVI vorm geven aan zijn oproep te werken aan de oecumene? De al genoemde verklaring Dominus Jesus, bij de totstandkoming waarvan Ratzinger als eerst verantwoordelijke betrokken was, geeft al een indicatie van wat we kunnen verwachten, hoewel misschien anders dan velen denken. In het jubileumjaar 2000 had de verklaring de bedoeling om met het oog op de omstandigheden van de moderne tijd, de aandacht nog eens op de centrale boodschap van het christelijk geloof te vestigen: de belijdenis van Jezus Christus als de ene (en dus ook enige) Verlosser van de wereld. De eerste woorden, waar de verklaring zijn titel aan ontleent, verwijzen niet voor niets naar de korte geloofsuitspraak waarmee Paulus in zijn eerste Korinthebrief het christelijk geloof samenvat: ‘Jezus is Heer’ (1 Kor. 12, 3); juist in die belijdenis kunnen christenen uit verschillende kerkelijke tradities elkaar herkennen [19].

Inderdaad komt bij de verdere uitwerking onder andere ook de gewraakte aanduiding van de protestantse kerken als ‘kerkelijke gemeenschappen’ voor en daarnaast de uitspraak dat de ene katholieke kerk van de geloofsbelijdenis subsisteert in de Rooms-katholieke kerk (let wel: niet samenvalt met!) en dat deze kerk gelooft door de apostolische successie terug te gaan op de Heer zelf, met wie zij als sacramentele gemeenschap verbonden is [20]. Protestanten hebben een andere visie op het begrip apostolische successie, op sacramentaliteit en op de verbinding tussen institutionele vormen van kerkzijn en de ene katholieke kerk van de geloofsbelijdenis, zij verstaan kerkzijn meer pneumatologisch. Over die verschillende visies zou het in het oecumenisch gesprek moeten gaan en in zo’n gesprek hoort ook een (niet alleen) protestantse vraag bij het gevaar, dat uit de belijdenis ‘Jezus is Heer’ in de kerk van Rome vooral de conclusie volgt, dat de (Romeinse) kerk ‘heerseres’ is [21]. Het zou echter vreemd zijn als beide partijen het gesprek beginnen met het verloochenen van hun eigen geloofsopvattingen. Overigens gaf Ratzinger in een interview na de publicatie van Dominus Jesus als zijn opvatting aan dat zich in protestantse gemeenschappen ‘Kirche ereignet (um es einmal so auszudrücken)’.

De oecumenische houding van de nieuwe bisschop van Rome wordt goed getypeerd door een brief, die hij in oktober 2004 schreef aan Eberhard Jüngel (die regelmatig en ook rond Dominus Jesus het inhoudelijke en soms scherpe debat met Ratzinger zocht [22]), bij gelegenheid van diens 75-jarige verjaardag. Kardinaal Ratzinger schreef daarin onder andere: ‘Midden in de beproeving van het relativisme heeft u nadrukkelijk aan de belijdenis van Dominus Jesus in zijn volle betekenis vastgehouden. Daarmee heeft u ook een beslissende oecumenische dienst bewezen, want tenslotte kan niets ons samenbinden dan slechts het vasthouden aan het eerste gebod en de onwrikbare belijdenis van Jezus Christus als Heer. Ik zie het uiteindelijk ook als een bijdrage aan werkelijke eenheid, dat u daarbij in controverse de protestantse erfenis tegenover de katholieke kerk verdedigd hebt en gemakkelijke harmoniseringen afwijst. U drukt zo niet alleen trouw uit aan uw eigen geloofstraditie, maar ook ernst in het worstelen om de waarheid’.

