Tegenwoordigheid van geest

G. Groenewoud - W. de Haas, J.F. van Os, B. Voorsluis

Achttien opstellen over spiritualiteit en mensbeschouwing gebundeld in een geel-bruine omslag, gesierd met de foto van een houtsnede van één van de redacteuren, vormen tezamen een prachtig boek, uitgegeven ter gelegenheid van het afscheid van professor Van Olst van de Vrije Universiteit te Amsterdam [1].

Van Olst is een bijzonder mens. Hij begon zijn wetenschappelijke carrière in de fysiologische psychologie. Later werd hij hoogleraar in de wijsbegeerte, waarbij hij zich met name bezighield met het mind - body vraagstuk. Weer later verschoof zijn interesse naar de spiritualiteit en liturgie en ontwikkelde hij de leergang wijsbegeerte en spiritualiteit.

Het vriendenboek omvat dan ook een breed spectrum aan artikelen, variërend van het thema van opwaartse en neerwaartse causaliteit bij Dennet en Hofstadter tot de plaats van psalm 23 in de moderne literatuur. De verbindende schakel tussen deze verschillende bijdragen is de ‘drive’ om inzicht en doorzicht, wetenschap en overgave, kennis en deugd, kortom wijsbegeerte en spiritualiteit bij elkaar te houden. Zo levert Angela Roothaan elementen voor een theorie van spirituele identiteit waarin het zelfverstaan wordt begrepen als een voortdurend hermeneutisch proces van mijzelf in contact met de ander en de Ander. Onder de mooie titel ‘Tot zichzelf komen’ borduurt Wim de Haas hierop voort door het element van tijd, verleden, heden, toekomst, als essentieel aspect in het levensverhaal te benoemen. Tot zichzelf komen in niet alleen hard werken, maar ook een zware verantwoordelijkheid. Vanuit de godsdienstpsychologie vraagt Heitink zich af hoe begeleiding hierbij, hij spreekt over de zorg voor de mens als geest, het beste geconceptualiseerd kan worden. Hij komt tot een interdisciplinair model voor levensbeschouwelijke zorg, geschikt voor een pluriforme samenleving.

Hans Alma stelt de vraag naar de spirituele waarneming. Wat ziet de mens als geest? In de zintuiglijke waarneming zijn dieptelagen te onderscheiden. De spirituele mens vermag de werkelijkheid in zijn verwijzende en metaforische betekenis te verstaan. Joke van Saane verduidelijkt dit verder door de begrippen pre-intentioneel, intentioneel en meta-intentioneel te introduceren, terwijl Agneta Schreurs in een interessante bijdrage op zoek gaat naar grondstructuren (een grammatica) van metaforisch denken, handelen, leven.

Ook de geschiedenis komt aan bod. Kees Waaijman betoogt op erudiete wijze dat het begrip ‘verstandigheid’ bij Aristoteles ook de spirituele notie van onderscheiding van geesten in zich bergt. Gerben Groenewoud gaat nader in op overeenkomsten en verschillen tussen Augustinus en Thomas met betrekking tot vroomheid en deugd. Thomas Merton komt aan bod (Kick Bras) en ook Franciscus van Assisi (Theo Zweerman), deze laatste vanuit de belangrijke vraag hoe dienstbaarheid en zelfverloochening zich verhouden tot het moderne levensgevoel. Moderniteit, en dan vooral in zijn ideologisch karakter, staat ook centraal in de bijdrage van Bod Goudzwaard. Moderniteit is geen doem of lot, maar vraagt om een geestelijk antwoord.

In de liturgie krijgt de spiritualiteit zijn hoogste spits en zijn diepste vertolking. Datgene waarover we niet durven theoretiseren en daar waar onze rationele argumentatie stokt, daar klinkt het lied (waarin belijdenis overgaat in overgave) in de gewijde ruimte van het kerkgebouw. De laatste drie artikelen gaan dan ook over de psalmen.

Al met al, juist in zijn diversiteit, is Tegenwoordigheid van Geest een mooie bundel, die ik zeker nog eens ter hand zal nemen om het één of andere artikel te herlezen.

  1. Uitgeverij Meinema, Zoetermeer, 2001, 304 blz., ƒ 49,50.