Vormen van kapitalisme

Markten, instituties, macht
Theo van de Klundert

In dit boek geeft Theo van de Klundert een kritische analyse van de markt[1]. In de laatste decennia is de populariteit van de markt als coördinatiemechanisme sterk toegenomen ten koste van zowel overheidsregulering als informele vormen van huishoudelijke economie. De markt wordt traditioneel verdedigd met twee kernargumenten. Allereerst bevordert de markt de economische groei en daarmee ook de werkgelegenheid en de welvaart. In de tweede plaats geeft de markt de consument veel vrijheid. In een volledige concurrerende markt hebben aanbieders geen enkele vorm van macht. Van de Klundert laat echter zien dat in de praktijk de markt niet zo gunstig uitwerkt als vaak wordt aangenomen.
Het boek bestaat uit drie delen. In deel 1 wordt de theorie van de markt uiteengezet. Daarbij heeft Van de Klundert niet alleen oog voor de neoklassieke visie op de markt, maar betrekt hij ook de institutionele economie en marxistische economie. Hierdoor krijgt eigendomsrechten en wetgeving maar ook normen en sociaal kapitaal veel aandacht. Sociaal kapitaal betreft de verzameling van normen die het sociaal gedrag in een gemeenschap reguleren. Naarmate de mensen zich beter aan bepaalde normen van goed gedrag houden, kan de markt efficiënter functioneren. Bij de Marxistische economie valt het oog op het belang van machtsvorming op de markt en de eigendom van productiemiddel als machtsfactor. Hoewel Van de Klundert geen stelling neemt tegen het marktmechanisme, betoogt hij wel dat marktfalen ontstaat waar accumulatie van kapitaal tot machtsconcentratie leidt. De kritiek van anti-globalisten wordt serieus genomen en gewogen. Concurrentie leidt vaak tot concentratie en machtige megaconcerns, die vervolgens door hun macht de instituties en de voorkeuren van hun consumenten naar hun hand weten te zetten, onder andere door beheersing van de media. Het primaat van winstgevendheid leidt tot een eenzijdige selectie van economische activiteiten en daarmee tot een verschraling van het goederenaanbod en de cultuur.
In deel 2 analyseert van de Klundert de werking van het kapitalisme in verschillende delen van de wereld: Latijns Amerika, het Westen, in ontwikkelingslanden en in Rusland. In Latijns Amerika heeft het kapitalisme gefaald, omdat bestaande machtsverhoudingen de introductie van nieuwe technologieën in de weg stonden. Een breed scala aan instituties, zoals het politieke kiessysteem, het schoolsysteem en de hoge mate van concentratie in de financiële markten zorgden ervoor dat de geprivilegieerde positie van de elite in stand bleef, ten koste van economische groei en verbetering van het lot van de armen. Voor wat betreft het kapitalisme in het Westen analyseert Van de Klundert de relatie tussen inkomensverdeling en politieke stelsels en gaat hij in op de culturele verschillen tussen de VS en Europa. Hij laat zien dat de West-Europese landen economisch niet onderdoen voor Amerika. Weliswaar is de productie per hoofd het hoogste in de V.S., maar daar staat tegenover dat de vrije tijd daar beduidend lager is. Niettemin is er druk voor Europa om het Europese model, het zogenaamde Rijnlandse model, aan te passen aan het Amerikaanse model, het zogenaamde Angelsaksische model. Dit kan leiden tot grotere ongelijkheden in de inkomens- en vermogensverdeling. Bij de toepassing van het marktmodel op mondiaal niveau is de kritiek van anti-globalisten dat marktwerking veelal zo vormgegeven wordt dat de belangen van rijke landen worden gediend. Bovendien beschikken ontwikkelingslanden lang niet altijd over de instituties (zoals eigendomsrechten en antimededingingsbeleid) die noodzakelijk zijn om de markt goed te laten werken. Protectionistische maatregelen zijn soms nodig om meer hoogwaardige industrieën (infant industries) te ontwikkelen die kunnen concurreren met het Westen. In het laatste hoofdstuk van deel 2 beschrijft Van de Klundert Ruslands’ moeizame overgang naar de markteconomie. Wederom blijkt het ontbreken van goede instituties een belangrijke oorzaak te zijn geweest waarom na 1990 de economie geen groei, maar juist een enorme terugval en groeiende ongelijkheid te zien gaf. Ook het sociaal kapitaal dat nodig is om de markt goed te laten functioneren ontbrak.
In het derde deel richt van de Klundert zich weer op de markteconomie in het Westen. In het laatste hoofdstuk beziet hij op welke manier het kapitalisme afbreuk doet aan sociale waarden en zo op den duur zichzelf ondergraaft. Van de Klundert pleit ervoor dat Europa kiest voor een kapitalisme met een menselijk gezicht. Daarvoor wijst hij op het belang van de civil society en maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ook ziet van de Klundert een belangrijke rol weggelegd voor het onderwijs. De universiteit moet zijns inziens een gemeenschap van docenten en studenten zijn, die in gezamenlijk overleg de cultuur bewaken. Wetenschappers dienen een dissident geluid te laten horen in het politiek strijdgewoel.
Het boek van Van de Klundert is toegankelijk voor een breed publiek. Het biedt veel actuele informatie en verwerkt veel recente literatuur uit internationale wetenschappelijke tijdschriften. Wat de analyse van Van de Klundert ook heel interessant maakt is dat hij neoklassieke theorie goed weet te combineren met institutionele en marxistische economie en de interdependenties tussen economische en politieke structuren en de cultuur schetst. Waar veel studenten het idee hebben dat Marx al lang achterhaald is, laat Van de Klundert zien dat zijn analyse op onderdelen nog steeds heel relevant is. Alhoewel de bewegingswetten van het kapitalisme zoals Marx die schetst niet allemaal tot vervulling komen, laat de huidige wereldeconomie nog steeds veel illustraties zien van accumulatie, concentratie, vervreemding en verpaupering.
De lezer blijft soms wel zitten met het gevoel welke implicaties de analyse van Van de Klundert nu dient te hebben voor de praktijk van de economische politiek, zoals het belasting- en sociale zekerheidsstelsel, het antimededingingsbeleid, milieubeleid, en dergelijke. De analyse is zo breed, dat er nog een hele vertaalslag is te maken naar de praktijk van de politieke besluitvorming. Voor economen blijft het ook lastig om aan te geven welke criteria aan de beoordeling van de markt en de geïmpliceerde inrichting van de economie ten grondslag dienen te liggen. Nu kunnen we dat Van de Klundert niet kwalijk nemen, hij is geen ethicus. Maar waar kritische economen een breder welvaartsbegrip willen gaan hanteren dat gebruikelijk is onder economen, ontkomen zij er niet aan om duidelijkheid te scheppen aan welke criteria een markt wel moet voldoen. Kortom, het boek van van Van de Klundert zet aan het denken, maar ook aan het werk.

  1. Uitgeverij Lemma BV, Utrecht, 2005, € 30,-, ISBN 9059313550