Jüngel zelf drukt kernachtig uit wat in oecumenisch opzicht van Benedictus XVI te verwachten is: ‘Oecumenische Schummelei is hem vreemd. De oecumenische theologie heeft zwaar werk voor de boeg’. Met het oog op de grote dogmatische bagage die de nieuwe paus heeft, merkt Jüngel op: ‘Een paus met theologische ruggengraat kan meer wagen dan een minder zadelvaste pontifex. Hij kan ook daar bruggen bouwen, waar tot nog toe slechts scheidende kloven gaapten’ [23]. Ratzinger weet echter dat alleen zwaar werk niet voldoende is, hij spreekt ook van ‘gebed en boete’. En dan nog ‘kunnen wij de eenheid niet maken’, uiteindelijk is zij zoals het geloof zelf een gave en als gave een delen in de eenheid van de Vader met de Zoon (zie Joh.17) [24].

Hoewel een zichtbare en volledige eenheid van alle leerlingen van de ene Heer (dus ook in het sacrament van de eucharistie) het uiteindelijke doel is van de oecumene, is het nodig eerst realistische tussenstappen te zetten. Zonder dergelijke stappen zou de oecumene gemakkelijk in frustraties en wederzijdse argwaan verzanden. Eenheid kan (naar het oordeel van Ratzinger) in de huidige situatie onder andere al gestalte krijgen in een ‘versterken van het gezamenlijk getuigenis van liefde in een wereld die daar steeds wanhopiger behoefte aan heeft’, in een inzet voor een ‘gemeenschappelijk getuigenis bij de grote morele kwesties van vandaag’ en in het ‘geven van een gezamenlijk getuigenis over de fundamentele waarheden van het geloof’ [25].

In aansluiting op de protestantse theoloog Cullmann pleit Ratzinger verder in de huidige (gescheiden) situatie voor ‘eenheid door verscheidenheid’: ‘Het is waar, een scheuring behoort tot de dingen die zonder meer slecht zijn, in het bijzonder wanneer zij leidt tot vijandschap en tot verschraling van het christelijk getuigenis. Eerst moet het gif van de vijandschap verwijderd worden. Wanneer er vervolgens ruimte komt voor een wederzijdse aanvaarding kan er een situatie ontstaan waarin we elkaar luisterend leren verstaan. Dan ontstaat er gelegenheid om verschillen te ervaren als meer dan alleen verschraling en kan in een overgangsfase de scheuring zelfs het karakter van een felix culpa krijgen, nog voor ze helemaal is geheeld’ [26].

Met dat al is de oecumenische agenda echter voorlopig, ondanks het al verrichte werk, nog overvol. Een paar van de onderwerpen die in de gesprekken tussen Rome en Reformatie aan de orde moeten komen, zijn de visies op kerk, ambt en sacramentaliteit, de verhouding schrift en traditie en de plaats van Maria. Over al die onderwerpen schreef Ratzinger al en hij had daarbij steeds ook het oecumenisch gesprek op het oog [27]. In Ratzinger hebben protestanten een gesprekspartner op de pauselijke zetel, die hun theologische taal verstaat en ook spreekt. Wellicht dat de woorden die de nieuwe paus in de eerste preek na zijn verkiezing sprak met het oog op het werken aan de eenheid, dat hij ‘een streven, een plicht’ noemde en in verband waarmee hij zelfs op het uiteindelijke oordeel wees, ook voor protestanten het gezag van een christelijk getuigenis kunnen hebben: ‘Voor Hem, de hoogste Rechter van alle leven, moet ieder van ons zich plaatsen in het bewustzijn dat hij eenmaal aan Hem rekenschap zal moeten afleggen over wat hij gedaan dan wel gelaten heeft wat betreft het grote goed van de volledige en zichtbare eenheid van al zijn leerlingen’.

Gemeenschappelijke verklaring over de rechtvaardiging

Dat het Ratzinger ernst is als het gaat om de oecumene blijkt bijvoorbeeld uit de gemeenschappelijke verklaring over de rechtvaardiging van de Lutherse Wereldbond en de Rooms-katholieke kerk van 1999 [28], aan de totstandkoming waarvan Ratzinger volgens de lutherse deelnemers een beslissend aandeel had. In het kader van dit artikel moeten een paar opmerkingen volstaan, het zou goed zijn later nog eens uitgebreider op deze belangrijke verklaring terug te komen.

De verklaring die de Rooms-katholieke kerk en de Lutherse Wereldbond ondertekenden, stelt vast dat er over grondwaarheden van de rechtvaardiging (dus niet over alles!) een consensus is. Verder zegt de verklaring dat de (wederzijdse) veroordelingen uit de zestiende eeuw niet de leer van de beide kerken raakt, zoals in de verklaring uiteen is gezet. Omdat de oorspronkelijke verklaring aan beide kanten nogal wat vragen opriep, leek de overeenkomst op het laatste moment nog onzeker. Kardinaal Ratzinger heeft toen het initiatief genomen om in kleine kring over de gerezen problemen te spreken. Dat gesprek vond plaats in het huis van Ratzingers broer Georg. Tijdens deze bijeenkomst werd een annex bij de verklaring opgesteld, die voor beide partijen bevredigend op de gerezen problemen inging.Christendom niet de vijand van humaniteit en verstand In die annex is sprake van een gezamenlijk spreken over de rechtvaardiging ‘door genade alleen’ en ‘door geloof alleen’ zonder enige voorafgaande verdienste van de mens. Daarnaast krijgen de uit de genade en het geloof voortkomende werken een eigen plaats als ‘een bewaren van de genade’. De annex stelt tenslotte vast dat ‘de rechtvaardigingsleer maatstaf en toetssteen van het christelijk geloof is’ [29].

Vergelijking met de volle breedte van Ratzingers werk laat zien dat het hier van zijn kant niet ging om een vriendelijk gebaar of een kerkpolitiek compromis. Dat werk is in zekere zin te lezen als een uitwerking van de eerste van Luthers 95 stellingen. Zo (om een voorbeeld te geven) beschrijft Ratzinger ergens met gebruikmaking van het beeld van de beeldhouwer (ontleend aan Michelangelo) de hervorming van de kerk als een ablatio, een wegnemen van dat wat oneigenlijk, van dat wat schuld en zonde is: ‘De kerk is geen gemeenschap van mensen die geen arts nodig hebben (Mk. 2,17), maar een gemeenschap van bekeerde zondaren, die van de genade van de vergeving leven en deze verder geven.

Als we het Nieuwe Testament zorgvuldig lezen, ontdekken we dat vergeving niet iets magisch is. De vergeving wil echter ook niet iets wegdrukken in vergetelheid, in een niet waar willen hebben. Door de vergeving verandert er werkelijk iets, als bij het werk van een beeldhouwer. Het wegnemen verwijdert echt iets; het ontvangen van de vergeving door ons blijkt uit het opkomen van de boete. (…) Vergeving en boete, genade en eigen bekering zijn geen tegenspraken, maar twee zijden van eenzelfde gebeuren’ [30].

En (om een ander voorbeeld te noemen) elders zegt de voormalige prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer: ‘Als de voorzienigheid mij op een dag van mijn verplichtingen zou vrijmaken, zou ik me graag wijden aan het thema van de ‘erfzonde’. Het is nodig dat de werkelijkheid die deze uitdrukt wordt herontdekt. De mens bevindt zich niet alleen in een toestand van economische en sociale vervreemding. Onze vervreemding is fundamenteel en is daarom niet met eigen inzet op te heffen. Als we dat niet begrijpen, begrijpen we ook niet meer de noodzakelijkheid van Christus, de Verlosser’ [31].

De Petrusdienst in het oecumenisch gesprek

Het ambt dat Ratzinger nu zelf bekleedt, is misschien het onderwerp dat het zwaarst zal drukken op het oecumenisch gesprek. In vorige functies heeft Ratzinger al dikwijls en uitgebreid gereflecteerd op het pausschap. Het is verleidelijk in die reflecties nu een soort vooraf geschilderd zelfportret terug te lezen. Bij Ratzingers nadenken over het pausschap valt (als steeds in zijn theologie) op, hoe zeer hij een bijbels-theologische fundering zoekt. Voor hem is het pausschap sterk verbonden met het persoonlijk (en ook persoonlijk te verantwoorden) Christusgetuigenis van de bekleder van het Petrusambt [32]. Dit getuigenis is vanouds verbonden met het martelaarschap (martyrion) en daarmee staat de Petrusdienst in het teken van de gehoorzaamheid aan Christus en het kruis [33].

De voormalige theologieprofessor is zich bewust van het verzet, dat binnen andere kerken leeft tegen het pausambt en de ermee verbonden aanspraken. Hij heeft steeds benadrukt, dat er op korte termijn op dit punt geen grote oecumenische ontwikkelingen te verwachten zijn en dat men de andere partij hierin ook niet mag overvragen. Bij de bepleite ‘eenheid in verscheidenheid’ hoort ook, dat men de ander niet tot iets dwingt dat hem of haar bedreigt in zijn of haar christelijke identiteit: ‘Katholieken moeten niet proberen protestanten erkenning van het pausschap op te dringen. (…) Omgekeerd zouden protestanten ervan af moeten zien, vanuit hun verstaan van de eucharistie de (Rooms-)katholieke kerk intercommunie op te dringen’ [34].

In Ratzingers visie is er echter in het gesprek tussen de kerken een mogelijkheid om de verschillen van inzicht vruchtbaar te maken. Juist in kritiek van de andere christelijke kerken kan ook nu al een boven de rooms-katholieke gemeenschap uitgaande eenheidsfunctie van het pausschap tot uiting komen. De paus is, ondanks alle verzet tegen de aanspraken van zijn ambt, toch een voor iedereen herkenbaar symbool van het christelijk geloof. Wanneer hij voor het forum van de wereld het Evangelie verkondigt, belichaamt de paus een oproep tot geloof aan allen. Tegelijk betekent zijn optreden voor christenen een aansporing eenheid te zoeken en elkaar tot groter trouw aan het geloof aan te sporen: ‘Voor het pausschap en de katholieke kerk blijft de pauskritiek van de niet-katholieke christenheid steeds een ‘doorn in het vlees’ om een steeds meer op Christus betrokken verwerkelijking van de Petrusdienst te zoeken; voor de niet-katholieke christenheid is de paus de blijvende zichtbare oproep tot een concrete eenheid, die de kerk opgedragen is en haar kenteken voor de wereld hoort te zijn’ [35].

Daarmee zijn we terug bij een vraag van het begin: kan een bisschop van Rome ook voor andere dan rooms-katholieke christenen een betekenis hebben als symbool en dienaar van de eenheid? Een rooms-katholiek gelovige kan die vraag niet voor anderen beantwoorden. Misschien is het ook te vroeg voor beantwoording van die vraag. Kritische overweging is wellicht voorlopig voldoende. De getuigenissen van de niet-katholieke stemmen aan het begin van dit artikel kunnen bij die overweging naast de aangehaalde opmerkingen van Benedictus XVI alvast een dienst bewijzen. Verder is er de door de vorige paus geschreven encycliek Ut unum sint (1995), die aan de oecumene gewijd is en waarin de paus de andere kerken onder meer voorstelt samen na te denken over invulling van een Petrusdienst als een dienst van liefde, die de christenen zou kunnen verenigen en niet verdelen; hij nodigde de andere kerken uit met voorstellen voor zo’n invulling te komen [36].

Samenkomende lijnen

Dit artikel is een poging een paar hoofdlijnen van het denken en handelen van de nieuwe paus te tekenen. Twee motieven kregen daarbij veel aandacht: zijn dialoog met de (moderne) cultuur en zijn inzet voor de eenheid van de christenen. Bij die inzet voor de oecumene is hier vooral getracht de oecumenische betrokkenheid van de huidige paus in het kader van een ook voor reformatorische christenen relevante theologie aan te tonen, een behandeling van de inhoudelijke theologische verschilpunten tussen de verschillende kerkelijke tradities paste niet binnen de ruimte van dit artikel. Een dergelijke behandeling vraagt om een theologische dialoog, waar dit artikel binnen de Nederlandse context een aanzet toe wil zijn.

Het gesprek met de cultuur zoekt Ratzinger omdat het christelijk geloof hem daartoe aanzet: ‘Weest altijd bereid tot verantwoording’ (vgl. 1 Petr. 3, 15). Door de eeuwen heen is dat altijd een krachtlijn van het christelijk geloof geweest. In de wereld, in het bijzonder in het Europa van vandaag, lijkt de dialoog met de cultuur op een cruciaal punt aangekomen. Ratzinger ziet bedreigingen voor de toekomst van de wereld en Europa. Hij ziet daarbij de humaniteit zelf bedreigd: door een blind en fanatiek beroep op de godsdienst, maar ook door een seculiere cultuur waar alles relatief dreigt te worden en waar het heilige geen plaats meer lijkt te hebben. Benedictus’ oproep tot een werken aan de eenheid van de christenen krijgt tegen deze achtergrond een bijzondere betekenis. Het is vooral ook een oproep de eigen christelijke wortels terug te vinden. Pas als de christenen hun gezamenlijke wortels terugvinden kan hun onderlinge eenheid groeien. Dan zal ook hun getuigenis voor de wereld aan kracht winnen.

In ons land, met zijn sterk calvinistische traditie [37], krijgen de woorden van de nieuwe paus een eigen kleur. De afgelopen decennia hebben de kerken nauwelijks een weerwoord gehad tegen het maatschappelijk proces van ontkerkelijking en secularisatie. Ook de reformatorische zuil begint nu slijtageverschijnselen te vertonen en de missionaire kracht van de met deze zuil verbonden groepen is niet groot, alleen evangelische groepen lijken nog mensen buiten de eigen kring te bereiken met hun getuigenis. Langzaamaan krijgen we de indruk dat de islam de godsdienst is, die in ons land over de meeste vitaliteit beschikt. De toekomst van het christendom is in Nederland (en West-Europa) niet langer een vanzelfsprekendheid. Dat geeft de oproep om aan de eenheid van de christenen te werken in ons land extra gewicht.

Slot

De Duitse theoloog Dietrich Bonhoeffer schetst in zijn Ethik (geschreven in de periode van de Tweede Wereldoorlog) een visie op de toekomst van het christendom. Hij put inspiratie uit de ervaringen van het verzet tegen het nazisme. Hoewel kort tevoren het christendom in culturele kringen als achterhaald, en als in strijd met rede, humaniteit en tolerantie, was afgeschreven, bleek tijdens de opkomst van het nazisme en de daarbij horende willekeur en gruwelen hoe christenen en verdedigers van de humaniteit elkaar vonden. ‘Verstand, vorming, humaniteit, tolerantie, autonomie – al deze begrippen, die kort tevoren nog als strijdleuzen tegen de kerk en het christendom dienden, bevinden zich nu opeens heel dicht in de nabijheid van het christendom’.

Hoe kon dit gebeuren, vraagt Bonhoeffer zich af. Het beslissende is, schrijft hij, dat ‘een terugkeer tot de oorsprong plaatsvond. In het uur van gevaar keerden de zelfstandig geworden en weggelopen kinderen van de kerk tot hun moeder terug. (…) Verstand, recht, vorming, humaniteit en hoe die begrippen ook allemaal heten, zochten en vonden in hun oorsprong nieuwe zin en kracht’. Wat is die oorsprong dan? Bonhoeffer vervolgt: ‘Deze oorsprong is Jezus Christus. In Solovjows vertelling van de Antichrist [38] krijgen in de laatste dagen voor de wederkomst van Christus de hoofden van de vervolgde christelijke kerken de vraag voorgelegd wat voor hen het meest kostbaar is in het christendom. ‘Wees niet bang voor Christus’Het beslissende antwoord luidt: het meest kostbare is Jezus Christus zelf. Slechts wie bij hem hoort, kan bestaan en overwinnen. Hij is het midden en de kracht van de bijbel, van de kerk, van de theologie, maar ook van de humaniteit, het verstand, het recht, de vorming. Naar Hem moet alles terug, slechts in zijn hoede kan het leven. Het kan een vooral onbewust weten zijn, waaruit in het uur van gevaar alles wat niet in handen van de Antichrist wil vallen, tot Christus zijn toevlucht neemt’.

Kardinaal Ratzinger heeft veel van wat Bonhoeffer opmerkt in het Duitsland van de jaren dertig en veertig, voor onze eigen tijd naar voren gebracht. Ook voor hem is duidelijk dat het christendom niet de vijand is van humaniteit en verstand. De woorden van Paulus aan de christenen te Filippi behouden ook vandaag hun actualiteit : ‘De Heer is nabij. (…) Houdt uw aandacht gevestigd op al wat waar is, al wat edel is, wat rechtvaardig is en rein, beminnelijk en aantrekkelijk, op al wat deugd en lof verdient’ (Fil. 4, 5b en 8). De eigen inbreng (dat wat Paulus benoemt als wat ons geleerd is en overgeleverd) van het christelijk geloof in de cultuur is uiteindelijk met een naam te benoemen: Jezus Christus. Christenen van verschillende confessies kunnen elkaar (zoals in de door Bonhoeffer aangehaalde vertelling van de Antichrist) in de belijdenis van die naam, in het midden van de wereld van vandaag, herkennen. Een bisschop van Rome hoeft daarbij geen struikelblok te zijn, integendeel!

Paus Benedictus XVI sloot de preek bij zijn inauguratie af met woorden van hoop en bemoediging, die hij ontleende aan zijn voorganger: ‘Weest niet bang! Opent wijd de deuren voor Christus! (…) Wie Christus binnenlaat, die verliest niets, helemaal niets van wat het leven vrij, mooi en groots maakt. Nee, pas in deze vriendschap gaan de deuren van het leven wijd open. (…) Weest niet bang voor Christus! Hij neemt niets en geeft alles. Wie zich aan hem geeft, ontvangt alles honderdvoudig terug. Ja, opent de deuren wijd voor Christus – dan vindt u het werkelijke leven’.

D. Wienen (1964) is theoloog en oud-praeses van Sola Scriptura, het Utrechtse dispuut van de C.S.F.R.. In 1995 trad hij toe tot de Rooms-katholieke kerk, hij werkt tegenwoordig voor de Nederlandse Bisschoppenconferentie. Dit artikel schreef hij op persoonlijke titel.

  1. Vergelijk hier het testament van Johannes Paulus II, een ontroerend document waarin de paus zich rekenschap geeft van zijn (en ieders) verantwoordelijkheid tegenover de Heer en Rechter over leven en dood, die ‘tegelijk Verlosser en Vader is’.
  2. De kritiek op Johannes Paulus II kreeg overigens rond zijn sterven ook volop de ruimte. Het lijkt beter te zeggen dat de vorige paus gewild of ongewild voor velen een ‘teken van tegenspraak’ was.
  3. Ratzinger werkte in de jaren vijftig mee aan de protestantse theologische encyclopedie Religion in Geschichte und Gegenwart.
  4. In dit verband is de bundel Schauen auf den Durchbohrten (1983) te noemen. In het woord vooraf omschrijft Ratzinger deze bundel als een poging de christologie vanuit een ‘spiritueller Aneignung’ te doordenken.
  5. Zie de interview-bundel Salz der Erde, overigens vormt deze bundel samen met vervolg-bundel Gott und Welt een uitstekende introductie in de persoon en het denken van Joseph Ratzinger.
  6. Zie Eberhard Jüngel, Aufklärung im Lichte des Evangeliums in FAZ (17-05-2005).
  7. Zie Einführung in das Christentum (1968), voorwoord bij nieuwe uitgave uit 2000, p. 23vv.
  8. Bij Ratzinger is dat steeds een aan de bijbelse teksten georiënteerde rede. Theologie is een ‘rationaliteit’ die binnen het geloof zelf blijft en die de eigen samenhang van het geloof ontwikkelt.
  9. Vgl. de bundel Glaube, Wahrheit, Toleranz, in het bijzonder de artikelen Wahrheit des Christentums, Das Christentum – die wahre Religion? en Glaube, Wahrheit und Kultur.
  10. Zo citeert Jüngel Ratzinger, vergelijk aangehaald werk, Das Christentum – die wahre Religion?, p. 137vv.
  11. Zie Glaube, Wahrheit, Toleranz (2003) en de bundel Werte in Zeiten des Umbruchs (2005).
  12. Zie in Werte in Zeiten des Umbruchs het artikel Was die Welt zusammenhalt–Vorpolitische moralische Grundlagen eines Freiheit-lichen Staates.
  13. Interessant is dat Ratzinger hier (evenals in een aantal ander recente publicaties) aangeeft dat het natuurrecht en het traditionale natuurbegrip, die in de katholieke denktraditie lange tijd belangrijke sleutel-begrippen waren in het gesprek met de seculiere samenleving en andere geloofs-gemeenschappen, ‘leider stumpf’ zijn geworden.
  14. Zo Habermas in een gesprek met de Duitse krant Die Welt (4 mei 2005).
  15. Girard merkt verder onder meer op: ‘This formula–the dictator-ship of relativism–is excellent. (...) We have more and more of relativism. And we have more and more people who hate any kind of faith. This is especially the case in the uni-versity. (...) Because all truths are treated as equal, since there is said to be no objective Truth, you are forced to be banal and super-ficial’.
  16. Zo in Werte in Zeiten des Umbruchs, p. 43 in een rede bij zijn opname als lid van de Academie Francaise.
  17. Zie Werte in Zeiten des Umbruchs, het artikel Wenn du den Frieden willst, achte das Gewissen jedes Menschen – Gewissen und Wahrheit, p. 114.
  18. Idem, p.120vv.
  19. Vanuit oecumenisch oogpunt is ook van belang dat in Dominus Jesus de geloofsbelijdenis van Nicea zonder filioque (dus volgens het oosters-orthodoxe gebruik) wordt weergegeven.
  20. Dat laatste is bijvoorbeeld al naar voren gebracht door Augustinus.
  21. Vergelijk hier de voordracht die Wolfgang Huber, luthers bisschop en voorzitter van de Duitse evangelische kerk, onder de titel Glauben verstehen–Protestantismus und Theologie hield op de Duitse evangelische kerkendag op 26 mei jl.
  22. Zie hiervoor b.v. alleen al het eerder aangehaalde Aufklärung im Lichte des Evangeliums.
  23. Ratzinger zelf schreef: ‘Bij de theologische dialoog gaat het er niet om het voor iedereen acceptabele en daarmee tenslotte voor beide partijen nuttige te vinden, veeleer gaat het erom achter de onderscheiden taalvormen diepere convergenties te ontdekken en het historisch toevallige van een tijdperk te leren onderscheiden van dat wat eigenlijk draagt’. Juist over dat ‘eigenlijk dragende’ in relatie tot het ‘historisch toevallige’ is dan nog wel een stevig gesprek nodig!
  24. Zie Luther and the unity of the Churches in Church, ecumenism and politics, p.117.
  25. Idem, p. 121.
  26. Zie Progress of e-cumenism in Church, e-cumenics and pol-itics, p. 138vv.
  27. Zie voor de visie op kerk, ambt en sacramentaliteit bijvoorbeeld Zur Gemeinschaft gerufen, op de verhouding Schrift en Traditie diverse interviews en onder andere het ook op internet te vinden artikel Biblische Exegese in Krise, voor de Marialogie het mooie en ook voor protestanten goed leesbare Die Tochter Zion, waarbij de sterk bijbelse oriëntatie en op Christus gerichte vroomheid opvalt.
  28. Op de site van de katholieke vereniging voor oecumene, www.oecumene.nl, zijn zowel de verklaring als de annex in Nederlandse vertaling te vinden.
  29. Zie verder b.v. Eberhard Jüngel, Ein wichtiger Schritt in Deutsches All-gemeines Sonntags-blatt, 4 juni 1999 en Kardinale Probleme in Stimmen der Zeit 124/11 (1999), p. 727-735. Jüngel prijst Ratzingers bijdrage aan de aanhang bij de oor-spronkelijke verklaring, die onder meer stelt: ‘dat de recht-vaardigingsleer een einzigartige betekenis in de hele samenhang van de fundamenteel trini-tarische geloofs-belijdenis van de Kerk toekomt’. De lutherse en Rooms-katholieke kerk verplicht-ten zich er overigens samen toe ‘de studie van de bijbelse fundamenten van de leer van de rechtvaardiging zo verder te verdiepen’ dat deze waarheid ‘in een voor mensen van onze tijd relevante taal uitgelegd wordt’.
  30. Zie Zur Gemeinschaft gerufen, p.144.
  31. Zie Gefärhliche Symptone in Zur Lage des Glaubens, p. 79-82.
  32. Ratzinger heeft een opvallende voorkeur voor de term ‘Petrusdienst’, die in het oecumenisch verkeer wellicht ook meer perspectief biedt.
  33. Zie The papal primacy and the unity of the people of God in Church, e-cumenics and politics, p.29-45 (een in-leiding uit 1978). Hij wijst hier in navolging van de vroege kerk op het innerlijk verband tussen Mt. 16; 16 en Mt. 16; 17 en 18, zonder de Christus-belijdenis van 16 zijn de woorden van Jezus in 17 en 18 niet te begrijpen: Petrus wordt rots van de kerk als drager van haar Credo, haar geloof in de Drie-ene God. Deze belijdenis uit te spreken kan echter nooit het eigen werk van de mens zijn en dus kan hij die in gehoorzaamheid de belijdenis spreekt, die hij uit zichzelf niet spreken kan, ook doen en worden, wat hij niet uit zichzelf kan doen en worden.
  34. Zie The progress of e-cumenism, aangehaald werk,p. 141.
  35. Vergelijk The papal primacy and the unity of the people of God, aangehaald werk, p.44vv. Ratzinger beschouwt het als een dienst van andere christenen wanneer zij in hun kritiek op het pausschap dat naar voren brengen ‘wat niet vicariële macht maar eigen macht is’.
  36. Vooral in Duitsland (en de lutherse wereld) is de uitnodiging ook al door protestanten opgepakt, zie bijvoorbeeld bisschop Manfred Kock Das Papstamt aus evangelischer Perspektive (2001).
  37. Juist de met Calvijn verbonden traditie kan een eigen (theologische) inbreng hebben in de oecumenische dialoog. Wellicht meer dan Luther bleef de grote hervormer uit Genève oog houden voor het belang van een (gereformeerd-)katholieke kerkopvatting.
  38. De merkwaardige 19e eeuwse Russische filosoof Vladimir Solovjow (1853-1900) was een pionier van de oecumene. Kort voor zijn dood schreef hij de Korte vertelling van de Antichrist. Als thema van zijn vertelling gaf Solovjow aan: ‘Is het boze slechts een natuurlijk gebrek, een onvolkomenheid, die vanzelf verdwijnt wanneer het goede toeneemt, of is het een werkelijke kracht, die door middel van verleiding over onze wereld heerst?’